Draculaatje

Informatie
Geschreven door Miel
Geplaatst op 21 februari 2018
Hoofdcategorie Korte verhalen
Aantal reacties: 2
1315 woorden | Leestijd 7 minuten

Donderdag 18 december

Gisteren, woensdag, tijd voor de wekelijkse aderlating. De dag dat we bezoek krijgen van Dracula. Zo noem ik haar hoewel ze zich altijd voorstelt als Marianne. Ik denk al tijden dat het een schuilnaam is en gisteren besloot ik eens aandachtig in de gaten te houden wat ze nou precies uitvoert. Altijd wanneer ze ons bezoekt komt ze met zevenmijls stappen aanlopen, veegt snel langs mij heen en gaat direct door naar waar mijn gemalin zit te wachten.

Marianne, alias Dracula, of is het andersom, komt bloed halen om te testen. Dat zegt ze. Ik geloof ook wel dat ze werkt in dienst van de frambozendienst maar ik vertrouw haar niet. Ik heb hier en daar eens rondgevraagd en ben tot de conclusie gekomen dat één zo’n buisje bloed meer dan voldoende is om die proeven mee te doen. Waarom moet zij dan altijd twee of drie buisjes afnemen? Ze heeft een verbeten gezicht, stijf op elkaar geknepen lippen en ze lacht nooit.  Daarom wilde ik haar tanden zien. Ik moest haar op zijn minst aan het praten zien te krijgen en liefst nog aan het lachen ook. Dus begon ik een praatje en koos mijn zinnen zodanig dat ze wel moest antwoorden en er niet met een gemompeld ja of nee van af kon komen.

Ze neemt dat bloed snel en doelmatig af en bergt de buisjes, nadat er een plakkertje op gedaan is, weg in een grote leren koffer. Een model dat ze vroeger een vliegenierskoffer noemden. Gisteren stelde ik me zo op dat ik in die koffer kon kijken. Ze keek verstoord op toen ze mijn blikken ontdekte en deed snel de klep van die koffer dicht. Maar omdat ze de afgenomen buisjes toch moest opbergen bleef ik staan kijken. En ja hoor, de klep ging open. Het eerste buisje ging in een vak waar een sticker op stond met de tekst: “Laboratoriumonderzoek”

Maar toen kwam het. Het volgende buisje ging in een vakje en daarop stond een stickertje: “Lunch”. Toen wist ik genoeg. Ze nam nog een derde buisje af en dat verdween ook in “Lunch”. Bij het derde buisje keek ze op een horrorloge en op dat moment kon ik me niet inhouden.

“Heb je nu al trek? Het is nog warm hoor.”

Ze keek me schuins aan en er trok een lach over haar doorgaans zo verbeten gezicht. Ik boog me en in een flits zag ik een hoektand, tamelijk scherp als je het mij vraagt. In ieder geval scherper dan nodig is om een appel te eten. Ik zag mijn achterdocht en vermoeden bevestigd in het feit dat ze niets ontkende.

Mensen die mij goed kennen weten dat ik weinig vooroordelen heb ten aanzien van de levenswijze van anderen. Maar zelfs ik heb grenzen en het feit dat mensen in een openbare functie, werkend voor de frambozendienst, zich tegoed doen aan het schaarse bloed van mijn allerliefste, dát gaat me te ver. Dus toen ze voor de vierde keer een buisje op de uitlaat van de pen zette vond ik het welletjes.

“Ho, genoeg!” riep ik luid genoeg om de reeds dicht zakkende oogleden van mijn prinses te openen.

“Wat is er nou weer?” riep die met stemverheffing zodat het mij bijna een hartstilstand veroorzaakte.

“Ze neemt ál je bloed af, vorige week ook al. Waarom moet ze zoveel hebben?”

Dracula trok dat laatste buisje van de naald en deed of ze het opborg, maar ik zag dat ze heel slinks het buisje in haar vuist verborg en meteen daarna deed of ze moest kuchen. Met de gesloten hand aan de mond zoog ze het kleine beetje bloed, dat er toch in was gekomen, eruit en met een snelle beweging liet ze het nu lege buisje in het vak “vernietigen” vallen.

“Het is al goed, het is al goed,” zei ze. "Zo gaat het ook wel."

