Deel 1
We leven slechts om schoonheid te ontdekken. Al het andere is een vorm van afwachten.
(Kahlil Gibran – Zand & schuim, 1926)
Diederik Stahlmann genoot van een rustig moment. Hij nipte aan een kop koffie, las de krant en wachtte tot men hem zijn avondmaal bracht. Omdat hij een majoor bij de Wehrmacht was, schonk de eigenaar van dit gastenhuis hem al zijn slaafse aandacht. Hij bracht hem een dienblad vol heerlijk ruikende broodjes en schraapte beleefd zijn keel.
“Uw maaltijd, majoor,” zei hij, hem bij zijn rang aansprekend. “Is dat de krant van vandaag?”
“Jazeker,” antwoordde Stahlmann zuchtend terwijl hij de krant dicht vouwde en naar de datum in de rechterbovenhoek gebaarde. “Van vandaag. En ook morgen geven ze regen, kijk maar, hier staat het. Voor vrijdag 24 juli 1939, een warme dag, maar bewolkt en met af en toe een bui. Ik begin me ernstig af te vragen of het deze zomer ooit nog ophoudt met regenen.”
Na een blik over Stahlmanns schouder en op het weerbericht te hebben geworpen, boog de man zich naar voren. Stahlmann rook zijn overvloedig aangebrachte haarlotion.
“Ik moet met u spreken, majoor. Na uw avondeten. Het gaat over de Joodse vrouwen van aan de overkant.”
Stahlmann knikte kort. Een rat. Er vertrok een spiertje bij zijn rechtermondhoek. Het had zo een lieflijk dorp geleken, dacht hij geërgerd. Waarom moest er toch altijd iemand zijn die zijn rust verstoorde? Allemachtig, wat was dat toch met die Joden? Het was niet alleen Hitler, heel de partijtop ging vreselijk tekeer tegen die mensen. Hem interesseerden al die politieke spelletjes maar matig. Fotografie en kunst, dat boeide hem. Stahlmann was geen frontsoldaat, hij was een legerfotograaf die voor het ministerie van propaganda werkte, maar hij minachtte lafaards en verraders zoals deze rat. En zomaar opeens smaakte zijn koffie ongemeen bitter, de jam miste zoetigheid en er zat te weinig zout in de broodjes.
Na het eten luisterde hij geduldig naar wat die verrader hem te vertellen had over de bewoners van het huis aan de overkant. Veel was dat niet, er leefde een Joodse weduwe met haar twee dochters. Hun naam luidde Kranzen en ze verlieten hun huis niet vaak, alleen wanneer ze iets nodig hadden in de dorpswinkel kwamen ze naar buiten. Stahlmann kon er niet onderuit, hij beloofde aan de rat om een kijkje te gaan nemen bij de weduwe.
Hij stak de straat over en zag zichzelf weerspiegeld in een grote plas regenwater. Het was al donker, maar de maan was bijna helemaal vol en het maanlicht hulde de straat en de huizen in een zilveren gloed. De gevel van het kleine huis had nodig een opknapbeurt nodig, dacht hij terwijl hij aanbelde bij de Kranzen. Aan de andere kant van de deur werd een sleutel omgedraaid en er verscheen een verweerd vrouwengezicht in de deuropening. De rest van haar hoofd was bedekt, want ze droeg een soort kap, als een kloosterzuster, maar helemaal zwart. Stahlmann vermoedde dat het rouwkledij moest zijn.
***
Judith Kranzen schrok zichtbaar bij het zien van de man in uniform.
“U hoeft niet bang te zijn, Frau Kranzen,” zei Stahlmann. Hij glimlachte vriendelijk en hief zijn handen op. “Ik wil u of uw dochters geen kwaad doen. Mijn naam is Stahlmann en ik ben majoor bij de Wehrmacht. Mag ik even binnenkomen?”
