De houten kleerkast is al leeggehaald en met wat moeite werken we de kast een stukje naar voren om hem te demonteren. Goed beschouwd is deze kast het laatste overblijfsel uit mijn jeugd, reeds decennia ontdaan van kleding en nu een opslag van puzzels en dozen met onduidelijke inhoud. Ik heb er weinig mee. De kast behoorde tot mijn uitzet zoals dat ooit gepland was maar toen ik een beetje halsoverkop het huis verliet wilde ik vooral niets meenemen en zeker dat stomme ding niet. Een zoveelste ruzie met geen andere achtergrond dan dat we elkaar in de weg zaten en ik vooral wilde bewijzen dat ik niemand nodig had en het allemaal wel alleen afkon. Een stelling die ik vol zou houden voor een gelijke periode als dat ik toen oud was.
De muur achter de kast is grauw van stof en spinrag. Mijn moeder kan dat al jaren niet meer bijhouden en ze betaalt de werkster niet genoeg om zo precies de boel op orde te houden. Dan valt mijn oog op vier kleine gaatjes, ooit door een wat laat puberend zestienjarig meisje met vier punaises in de muur geprikt met als enig doel die kleine poster van een bandje naast mijn bed te hangen. Drie Noorse krullenbollen die voor het eerst symboliseerden dat ik een meisje was en dus schijnbaar jongens leuk vond. Het was een hele geruststelling voor mijn ouders en als zodanig werd het, weliswaar na een flinke vermaning, getolereerd.
Vier gaatjes in de muur, speldenprikken die door de nieuwe eigenaar van dit huis hoogstwaarschijnlijk onmiddellijk met een verse laag latex bedekt zullen worden, voor altijd vergeten. Toen nodig om de foto van A-ha op te hangen. Nu eens niet die eeuwige rock-bands die we in de schuur vanaf smerige cassettes draaiden maar muziek voor meisjes zoals ik zou moeten zijn. De muziek vond ik wel mooi en bijzonder maar die koppen, die zouden het moeten doen en het werkte. Als ik ’s avonds in mijn bed lag en naar die poster keek werd mijn lijf al warm en kreeg ik zin. Doodstil wrijvend leerde ik mezelf bevredigen en nooit werd ik teleurgesteld. Pas veel later zou ik begrijpen dat ik waarschijnlijk net zo goed een poster van een Honda CR125 op had kunnen hangen omdat mijn lijf, aangejaagd door een vloed aan hormonen, gewoon dacht: Hé, we hebben tijd en gelegenheid, dus vooruit ermee! De CR125 was trouwens een crossmotor en daar was ik gekker mee dan de jongens in die tijd.
De kast laat zich eenvoudig demonteren en met een doek veeg ik meeste spinrag weg. Vier gaatjes blijven over. Het laatste stukje uit een tijd dat mijn jeugd abrupt eindigde. Mijn moeder ziet mij kijken en ik voel de hand op mijn schouder. Meer is niet eens nodig. Ook zij is de ruzies niet vergeten, het bekvechten tussen mijn vader en mij met mijn moeder en broertje aan de zijlijn. De dochter die niet deed wat verwacht werd, niet was zoals het hoorde, die liever haar wereld opblies dan in het gareel te lopen. Met mij en mijn vader kwam het nog wel goed voor zijn dood al maakte hij mijn huwelijk niet meer mee. A-ha is ondertussen volledig uit mijn dromen maar je zou mijn motor nu eens moeten zien...