Deel 1
Ik heb mijn schaapjes ruimschoots op het droge. Sterker nog, ik heb het droge waar mijn schaapjes staan zelf laten inpolderen. Dat is niet allemaal mijn eigen verdienste geweest. Mijn grootvader legde de basis voor ons familiefortuin, mijn vader bouwde het uit en toen ik oud genoeg was om op eigen benen te staan, werd van me verwacht, dat ik braaf de traditie zou voortzetten. Alleen had ik daar geen zin in. Althans, niet in het familiebedrijf. Noem me een snob, maar babykleertjes en dat soort spul is niet bepaald mijn ding. Ik had andere plannen, andere ideeën.
Dat stuitte in eerste instantie op een enorme heibel binnen de familie. Vooral mijn vader en mijn ooms, zijn broers, waren rigoureus tegen. Ik was de oudste zoon van de oudste zoon, mijn hele opvoeding was gericht geweest op het overnemen van ''de zaak'' zoals er binnen de familie naar verwezen werd. En nu ging ik dwarsliggen. Ik wees er van mijn kant op, dat mij nooit was gevraagd of ik wel opgeleid wilde worden voor ''de zaak'' en dat hun aannames, dat ik dat heel normaal zou vinden, niet meer waren dan dat: aannames. Ik kon drie neven aanwijzen, die net zo capabel waren om die positie in te nemen als ikzelf en nog wel een stel nichten ook, blafte ik tegen ze.
Toen greep mijn grootvader in. Mijn grootvader was de titaan van de familie. Hij was degene die onze familie uit het moeras van de armoede had getild en zijn stem was nog steeds de doorslaggevende en werd zonder tegenspraak gehoorzaamd. Mijn grootvader ontbood me op zijn kantoor en ik ging er naar toe met het onbehagelijke gevoel, dat mijn dagen van rebellie wel eens voorbij zouden kunnen zijn. Want ook ik wist dat mijn grootvader binnen de familie meer macht had dan God en ook ik zou zijn opdrachten gehoorzamen, ook al zou het volslagen tegen mijn wensen en gevoelens ingaan.
Maar één ding moet ik mijn opa nageven: Hij was nooit een tiran geworden. Al op jonge leeftijd had hij zowel zijn kinderen als zijn kleinkinderen geleerd, hun zaak te bepleiten en als hun argumenten redelijk waren (of in ieder geval niet teveel schade zouden aanrichten) liet hij zich overtuigen. Ik hoopte dat die houding niet veranderd was, die dag dat ik me op het grote hoofdkantoor meldde.
Hij zat, als altijd, achter zijn grote bureau. Boven zijn hoofd de luchtfoto van het complex in de jaren 60 en in zijn hand, zoals altijd, de walmende sigaar. Zijn blauwe ogen, die me in mijn jeugd af en toe zo streng hadden aangekeken, twinkelden met een vuur dat hem vele jaren jonger maakte dan de 75 die hij telde.
“Peter,” zei hij, met die zware ondernemersstem, “Ga zitten, jongen.”
Achter me ging de deur van het kantoor dicht en we waren alleen voor het gesprek dat mijn leven zou bepalen. Ik had me goed voorbereid en dat wierp zijn vruchten af. Mijn grootvader gaf zijn visie op mijn houding en ik vertelde hem, wat ik echt wilde met mijn leven en dat dat zeker geen babykleertjes omvatte. Mijn hart lag bij de computers, de informatica, netwerken, kabels, alles. Hij gaf me de ruimte om mijn plannen toe te lichten, hij luisterde, stelde vragen, gaf advies en aan het eind van het gesprek zei hij:
“Peter. Ik heb je hier laten komen om je verhaal aan te horen. Je hebt veel beroering gewekt binnen de familie en als hoofd van de familie is het aan mij, om de wilde kalveren een beetje in toom te houden. Ik kan je natuurlijk gewoon opdragen, om je plaats in te nemen en dan zul je dat doen, nietwaar?”
