Wat een prachtig spel. Woorden als strelingen. Hoe waar zijn woorden, hoe waar zijn strelingen. Waar huist gevoel, waar begeerte. Waar huist die wonderlijke drang tot bekoren. Is een liefkozing nog steeds een liefkozing wanneer ze word afgewezen? Is liefde alleen liefde wanneer ze wordt aanvaard? Is liefde iets om te ontvangen of juist om te geven?
Zoveel vragen, vragen waarop ik vroeger alle antwoorden wist. Antwoorden die met het verstrijken der jaren onzekerder werden. Is liefde slechts een spel? Waar ontstaat liefde? Word het ons aangeleerd? Kennen wij zomaar liefde? Of moeten we er in worden opgevoed, zodat we het herkennen als een pad om te volgen. Zelf geleerd of opgelegd, wanneer is liefde oprecht? Als ze voldoet aan de verwachtingen of als ze voldoet aan de wens zich te tonen. Is een streling net zo erotisch als de gedachte aan die streling? Kan ik liefhebben zonder te beminnen of beminnen zonder lief te hebben? Is alles slechts een spel? Telt plezier in het spel als hoogste beloning? Kan liefde ooit immoreel zijn, kan beminnen immoreel zijn. Kan het spel immoreel zijn?
In liefde geen taboe werd mij geleerd. En zo heb ik zonder schaamte zonder spijt lief gehad waar liefde slechts kon zijn. Ik heb haar glimlach gezien, bij voelen van mijn jeugdige begeerte. Ik heb die zelfde glimlach zien ontbotten als de bloem van Canna in onbegrijpelijke hartstocht. Door liefde gedreven volgde ze slechts de roep van haar lichaam. Uitgelaten van blijheid als een jonge hond heb ik haar genomen. Eén keer twee, keer drie keer op die die glorieuze middag terwijl buiten de zon de aarde verschroeide. Ze liet mij toe in haar jade kamer met in haar ogen ongeloof, “Het bestaat, het kán, het is de hemel op aarde.”
Mijn slapen heet en het zweet van mijn liefde op haar zachte buik. Lachen kon ik slechts, lachen van geluk, lachen over zoveel geluk. Haar armen om mij heen, haar lippen op mijn hoofd, haar zachte stem: “Slaap liefste, slaap mijn prins, slaap en wordt weer sterk, dit zal mij niet ontglippen.”
Wens je een fijne dag, Miel