Ze knikte en opende de deur, maar alle kleur was uit haar gezicht verdwenen. Stahlmann volgde haar naar binnen en kwam meteen in de schaars bemeubelde woonkamer terecht. Er brandde een zuinig vuur in de haard en de twee dochters van Frau Kranzen zaten op een zitbank. Ook in hun wijd opengesperde ogen las Stahlmann angst. Ze droegen lange zwarte rouwjurken en hun haren waren strak naar achteren gekamd. De stof van hun jurken was zwaar en dik, ze moesten sterven van de warmte onder die kleren, dacht hij.
“Mijn dochters Gretel en Efrat,” zei de weduwe terwijl ze in hun richting gebaarde. “Mijn naam is Judith Kranzen. Wij wonen hier alleen tot ik genoeg geld bij elkaar heb gespaard voor onze reis naar Londen. Daar hoop ik onderdak te vinden bij de broer van mijn overleden man.”
Stahlmann maakte aanstalten om haar een vraag te stellen, maar hij werd afgeleid door een geluid vanuit de aangrenzende ruimte. Er verscheen een argwanende blik in zijn ogen en zijn hand tastte naar zijn pistool. De Lüger zat in een lederen holster aan zijn wapenriem en hij had de flap al open geknipt.
“Ik dacht dat u zei dat jullie hier alleen woonden?”
“O, dat is Esther maar,” zei Judith snel. “Ze heeft de bel gehoord en zal aan de deur van haar kamer staan luistervinken. Die verdorven vrouw kent schaamte noch opvoeding. Waarschijnlijk begluurt ze ons door het sleutelgat.”
“Esther?” Stahlmann klonk wantrouwig. “Nog een dochter?”
“Mein Gott, nee.” Judith Kranzen rolde met haar ogen. “Esther komt uit Berlijn. Er is daar veel vijandigheid tegenover Joden, zoals u misschien wel weet. Vrouwen zoals Esther worden er lastig gevallen op straat. Ze is een ver familielid van mijn man en ze kon nergens anders terecht. Ik laat haar het huishouden doen, maar ik ben haar liever kwijt dan rijk.”
Stahlmann voelde onmiddellijk sympathie voor de vrouw die hij niet kende, maar die hier blijkbaar ongewenst was. Frau Kranzen sprak beschaafd en gedroeg zich beleefd, maar hij herkende een feeks als hij er één zag.
“Wat is er dan mis met Esther?”
“Ze is een zondige vrouw en in Berlijn leefde ze in een verdorven milieu,” antwoordde Judith. “Ik wil niet klagen, want hier gedraagt ze zich volgzaam en afstandelijk. Ze heeft me nog niet één keer iets geweigerd, maar ik wist van mijn man dat ze tot voor enkele maanden in een cabaret werkte, als naaktdanseres.”
De manier waarop Frau Kranzen het woord ‘naaktdanseres’ uitsprak zei Stahlmann genoeg. Ze verachtte Esther. Op zichzelf had het woord echter een tegenovergesteld effect. In zijn gedachten zag hij een exotische Mata Hari voor zich terwijl hij zich een voorstelling maakte van de naaktdanseres. Zijn aanvankelijke sympathie voor de mysterieuze Esther nam nog toe.
“Waarom stuurt u haar dan niet gewoon weg, Frau Kranzen? Als u haar hier niet wil hebben?”
“Omdat niemand haar wil hebben, majoor.” Judith slaakte een diepe zucht. “Ik heb al mijn familieleden en kennissen aangeschreven, maar welke eerlijke Jood wil er een snol uit Berlijn in huis nemen? Het leven is zo al moeilijk genoeg. Haar zomaar buiten gooien kan ik niet, dan zou ze mij en mijn arme meisjes aan de bruinhemden verraden, dat weet ik wel zeker.”
Alles wat de weduwe Kranzen zei, klonk logisch als je dacht zoals zij dacht, maar Stahlmann dacht anders dan Frau Kranzen en zijn nieuwsgierigheid was gewekt. Hij kende geen naaktdanseressen, niet in Berlijn of daarbuiten. Het idee van Esther had zijn erotische verbeelding geprikkeld. En om een gezicht te plakken op het verhaal van de schaamteloze zondige vrouw, moest hij de Jodin zien.
