Mijn handen gaan strelend over je buik, steeds wat lager.
Je krimpt ineen pakt mijn hand en drukt er een kus op.
Ik draai me naar je toe en kijk je aan, je ogen troebel, je blik droevig.
“Lief, toe niet doen, je weet wat ik wil.”
Ik vlij me dichter tegen je aan.
Eén hand, verstrengeld met de jouwe, ligt tegen je wang. De andere op je buik.
Mijn liefste die me meenam op een mooie reis en mij leerde genieten van de liefde, van mezelf en het leven, ligt hier bij me en huilt.
Ik woel door je grijze haren, streel je magere armen, kus de rimpeltjes in je voorhoofd maar je draait je van me af.
Ik houd van alle kleine onvolkomenheden, zo jij ze noemt, maar dat zeg ik je nu niet, je wilt het niet horen.
Ik bevrijd mijn hand uit de jouwe en streel je gezicht maar je wend je af, alweer. Een traan rolt over je wang en ik veeg ‘m weg.
Dan buig ik me naar je toe en kus je.
“Alsjeblieft, nog één keer lieverd” fluister ik en kus je inniger.
“Lief, je…”
“Ssstt, niets zeggen ik weet wat ik vraag. Alsjeblieft…”
“Op mijn manier dan, lief, op mijn manier,” dan draai je op je zij en schuift iets van me af.
Je vingers gaan over mijn tepels en je plaagt me door ze zacht te knijpen en te wrijven. Vingers gaan lager en ineens voel ik je hand vol op mijn onderste lipjes. Ik kreun en kronkel als je vingers me naar een hoogtepunt brengen en ik roep je naam.
Als ik mijn ogen weer open zie ik nog net de deur dicht gaan.
En nu, nu komen de tranen als ik op de achtergrond de woorden van ons lied hoor;
Ik blijf nog lang, en liefst nog langer
Maar laat mij blijven wie ik ben
(Vivre) Laat me, (vivre) laat me
(Quand faut y aller, il faut y aller)
Laat me m’n eigen gang maar gaan
Laat me, vivre, (vivre) laat me
Ik heb het altijd zo gedaan