Ik knikte en hij glimlachte.
“Ik zou je bijna geloven. Ik heb eerder het idee, dat je in dat geval binnen de kortste keren verdwenen bent naar een ver land of zo.”
Ik bloosde. De gedachte had inderdaad door mijn hoofd gespeeld en het noodplan daarvoor lag ook al klaar.
“Wees maar niet bang, dat doe ik niet,” ging hij verder, “Ik heb genoeg kleinzonen om het voortbestaan van het bedrijf te garanderen. Er moet ruimte zijn voor wilde kalveren in dit land en ook binnen deze familie. Maar ook wilde kalveren moeten tegen zichzelf beschermd worden en daarom wilde ik dat je hier kwam.”
Zijn gezicht brak open.
“Je hebt een goed plan, jongen, ik ben trots op je. Je doet me erg aan mezelf denken toen ik deze hele business begon en mijn vader wilde, dat ik net als hij in de textielfabriek ging werken. Mijn zegen heb je.”
En hij hield zijn woord. Mijn grootvader leende me het startkapitaal voor mijn bedrijf en mijn vader en ooms kregen in niet mis te verstane bewoordingen te horen, dat ze mij mijn gang moesten laten gaan.
“Misschien gaat hij op zijn bek,” zei mijn grootvader, “Maar dan heeft hij het in ieder geval geprobeerd en ervan geleerd. En dan is het vroeg genoeg om hem een kant op te duwen die hij niet wil.”
Maar ik ging niet op mijn bek. Integendeel. Ik begon mijn bedrijfje precies op het goede moment, namelijk toen de grote golf van bedrijfsinformatisering op gang begon te komen en ik had precies de goede zaken te bieden. Binnen vijf jaar was ik de grootste automatiseerder van Nederland en eind jaren 90, toen de hele bubbel begon te klappen, was mijn bedrijf een van de weinige die het hoofd makkelijk boven water hield. Voornamelijk kwam dat, doordat ik mijn bedrijf leidde volgens de waarden van mijn grootvader: Eerlijkheid, kwaliteit en service. Trainingen van nieuw personeel hamerden nadrukkelijk op die kernwaarden, hoe ouderwets ze ook mochten klinken, maar ik ging ervan uit, dat wat goed genoeg was voor de textielindustrie was goed genoeg voor de automatisering.
Mijn grootvader leeft al lang niet meer. Hij leefde lang genoeg om mijn succes te zien en om elke laatste cent van zijn startlening terug te krijgen van me. Twee dagen voor zijn overlijden heb ik de laatste termijn betaald. Hij was al zwak en lag in bed, maar zijn verstand was nog net zo scherp als altijd. Voor deze laatste betaling had ik een symbolisch gebaar bedacht: Ik betaalde hem dit deel contant terug en toen ik het laatste bankbiljet voor hem uittelde, lachte hij.
“Goed gedaan, jongen,” zei hij, “Ik ben trots op je.”
Twee dagen later was hij dood, maar zijn laatste woorden zijn me altijd bijgebleven en hebben me gesteund. En toen ik afscheid nam van mijn eigen bedrijf, was dat met pijn in mijn hart, maar ook met een gevoel van trots. Ik verkocht mijn bedrijf voor een groot bedrag aan een internationaal consortium. Mijn werk was altijd mijn leven geweest en op een bepaald moment realiseerde ik me, dat het alleen maar mijn leven was. Mijn neven waren getrouwd en hadden kinderen, maar ik was nog steeds single. Af en toe had ik een korte relatie, maar steeds bleek dat het werk tussen ons kwam. En dus besloot ik, om toch maar eens te gaan leven en toen dat aanbod kwam, greep ik het met beide handen.
Ik was nu 45, dus ik had nog wel een tijdje voor de boeg, als alles goed ging. En door deze transactie had ik voldoende geld om die jaren in ruim comfort door te brengen. En ik nam me van harte voor, om dat te gaan doen. Ja. Niet dus.