“Nu ik haar geschiedenis ken, zou ik Esther graag even ontmoeten,” zei hij rustig. “Kan dat?”
Heel even leek het alsof zijn vraag Judith verraste, maar de oude vrouw herpakte zich snel.
“Als u dat wenst, zeker,” antwoordde ze toegeeflijk, want ze had zojuist een ingeving gekregen.
Misschien was het bezoek van deze officier een godsgeschenk, dacht ze bij zichzelf. Hij leek haar iemand die best een meid kon gebruiken. Ja, met een beetje meeval, zouden zij en haar dochters voorgoed van die Berlijnse snol verlost zijn.
“Gretel en Efrat,” zei ze kort. “Hier komen, meisjes. We gaan onze meid halen.”
Esther sprong haastig weg van de deur toen Judith en haar dochters er aan kwamen. Ze had door het sleutelgat naar die legerofficier staan gluren. Geen bruinhemd, godzijdank. Nee, het was er een van de Wehrmacht en hij droeg niet eens een swastika rond zijn arm. Hij was dus niet gekomen om hen te arresteren. Bovendien vond ze hem knap om naar te kijken, een goed uitziende en verzorgde man. Hoe oud zou hij zijn? Halverwege de dertig, dacht ze, iets in die buurt.
Toen Judith haar kamer binnenkwam, zonder kloppen of niets, lag Esther met een boek in haar handen op haar opgemaakte bed, slechts gekleed in een van haar Berlijnse onderbroekjes. Ze sliep altijd in zo een ondeugend broekje. Ze deed dat met opzet, omdat ze wist dat het Judith mateloos irriteerde om haar zo bloot te moeten aanschouwen.
“Mein Gott, Esther,” riep Judith uit. “Schaam jij je dan nergens voor? Je hebt toch ook gehoord dat we mannelijk bezoek hebben? Trek iets van kleren aan, want de majoor wil jou ontmoeten.”
Esther keek op van haar boek. In de half dicht geknepen ogen van Judith las ze alleen maar woede en afschuw, maar Gretel en Efrat bekeken haar met afgunst. Ze wist dat de twee meisjes jaloers waren op haar lichaam. Ze was nochtans vermagerd sinds ze hier woonde, want Judith gaf haar niet veel te eten. Haar spieren waren zichtbaar onder haar huid en haar ribben waren te zien, en alles zat wat strakker, maar haar vrouwelijke rondingen waren grotendeels bewaard gebleven. Ze schraapte haar keel.
“Waarom wil hij mij ontmoeten?”
Judith knarsetandde. “Wat is dat nu voor een vraag? Hij wil je zien en daarmee uit!”
“Heb je hem verteld over mijn verleden?” Esther fronste vragend haar wenkbrauwen. “Over Berlijn?”
“Ja,” antwoordde Judith nors. “Trek je jurk aan en kom met ons mee, Esther. Een majoor laat je niet wachten. Die man kan ons veel problemen bezorgen!”
“Nee,” zei Esther kalm.
Judith Kranzen voelde haar adem stokken in haar keel en voor een ogenblik dacht ze dat haar geschokte hart zou ophouden met slaan.
“Wat? Durf jij mij tegenspreken?” Ze vloekte hardop. “Jij… Jij, Berlijnse snol dat je bent! Je zult me gehoorzamen, hoor je me?”
Esther liet zich van haar bed glijden en kwam overeind. Ze was groter dan Judith en haar dochters, maar door haar trotse houding leek ze nog veel groter. Ze had de oude vrouw nooit eerder tegengesproken en al haar bevelen gehoorzaam opgevolgd, tot vandaag. Esther had niet alles kunnen horen wat men binnen gezegd had, maar ze had de lichaamstaal van de legerofficier nauwkeurig gadegeslagen tijdens zijn gesprek met Judith. Ze wilde weg uit dit huis en ze was het beu om als een ongewenste werkvrouw behandeld te worden.
“En?” De toon waarop Judith haar meid tot spoed aanmaande, verried haar diepe minachting voor de jonge vrouw. Haar ogen keken naar de jurk die Esther daarnet aan de muur had opgehangen. “Ik wacht, Esther!”