En met snelle, ik zou bijna zeggen, haastige bewegingen pakte ze al haar spulletjes bij elkaar en sloot de koffer. Twee sloten erop, de nummertjes verdraaid, keek ze mij triomfantelijk aan. Alsof ze wilde zeggen; probeer die er maar weer uit te krijgen. Ze nam afscheid en ik begeleidde haar naar de voordeur. Daar had ze haar hand al aan de deurkruk toen ik mijn hand op haar hand legde om haar te beletten te ontsnappen. Ze keek me verbaasd en een beetje paniekerig aan. Haar hand was warm, erg warm. Het bezorgde me een rush die ik nog niet eerder had ervaren.

“Luister,” zei ik. “Luister, dat je bloed steelt vind ik tot daar aan toe. Dat je het zelf nuttigt kan ik ook nog begrijpen. Maar dat je van mijn vrouwtje zoveel tegelijk afneemt is te gek voor woorden."

De uitdrukking op haar gezicht werd een beetje zachter. Ze keek een moment naar de grond maar meteen daarna keek ze me recht in de ogen en wachtte af wat ik nog meer zou doen. Ik zag het meteen, vreemde blauwachtige ogen, een beetje onheilspellend. 

“Zit je erg omhoog?” vroeg ik zacht om niet gehoord te worden door oren die daar niets mee te maken hebben. “Ik heb voldoende, waarom neem je mij niet?” 

Ik hield mijn hoofd scheef zodat ze gemakkelijk bij mijn halsslagader kon maar ze reageerde niet.

“Toe maar, ik vind het niet erg.”

Ik stak een hand naar haar uit en wilde een arm om haar schouders leggen omdat ik medelijden had. Het valt niet mee om zo door het leven te moeten en je kostje met zulke kleine beetjes bij elkaar te schrapen. Of moet ik zeggen, bijeen te tappen?

Ik voelde dat ze naar me toe leunde en sloot mijn ogen. Elk moment verwachtte ik haar hete adem en de scherpe tandjes tegen mijn blote hals te voelen. Ik trok haar tegen me aan en voelde de warmte van haar lichaam. Mijn haren gingen overeind staan net als bepaalde andere delen van mij. Even later voelde ik haar tanden heel zacht over mijn huid glijden maar ze beet niet door. Ik wachtte op de aanbeet maar ze trok zich terug. Ik opende mijn ogen en keek haar vragend aan.

“Je hebt knoflook gegeten en je bent een man," zei ze fluisterend.

“Sorry, maar ik wist ook niet dat het zo zou lopen,” antwoordde ik. Ik zag dat ze aarzelde. “Wat is er?”

“Kan ik je vertrouwen?”

“Ik zweer op mijn moeders kuisheid dat ik je niet zal verraden.”

“Dat is een onbetrouwbare eed als ik goed ben ingelicht.”

“Nou nou, niet zo brutaal hè? Vertrouw me dan zo maar. Ik ben dokter.”

“Daar geloof ik niets van maar ik zal je toch vertrouwen. Wij, je weet wel wat ik bedoel, leven niet alleen van bloed. Mannen voorzien ons van bepaalde stoffen die vrouwen nu eenmaal niet kunnen bieden.”

Ze zei het op zo’n cryptische manier dat ik even na moest denken.

“Bedoel je wat ik denk dat je bedoelt?”

“Ja, precies, dát bedoel ik.”

“En je wil dat nú?”

“Mag het?”

“Vooruit dan maar.”

Ze liet zich soepeltjes door de knieën zakken.

Korte tijd later stond ze weer op en veegde met de mouw van haar donkerrood fluwelen jackje haar mond af. Op dat moment kon ik me nog net met trillende knieën aan de deurknop overeind houden.

“Dat was snel, je hebt het vast méér gedaan.”

“Meestal doe ik het als ze slapen.”

“Oh ja, ik begrijp het.”

“Het plakt zo hè? Maar het smaakt héérlijk, ik ben er gek op,” zei ze smakkend.

“Dat komt door die knoflook maar eh... Hoe heet je nu eigenlijk echt?” vroeg ik.

Ze keek me met die angstaanjagende blik aan en antwoordde: “Monica.”

Ze legde haar hand op de deurkruk en keek me een moment aan.

“Niet bezorgd zijn, ik zal heel voorzichtig met haar zijn. Ze redt het wel. Ze is een van ons weet je.”

Alle verhalen van: Miellenium

Fijn verhaal 
+1

Reacties  

Frambozendienst en horrorloge; hoe verzin je het? Miels fantasie is net zo veelzijdig als grenzeloos. Ditmaal geen lang verhaal maar wel eentje die een brede grijns op mijn gezicht tovert. Ik kom geen wijkzuster meer tegen zonder naar haar gebit te kijken :P
Miel verrast ons weer, met een zeer verrassend verhaal, het blijft wel uitkijken met die scherpe hoektanden.