Oh, in het begin ging ik helemaal los. Op mijn manier, dan. Ik ging op reis, kocht een Porsche (hoe cliché wil je het hebben?) en ging vaak erop uit. Maar ik merkte, dat ik te jong was. Mijn vrienden waren zakenvrienden en die waren nog gewoon aan het werk. Oké, ze hadden af en toe tijd voor een lunch of een golfafspraak, maar samen een dagje gaan vissen, zat er niet in. Bij wijze van spreken dan, want ik hou niet van vissen. En dus merkte ik na een jaartje, dat ik vaak dagenlang met mijn ziel onder mijn arm rondliep. Dat was niet de bedoeling geweest van die vroege renteniering.
En met dat zoeken naar een levenspartner liep het ook niet. Ik was het verleerd. Ik had ook geen idee, waar ik iemand kon ontmoeten. Bij concerten en theatervoorstellingen? Daar kwamen alleen echtparen. En Bingoavonden gingen me te ver. Internet? Dat vertrouwde ik niet echt. Kroeg? Nah. Ik werd er een beetje wanhopig van. Dat, gevoegd bij mijn verveling, maakte dat ik toch weer ging rondkijken naar iets leuks om te doen. En dat viel me in mijn schoot.
Een oude zakenvriend vertelde me over een klein bedrijfje, dat hij bezat en wat al jaren op de grens van net wel/net niet overleven balanceerde. Hij had het gebruikt als Belastingvanger, maar ook hij wilde een beetje meer overzicht in zijn zaken, dus hij was op zoek naar iemand die het wilde overnemen.
“Er zal best wat van te maken zijn, Peter,” zei hij, onder een borrel, “Maar ik heb er gewoon nooit tijd voor gehad. Ik heb een jaar of tien geleden een hele sloot van dit soort bedrijfjes gekocht als investering en als aftrekpost. Maar als je zin hebt, kun je het zo overnemen van me.”
Het was als een geschenk uit de hemel. Ik hield me in, kuste hem niet op zijn wangen, maar deed koel, wilde eerst de boeken zien en zo, liet mijn accountant ernaar kijken, negeerde zijn advies om het niet te doen, maar gebruikte die aanbeveling wel om de prijs omlaag te krijgen en kocht het bedrijfje voor een schappelijke prijs. En ik had er zin in. Ik was een paar keer bij het bedrijf gaan kijken en had al snel het vermoeden, dat er best wat van te maken was, als ik het dode hout eruit gehakt had. Door het slechte management van de laatste jaren was de motivatie bij de meeste werknemers ver te zoeken en dat had zijn weerslag op de productie en op de kwaliteit.
Ik begon dus met een paar stevige gesprekken met de leidinggevenden op de werkvloer en gaf hen opdracht, de spirit onder hun mensen er weer in te stampen. Ik gaf duidelijk te verstaan dat ik resultaat wilde zien, of anders... Ook op kantoor ging de bezem er doorheen. Er zaten teveel kantoormensen voor het werk dat we deden en teveel van hen waren parttimers. Ik bracht hun aantal terug naar een kleiner aantal full-timers en merkte daar direct resultaat. Ik bleek ook een redelijk incompetente secretaresse te hebben. Ze zag er lekker uit, maar ze maakte te veel fouten en dus ontbond ik haar contract en plaatste een advertentie voor een nieuwe secretaresse / managementassistente. Ik stelde stevige eisen, maar gaf aan dat de geschikte kandidaat ook een passende beloning zou ontvangen.
Als gevolg hiervan viel het aantal sollicitanten mee. Ik kreeg in totaal 15 brieven, waarvan er 10 direct afvielen om diverse redenen. Met de overige 5 regelde ik gesprekken, maar na het vierde gesprek had ik nog steeds de juiste niet gevonden. Ik had dus nog een kans en anders moest ik verder zoeken.