In plaats van haar jurk aan te trekken, schoof Esther haar onderbroekje over haar dijen omlaag. Judith zag de pretlichtjes in haar ogen terwijl de jongere vrouw parmantig uit dat schandalige broekje stapte.
“Wat doe je, Esther?” Judiths stem schoot uit terwijl ze met afgrijzen naar het zwarte donsvachtje tussen Esthers benen staarde. “Heb je jouw verstand verloren, domme meid? Trek iets aan in godsnaam!”
“Waarom zou ik?” Er klonk nauwelijks verholen spot door in haar stem. “Je hebt die man verteld wat ik deed voor ik de stad ontvluchtte, toch? Je hebt hem geprikkeld en ik geloof dat hij het spannend vond. Hij is nieuwsgierig naar de naaktdanseres uit het Berlijnse cabaret, niet naar jouw inwonende meid.”
Judith stond perplex. Haar kleine mond klapte open en dicht, en ze hapte naar lucht als een vis die men op het droge had geworpen.
“Kunnen we, Frau Kranzen?” Esther glimlachte uitdagend en plaatste haar handen in haar zijden. “Een majoor laat je niet wachten.”
Het sarcasme in Esthers stem bracht Judith weer bij haar positieven. Ze wenkte haar dochters, stapte naar voren en gaf Esther een klap in het gezicht.
“Houd haar vast, meisjes,” gromde ze, en onmiddellijk grepen Efrat en Gretel ieder een van Esthers armen beet. Op dat eigenste moment zwaaide de deur van de meidenkamer wijd open. Diederik Stahlmann was ongeduldig geworden en de majoor kwam door de deur naar binnen.
“Frau Kranzen! Wat gebeurt er hier allemaal? Ik sta al langer dan vijf minuten op jullie te wachten,” bromde hij.
Toen zag hij Esther. De aanblik van haar blanke naakte lichaam tussen de drie in rouwkleren gehulde vrouwen overweldigde hem. Het leek een stilleven zoals ze daar stokstijf in dezelfde houding bleven staan, want zijn stem had boos geklonken en dat had de vier vrouwen doen verstarren. Stahlmanns eerste gedachte was dat hij een foto van dit tafereel wilde maken, zijn tweede gedachte was dat het lichaam van Esther beeldschoon was. Hij keek er naar en kon zijn ogen er niet van afhouden. Het was liefde op het eerste gezicht tussen het lichaam van Esther, en de ogen van majoor Diederik Stahlmann. Liefde op het eerste lichaam, zo zou hij het later grappend noemen. Heel even flitste zijn blik omhoog, want hij wilde haar ogen zien, maar Esther hield die gesloten. Niet zoals de twee dochters van Frau Kranzen, die met misprijzen en arrogantie op Esthers naakte lichaam neerkeken, en die zich al verheugden op de straf die haar ongetwijfeld te wachten stond na het vertrek van de majoor. Esthers gezicht, nog steeds met de ogen gesloten, drukte gelatenheid uit en ze leek ontspannen. Een eerder onopvallend gezicht, dacht Stahlmann. Esthers neus was aan de lange kant, haar steile zwarte haren reikten net tot over haar oren en waren slordig geknipt. Ze had volle zinnelijke lippen en de aanzet van een kuiltje in haar kin.
Maar haar lichaam! Het lichaam van Esther was volmaakt, het was Stahlmanns vleesgeworden jongensdroom. Hij leek zijn grip op de realiteit te verliezen terwijl hij naar de vloeiende lijnen van dat naakte vrouwenlichaam staarde. Stahlmann ging er volledig in op en al zijn andere gedachten verdwenen naar de achtergrond. Esther had sierlijke armen en schouders en haar borsten waren volmaakt van vorm. Haar buik en zijden waren gespierd en welfden zich in wondermooie curven tot aan haar prachtige heupen. Haar lange dijen gingen over in een paar rechte benen en daartussen bewonderde hij een weelderig, maar verzorgd vachtje van pikzwarte haartjes dat fel afstak tegen de blankheid van haar naakte dijen. Eronder zag hij het gleufje van haar grote schaamlippen en hij kon voelen hoe zijn penis zich roerde. Een golf van warmte voer door zijn onderbuik en heel even dacht hij dat hij dit alles droomde, dat het niet echt gebeurde.
