Een stumper ben ik, een stuntel en een loser. Ik had álles, ik heb niets meer over. Ik snak ernaar de zachte huid van een vrouw te voelen. De lieflijke rondingen te strelen, de geheime vochtige plooien te verkennen. Ik snak ernaar de donkerte achter de pupillen van twee liefhebbende ogen te doorgronden. De randen van een oor te strelen en mijn vingers door de rails van de oorschelp te laten glijden om het eindpunt van het oorlelletje tussen duim en wijsvinger te nemen. Ik sluit mijn ogen. Even maar en een zachte vrouwenstem dringt door tot in mijn hersenen. Zou het niet heerlijk zijn om het troostende geluid van een vrouwenstem te horen? En nog verder waar verlangens over gaan in onrealistische waanideeën? Vingers die de voorhuid van mijn stijve terug duwen, een zachte hand die mijn zak omvat en teder mijn ballen laat rollen? Mijn verlangen gaat te ver, ik moet genoegen nemen met wat Lecterotica mij te bieden heeft. Gelukkig schiet mijn fantasie mij te hulp, zelfs met open ogen kan ik dromen over mijn verlangen.
Hoe lang kan een man eenzaam zijn, hoe lang kan een vrouw eenzaam zijn zonder af te stompen voor de pijn van het verlangen naar warmte en koestering? Hoe ouder je wordt, hoe sterker de verlangens naar tijden van weleer. Het werd al zo vaak beschreven, bezongen en in dichterlijke regels geschilderd. Verlangen dat voelbaar wordt in de meest verwaarloosde gevoelens van het lichaam en de geest. Ik weet het, ik heb niets te klagen, mijn leven was vol en bloeiend maar met kinderlijke hebzucht verlang ik naar meer.
Ik zou eeuwig willen leven maar alleen als ik eeuwig kan liefhebben. En zelfs die laatste verworvenheid lijkt op zijn retour te zijn.