De laatste kandidate was al wat ouder, volgens haar CV. Haar CV was indrukwekkend: Goede opleiding en ze had gewerkt bij gerenommeerde bedrijven. Ze was echter al vijf jaar werkloos en ik was erg benieuwd, waarom dat was. Uit haar brief kon ik dat niet opmaken, maar toen ze mijn kantoor binnenreed, snapte ik het direct. Toch maakte ze een uitstekende eerste indruk op me. Ze was stijlvol, zakelijk gekleed, keurig gekapt en opgemaakt en alles zag er smetteloos uit. Ik heette haar welkom, zoals ik alle kandidaten had begroet, haalde de stoel aan de andere kant van mijn bureau weg, zodat ze haar rolstoel kon neerzetten en ging weer in mijn stoel zitten.
Ik bekeek haar kort en ze keek open en vrijmoedig terug, een tikje uitdagend. Ze verwachtte natuurlijk, dat ik over haar rolstoel of beperkingen zou beginnen, maar ik zette haar op het verkeerde been (figuurlijk dan natuurlijk) en ging het gesprek aan, alsof er helemaal niets aan de hand was. En voor mij was dat er ook niet. Ik zocht geen atlete, ik zocht een assistente, dus het interesseerde me alleen, hoe ze haar werk zou kunnen doen. En op dat gebied wist ze zich in dat gesprek subliem te verkopen. Ze had haar kennis en kunde op peil gehouden met thuisstudie, was op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op diverse management terreinen en ook de casussen die ik haar voorlegde over het runnen van een kantoor en de dingen die ik een assistente graag liet doen, wist ze overtuigend te brengen. Ze zag zelfs kans me een onredelijkheid in een van de casussen te laten inzien.
Terwijl ze praatte hield ik mijn blik op haar gevestigd. Volgens haar CV was ze 41, maar ze zag eruit als 31, vond ik. Ze had groene ogen, iets wat ik zelden gezien had en haar haren waren donkerrood. Ze was een echte roodharige, want haar huid was bleker dan bij de meeste mensen en op haar neus had ze allemaal kleine sproetjes. Haar gezicht was gewoon, wel aantrekkelijk, maar dat kwam meer door haar uitdrukkingen dan door aangeboren schoonheid. Zoals gezegd was haar kleding zakelijk: hooggesloten, ruimvallend, zodat er weinig was dat haar figuur kon verraden. Ze had expressieve handen, die ze veel gebruikte bij het praten. Ze zagen er sterk uit, die handen. Van binnen nam ik een besluit: Dit was mijn nieuwe assistente.
Ik liet niets merken van mijn beslissing, maar luisterde naar haar antwoord op mijn laatste vraag. Het gesprek duurde nu al een ruim uur, veel langer dan met de andere kandidaten, maar ik vond het een plezier om naar haar te luisteren. Haar stem was melodieus, een zangstem bedacht ik me, met een ruim bereik van octaven. Perfect voor aan de telefoon.
“Ik ga het gesprek afsluiten,” zei ik, “De komende dagen ga ik mijn beslissing overwegen en ik zal het u zo snel mogelijk laten weten.”
Even dacht ik een flits van teleurstelling te zien, maar haar blik was zo snel weer neutraal, dat ik ervan uitging me vergist te hebben. Ze reed achteruit, draaide haar stoel en ik hield beleefd de deur voor haar open. Tot mijn ergernis was er niemand in het kantoor die de deur naar de hal voor haar opende, dus ik beende over het tapijt en deed het zelf. Mijn blik naar de andere werkers moet genoeg gezegd hebben.
Terug in mijn kantoor leunde ik achterover. Ik moest teveel doen, bedacht ik. Het zou heerlijk zijn een stevig in haar schoenen staande assistente te hebben, die het kantoor voor me kon runnen en die ik zelfstandige bevoegdheden kon geven. Ik bladerde nogmaals door de Cv’s, liet de gesprekken nog eens door mijn hoofd gaan en knikte tenslotte. Zij moest het worden. Ik pakte haar brief en legde hem bovenop de stapel. Over twee dagen zou ik haar bellen.