Opeens hoorde hij de weduwe Kranzen zachtjes kuchen en dat geluid wekte hem uit zijn dagdroom.
“Euh… Majoor?”
“Ja?” zei hij bits. Zijn ogen maakten zich los van Esthers zwartbehaarde gleufje. Zodra hij zich herinnerde waarom hij in deze kamer naar binnen was gekomen, verscheen er een strenge blik in zijn blauwe ogen en Stahlmann herhaalde zijn vraag van daarnet. “Wat gebeurt hier allemaal, Frau Kranzen? En waarom is die vrouw naakt?”
“Dat is haar eigen schuld, majoor,” antwoordde Judith verdedigend. “Esther weigerde om zich aan te kleden, hoe ik ook aandrong! Die schaamteloze snol was vastbesloten om haar lichaam naakt aan u tonen, ik zweer het u!”
Stahlmann fronste zijn voorhoofd. Hij richtte zijn aandacht op Esther en keek recht in haar donkerbruine ogen. Die waren open nu en de jonge vrouw sloeg haar blik niet neer.
“Is dat waar, Esther?”
Ze knikte, zei dat Frau Kranzen de waarheid had gesproken en terwijl ze met hem sprak ondernam ze geen enkele poging om haar naaktheid te bedekken. Ze leek zich ook geen zorgen te maken om zijn reactie op dit alles, dacht Stahlmann geïntrigeerd. Met tegenzin wendde hij zijn blik af van haar lichaam en sprak tot Frau Kranzen.
“Laat die vrouw gaan,” zei hij kortaf. Het klonk alsof hij een bevel gaf aan een van zijn onderofficieren. “En laat ons alleen.”
Nadat Frau Kranzen en haar dochters de meidenkamer hadden verlaten, waren ze alleen. Stahlmann liet zijn blik door de kamer dwalen. Er stond een bed en een wastafel, meer niet. Esther had zelfs geen linnenkast, ze moest het doen met twee eenzame kleerhangers aan de muur om haar jurken en haar overjas aan op te hangen. Aan de linkse muur hing een houten plank voor haar ondergoed en kousen. Toen viel Stahlmanns blik op het verfrommelde broekje naast haar bed. Hij stapte naar voren en bukte zich om het van de grond op te rapen.
“Fijne onderkleding,” zei hij terwijl hij het broekje tussen zijn duim en wijsvinger omhoog hield. “Uit Berlijn?”
Esther had zich niet bewogen, maar nu knikte ze langzaam met haar hoofd. Haar borsten deinden zachtjes mee toen ze dat deed. Ze stond nog steeds op dezelfde plek, in het midden van de kamer.
“Ja, majoor. Uit Berlijn.”
Van onder haar lange wimpers zag ze hoe de majoor om haar heen draaide. Hij keek naar haar blote rug en billen. Ze hoorde hem zuchten en vroeg zich af wat hij nu zou gaan zeggen.
“Mijn naam is Diederik Stahlmann,” stelde hij zichzelf voor. “Noem mij Diederik. Het heeft geen zin om formeel te doen als je naakt voor me staat en ik naar je kijk.”
Esther knikte opnieuw, maar deze keer zei ze niets. Ze voelde aan dat hij nog niet uitgesproken was. Achter haar rug hoorde ze hem bewegen en even later stond hij alweer voor haar.
“Je hebt een heel mooi lichaam, Esther. Ik ben een fotograaf en kunstliefhebber, dus ik heb al wat naakten gezien, maar jouw lichaam is misschien wel het mooiste vrouwenlichaam dat ik ooit gezien heb. Ik zou je graag fotograferen.”
“Dat zal Frau Kranzen niet leuk vinden,” zei Esther. “Ik geloof niet dat zij me daar toestemming voor zal verlenen.”