Ik heb zelden een betere beslissing genomen dan het aannemen van Jantine. Ze was door dolle heen toen ik haar belde om haar te vertellen dat ze de baan had en vroeg wel drie keer of het echt waar was. Ze kon meteen beginnen, zei ze en dat kwam me prima uit, want er kwamen een paar drukke weken aan, dus ik had in ieder geval iemand nodig, die mijn agenda op orde hield. Ik zorgde ervoor dat op de dag dat ze begon er ook een klusbedrijf in het pand aanwezig was en zei haar, die mensen aan te sturen in het aanpassen van drempels en deuren voor haar stoel.
“Automatische deuren, oprijbanen, alles wat je nodig hebt om rond te kunnen rijden,” zei ik.
“Wilt u daarmee niet wachten tot na de proeftijd?” vroeg ze verbaasd en ik schudde mijn hoofd.
“Nergens voor nodig. Ik wil het pand toch rolstoelvriendelijk hebben, want ik wil ook mensen met handicap kunnen aannemen.”
Ze knikte en de hele dag hoorde ik zagen, boren, schuren uit het gebouw klinken en toen ik ''s avonds naar huis ging, was duidelijk dat Jantine wist, hoe ze mensen aan het werk moest zetten. De volgende dag had ik een gesprek met haar over haar taken.
“Ik ga een heleboel in jouw schoot gooien,” zei ik, “Niet omdat ik ze zelf niet kan of wil, maar omdat ik van mening ben, dat jij ze beter kunt. Een paar dingen zijn redelijk standaard werk, maar een paar dingen niet. Zo krijg je het hele kantoor onder je. Ik bedoel niet, dat je een verdieping hoger zit, ik bedoel dat jij de baas bent. En een baas hebben ze nodig, maar wel een baas met beleid en dat ben ik niet. Ik ben iemand uit de praktijk en al dat geneuzel met die computers ligt me niet. Ik wil me concentreren op de klanten en niet de halve dag bezig zijn met het bestellen van toners, papier, nietjes en paperclips of het sussen van ruzies.
Het kantoor is momenteel een puinhoop. Niet letterlijk, maar op het gebied van werkethiek. Er zit geen puf in en ze begrijpen niet, dat we op een punt zitten dat het buigen of barsten is. Dit bedrijf wankelt al jaren en als het een beetje slechter gaat met de economie, liggen we onderuit. Ik wil een solide basis opgebouwd hebben voordat dat gebeurt en daarvoor heb ik betrokken mensen nodig.”
Haar ogen glansden bij die toespraak.
“Geen zorgen, meneer Peter,” zei ze ferm, “Ik heb meer met dat bijltje gehakt.”
“Ik heb alle vertrouwen in je, Jantine,” zei ik en ze bloosde.
“Verder ben je mijn rechterhand. Je let op mijn agenda, mijn afspraken, mijn kantoor, mijn auto... Op alles. Ik ben in wezen een vreselijk lui iemand en wil alles voor me geregeld hebben wat niet met klantencontacten en acquisitie te maken heeft. Ik ben ook veeleisend, we zullen af en toe best spanningen en botsingen hebben en je zult af en toe thuis best met pijltjes op mijn foto willen gooien of spelden in een voodoo-poppetje willen prikken, maar ik beloof je, dat ik nooit onredelijk zal zijn. Wees ook niet bang om me erop te wijzen als ik teveel van je vraag.”
Ik keek even naar haar rolstoel.
“Ik heb het er nooit over gehad, maar even voor mijn beeldvorming: Zijn er dingen waar ik op moet letten of rekening mee moet houden? Regelmatig artsbezoek? Grote beurt voor de rolstoel? Leasecontracten voor je stoel?”