“Naar de hel met Frau Kranzen,” gromde Stahlmann. “En laat die spelletjes achterwege. Vertel me liever eens waarom je jezelf naakt aan mij wilde tonen? En geef antwoord op mijn eerste vraag.”
“Je mag mij fotograferen.” Esther had snel gesproken. Ze wilde hem niet tegen de haren in strijken. Ze vond hem leuk en aardig, en ze had zijn hulp nodig om uit dit vreselijke huis te ontsnappen. “Met of zonder kleren aan, Diederik. En zo vaak je wilt. Ik zal met plezier voor je poseren.”
Stahlmann glimlachte.
“Bedankt,” zei hij. “Maar ik had nog een vraag gesteld.”
“Mijn lichaam is mijn laatste bezit, het enige wat ik nog over heb,” zei ze stilletjes. “Natuurlijk heb ik ook mijn gedachten, mijn verstand en mijn gevoelens. Maar voor een man die me niet kent, zijn die dingen niet zo waardevol als mijn lichaam. Het is het enige wat ik heb om mee te uit te pakken. Het is mijn munt.”
Stahlmann trok één wenkbrauw op. “Dat is niet gelogen. En dan ben je schatrijk, want je bent beeldschoon.”
Nu was het Esthers beurt om hem te bedanken, wat ze ook deed. Ze sloeg hem gade en lette op zijn lichaamstaal. Zoals hij daar stond te draaien, zijn blikken… Dat alles gaf haar de absolute zekerheid dat Diederik haar begeerde. Alles aan hem straalde verlangen en hunkering uit. Ja, dacht ze, hij leek voortdurend te aarzelen om haar lichaam aan te raken. En ze wilde dat hij haar aanraakte. Ze wilde niets liever! Ze schraapte weifelend haar keel.
“Mijn naam,” begon ze. “Esther. Weet je wat die betekent?”
“Nee,” antwoordde Stahlmann. “Ik ben iemand die gezichten onthoudt, die blijven me bij. Gezichten en beelden. Een naam vergeet ik meestal meteen nadat men mij die noemt.”
Ze grinnikte. “De twee dochters van Frau Kranzen?”
“Geen idee.”
Esther schoot in de lach.
“Mijn naam betekent verborgen in het Hebreeuws,” zei ze nadat ze uitgelachen was. Haar stem werd ernstig. “En zo voel ik me ook sinds ik bij Frau Kranzen woon. Ze verbergt me voor de buitenwereld en ze schaamt zich voor mij, voor de dingen waar ik voor sta. Ze vindt mijn seksualiteit zondig en mijn levenslust en vrijheid van denken, dat zijn ook zaken die Frau Kranzen als verwerpelijk beschouwt. Ze haat me en door me in dit miserabele kamertje te verbergen, hoopt ze dat ik van pure verveling in een bekeerlinge zal veranderen. Ik denk dat men in het dorp niet eens weet dat ik hier woon. Ik wil hier niet langer eenzaam en weggestopt leven, Diederik. Dan ga ik liever dood. Sinds mijn komst hier heb ik geen enkele keer met iemand anders dan de Kranzen gesproken en ik ben al in geen maanden meer door een man aangeraakt.”
Haar stem haperde even toen ze die laatste zin uitsprak. En in plaats van verder te praten, reikte ze naar zijn rechterhand. Haar kleine handen sloten zich rond die hand en ze leidde die naar het zwartbehaarde plekje tussen haar benen. Voor ze hem liet voelen, keek ze met vragend gefronste wenkbrauwen naar Diederik op.
“Mag ik?”
Stahlmann knikte en liet haar doen. Hij voelde hoe ze zijn hand op haar venusheuvel legde. De stugge zwarte haartjes streken langsheen zijn vingers. Het was zo opwindend dat zijn penis in enkele tellen verhardde en zijn volle omvang bereikte. Het bloed klopte in zijn eikel en dat kloppen werd nog dwingender toen Esther zijn hand naar omlaag leidde, naar de plek waar hij haar warme vochtigheid kon voelen. Haar lipjes voelden heet aan, heet en glibberig van het kleverige vocht dat vanuit de opening van haar geslacht opwelde.