Ze schaterde het uit, iets waar ze me mee verraste.
“Nee meneer, echt niet. Ik moet een keer per half jaar op controle voor allerlei tromboses en zo, maar verder ben ik kerngezond.”
“Mooi,” zei ik, “Wees ook niet bang om hulp te vragen als het je boven het hoofd groeit. Ik gooi wel alles bij jou neer, maar ik blijf eindverantwoordelijk.”
“Dat zal niet nodig zijn,” zei ze gedecideerd, “Ik weet wat ik doe.”
En verdomd, dat wist ze. Binnen een paar weken had ze haar autoriteit gevestigd en had ze de wind er volledig onder. Niet zonder slag of stoot, dat zeker niet, maar ze liet zich de kaas niet van het brood eten en meer dan eens stormde er weer eens een junior met tranen in haar ogen de deur uit. Toch wist ze op de een of andere manier te voorkomen dat mensen echt wegliepen. En langzamerhand begon het allemaal zowaar op een echt bedrijf te lijken met mensen die trots waren op hun werk. Ik wist dat ze gewonnen had, toen ik iemand tegen haar in hoorde gaan en met argumenten hoorde betogen, waarom zijn plan wel degelijk zou werken. Op het moment dat iemand bereid is zijn chef te trotseren, heb je mensen die trots zijn op hun werk.
Ook voor mij was ze de ideale assistente. Ik had in mijn eigen bedrijf goede assistenten gehad, maar ze stak er met kop en schouders bovenuit. Niets ontging haar groene ogen, niets was haar te min en mijn werkzaamheden werden soepel in de juiste banen geleid. Ik kon me volledig concentreren op de hoofdzaken, wetend dat de bijzaken in vertrouwde handen waren. Natuurlijk ging er af en toe iets fout, maar dan werkte ze twee keer zo hard om het recht te zetten en haar fouten hadden nooit grote gevolgen.
Aan het einde van het eerste jaar kon ik zowaar een kleine winst noteren, ondanks de vele investeringen die ik in het jaar in het bedrijf had gedaan. De orderportefeuille was gevuld, het komende jaar zag er nog beter uit en ik besloot in de bus te blazen en gaf Jantine opdracht om een spetterend eindejaarsfeest te organiseren voor alle medewerkers. Ik besloot bovendien iedereen een kleine Kerstbonus uit te betalen en ging op zoek naar een leuk eindejaarsgeschenk. Dat was iets dat ik zelf moest doen, vond ik. Niet alles moest via mijn assistente, het was nog steeds mijn bedrijf en het waren mijn medewerkers en die mochten weten, dat ik hun inzet erkende en waardeerde.
Voor Jantine zocht ik lang naar iets wat mijn waardering voor haar zou uiten. Ik wist niet veel van haar persoonlijk. Ik wist dat ze alleenstaand was, wat me wel verbaasde, want ze was een aantrekkelijke vrouw. Ze was gescheiden, jaren geleden en had geen kinderen. Over haar persoonlijke leven liet ze niet veel los. Ik had geen idee waar ze woonde of wat haar hobby’s waren, dus ik had weinig om mee te werken. Uiteindelijk besloot ik tot iets persoonlijks en kocht een mooi horloge voor haar.
Het feest was een groot succes. Jantine had alles tot in de puntjes geregeld, van de versiering tot de hapjes en drankjes. Tot mijn verrassing was ze die avond verschenen in een schitterende jurk met een lagere hals en blote armen, die strak om haar lichaam sloot. Ik had haar nog nooit anders gezien dan in een pantalon en bloes en ik moest zeggen, dat ze er schitterend uitzag. Haar boezem was een werk van de goden: Niet te groot, stevig en een aandachtstrekker eerste klas. Ze was ook losser, lachte met haar collega’s en ik merkte, dat mensen haar waardeerden en mochten en ik was tevreden.
Halverwege de avond vond ik haar in een hoekje van de kantine, even alleen, even uitblazend. Ik kwam naast haar staan en we keken over de mensen uit.
“Dank je wel, Jantine,” zei ik en ze keek geschrokken opzij. Blijkbaar had ze me niet gehoord.
“Waarvoor, meneer?” vroeg ze en ik glimlachte.
“Voor je inzet dit jaar. We zijn een heel eind op de goede weg en ik weet heus wel aan wie ik dat te danken heb. En hou asjeblieft op met ''meneer'' tegen me te zeggen. We werken close samen, ik heb een voornaam.”
Ze keek wat ongemakkelijk.
“Ik heb altijd ''meneer'' tegen mijn chefs gezegd,” zei ze wat stroef, “Ik vind dat er wat afstand moet zijn.”
“Ik vind van niet, Jantine,” zei ik, “Doe me dat plezier, alsjeblieft?”
Haar groene ogen namen me peinzend op en plotseling brak haar lach door.
“Oké, Peter,” zei ze en ik vond dat haar zangerige stem mijn simpele naam een stuk leuker liet klinken.
“Ik heb nog wat voor je gekocht als dank,” zei ik wat schutterig. Uit mijn zak haalde ik het etui en gaf het aan haar.
“Vrolijk Kerstfeest.”
“Dat was echt niet nodig,” protesteerde ze, maar ik schudde mijn hoofd.
“Dat vond ik wel. Ik heb je hard laten werken dit jaar, ik vond dat je net als je collega’s een extraatje verdiend had. En dus ben ik op zoek gegaan. Dit leek me bij je te passen.”
Voorzichtig maakte ze het etui open en hield haar adem in.
“Oh, Peter,” stamelde ze, “Wat mooi.”
Ze legde het horloge om haar pols en het stak prachtig af tegen haar blanke huid.
“Dank je wel,” zei ze en ik zag tranen over haar wangen lopen.
“Sorry,” snufte ze, “Maar het had echt niet gehoeven. Het feit dat je me die baan gaf is alle geschenk dat ik dit jaar nodig had. Ik zat al vijf jaar thuis en niemand wilde me hebben.”
“Ik wel,” zei ik, “Mijn grootvader leerde me altijd, om te kijken naar talent. Hoe dat talent verpakt is, is totaal niet relevant. En ik heb dat altijd gedaan en ben er nog nooit door teleurgesteld. Maar jij... Jij steekt er echt bovenuit.”
Ze veegde haar tranen weg en keek naar me op met een trillende glimlach.
“En jij bent de beste baas die ik ooit gehad heb,” zei ze wat gesmoord en plots reed ze naar voren en verdween tussen de mensen, alsof ze zich schaamde. Ik bleef wat verbaasd achter, maar al snel werd ik weer in het feestgedruis opgenomen en de rest van de avond leek ze me een beetje te ontwijken, hoewel ik niet snapte, waarom. Ik zag haar pas tegen half twee weer terug, toen iedereen min of meer aangeschoten was vertrokken en ik de ronde door het gebouw deed om het af te sluiten.
In Jantine ‘s kantoor brandde licht en zacht deed ik de deur open. Jantine zat in haar rolstoel achter haar bureau en had me niet gehoord. Het horloge lag voor haar op het bureau en in gedachten streelde haar vinger erover heen, terwijl haar groene ogen er nietsziend naar staarden. Ze leek mijlen ver weg. Zacht stapte ik naar binnen en schraapte voorzichtig mijn keel.
“Jantine?”
Ze schrok op.
“Peter,” zei ze, wat trillerig, “Ik had je niet gehoord?”
“Wat doe je nog hier, Jantine?” vroeg ik, “Iedereen is naar huis.”
“Ik had even wat rust aan mijn hoofd nodig,” zei ze, “Het begon allemaal een beetje te draaien.”
“Glaasje wijn te veel?”
Ze giechelde, een verrassend meisjesachtig geluid.