“Voel je het?” Ze bewoog zijn hand op en neer over haar natte lipjes en dat terwijl ze hem vragend in de ogen keek. “Voel je het, Diederik?”
“Ja, ik voel het,” zei hij schor, en meer zei hij niet. Hij voelde zich geroerd door de manier waarop Esther zich aan hem gaf. Haar kwetsbare eerlijkheid ontroerde hem en voor het eerst in zijn leven voelde Diederik Stahlmann zich in staat tot een onbaatzuchtige daad tegenover een vrouw waar hij seks mee wilde hebben. Hij bewoog zijn vingertoppen, voelde het harde knopje van haar clitoris en raakte haar op die plek aan. Eerst aarzelend, plagend haast, zodat ze naar adem hapte en hij haar heup voelde schokken. Maar al gauw veranderden zijn schijnbaar toevallige aanrakingen in echte, doelbewuste liefkozingen. Zonder een woord te spreken, liet hij zijn vingers spreken.
“Oh! Hhhggg… O!” Esther slaakte stille kreetjes van genot. Ze stond nu te trillen op haar benen. “O, ja! Ja! O, god! Oh! Oooow!”
Ze spreidde haar dijen nog verder uit elkaar en probeerde koortsachtig om niet al te luid te kreunen. Ongegeneerd bewoog ze haar heupen op en neer, haar dik opgezwollen knopje drukte ze nog dichter tegen de strelende vingers van Diederik aan. Ze bereikte haar hoogtepunt en de gevoelige opening van haar geslacht voelde anders nu, die tintelde en voelde als haar gloeiend hete, druipnatte en geile kut. Ze wilde Diederik diep in haar binnenste voelen stoten. Ja, ze wilde dat hij zijn penis tevoorschijn haalde en er haar helemaal mee vulde. Esther had de grote bobbel vooraan in zijn broek gezien, ze wist dat hij er ook naar verlangde en ze wilde zich aan hem geven. Aan de man die voor haar stond, naar haar keek en die haar zojuist zalig had laten klaarkomen.
“Dat was lief,” fluisterde ze terwijl ze haar arm uitstak en haar hand aarzelend op de zwelling in zijn broek legde. “En het voelde heerlijk zoals je me liet komen.”
Stahlmann voelde wat ze deed, maar op dat moment hoorde hij de nasale stem van Frau Kranzen die in de aangrenzende kamer met haar dochters praatte. Dat bracht hem terug in de realiteit. Hij speelde een gevaarlijk spel en hoe graag hij ook aan zijn verlangen wilde toegeven, dit was noch de tijd, noch de plaats daarvoor.
“Niet hier,” zei hij. Zijn arm reikte naar omlaag en duwde haar hand weg van zijn broek. Zijn andere hand streelde haar wang en hij glimlachte naar haar. “Laten we Frau Kranzen niets geven wat ze tegen mij kan gebruiken. Ik wil je, Esther, dat weet je, maar eerst wil ik je hier weghalen.”
Esther knipperde met haar oogleden. Had ze dat goed verstaan? Ja! Hij zou haar uit dit pesthol bevrijden, hij had het gezegd.
“Hoe?” Ze keek vragend naar hem op. “Hoe ga je me hier weghalen, Diederik?”
“Ik neem je mee,” antwoordde hij. “Kleed je aan en zoek je spullen bij elkaar terwijl ik mijn wagen en mijn bagage ga ophalen. Ik dacht hier in het dorp te overnachten en pas morgen naar mijn huis in München te rijden, maar de eigenaar van het gastenhuis is niet te vertrouwen. Hij was het die me over de Kranzen vertelde.”
“Ik kan het niet geloven,” zei Esther. “Je meent het echt… Je zult er geen spijt van krijgen, Diederik.”
Stahlmann grijnsde. “Er is nog tijd genoeg om me te bedanken. Nu ga ik met Frau Kranzen praten en over tien minuten kom ik terug om je op te pikken. Zorg dat je klaar staat.”
© F.A.W. Malach 2012