“Ik drink niet. Nee, de indrukken van deze avond en...”
Ze zweeg.
“En...?” vroeg ik en ze keek me recht aan.
“Jouw woorden, Peter. Je hebt me geraakt.”
Ze zuchtte.
“Zes jaar geleden was ik anders, Peter,” zei ze, “Ik liep, ik fietste, ik tenniste. Ik had een lieve vriend, een actief sociaal leven.”
“Wat gebeurde er?” vroeg ik en ze slikte.
“Een dronkenlap. Midden op de dag zat hij dronken achter het stuur en reed me aan toen ik door de stad fietste. Hij reed te hard, dronken, door rood. Ze hebben me meer dood dan levend van de straat geraapt. Botbreuken over mijn hele lijf, maar vooral dit.”
Met een machteloos gebaar wees ze op haar benen.
“Dwarslaesie. Niks aan te doen. Maanden in het ziekenhuis, maanden revalidatie. Alles raakte ik kwijt: Mijn baan, mijn huis, mijn vriend.”
Ze lachte bitter.
“Maar ik was optimist. Ik was goed in mijn werk, dacht ik. Ik kom zo weer aan de bak, dacht ik. En er zijn vast ook mannen die me weer zien zitten, dacht ik. Maar nee. En toen kwamen de rechtszaken. De man die me aangereden had ontkende dronken te zijn geweest. IK was door rood gereden, niet hij. En zijn verzekeringsmaatschappij zag een kans om onder betaling uit te komen en begon dingen van me te eisen. Onderzoek na onderzoek moest ik ondergaan. Of ik wel echt verlamd was. Een stapel papierwerk, zo hoog als de Eiffeltoren. Advocaatkosten..”
Tranen stroomden nu over haar wangen. De machteloze woede die eruit sprak was pijnlijk.
“En een baan vinden lukte maar niet. Elke keer moest ik weer vechten voor een voorschot van die verzekeringsmaatschappij. Mijn maatschappij deed ook bijna niets en ik was aan het einde van mijn Latijn toen ik jouw advertentie zag. Ik heb zelfmoord overwogen, Peter. Ik kon er niet meer tegen. Jouw advertentie was mijn laatste hoop.”
Jantine draaide haar natte gezicht naar me toe.
“Je hebt me gered, Peter,” snikte ze, “En in plaats van dat ik, trut die ik ben, jou daarvoor bedank, geef jij me dit en bedank je mij.”
Ze barstte nu echt in snikken uit en ik knielde naast haar stoel neer en legde mijn arm om haar heen. Even verstijfde ze, maar toen brak haar weerstand en begroef ze haar hoofd in mijn schouder. Er kwam een hoop opgekropte ellende uit dat lichaam en ik heb lang met haar in mijn armen gezeten voor ze een beetje bedaarde.
“Sorry,” snufte ze eindelijk en groef in haar tasje naar een zakdoek, waarmee ze haar gezicht afveegde. Haar make-up was een puinhoop, maar ze zag er kwetsbaar en menselijk uit. Heel anders dan de efficiënte Jantine die ik had leren kennen.
“Geen probleem,” zei ik en kwam stijf overeind. Ik liep om haar bureau heen en ging tegenover haar zitten.
“En hoe sta je er nu voor met die zaak?” vroeg ik kalm en ze haalde haar schouders op.
“Zo af en toe lijkt er schot in te komen, maar dan verzinnen ze weer wat en dan vertraagt het weer.”
Ik knikte.
“Dat gaan we dus even oplossen,” zei ik, “Ik heb een assistente nodig die zich volledig aan mij kan wijden en die niet de halve dag loopt te piekeren.”
“Maar dat doe ik niet,” protesteerde ze, “Ik pieker alleen thuis in mijn eigen tijd.”
Dat klonk zo komisch dat ik het uitschaterde. Jantine keek verbaasd, realiseerde zich toen wat ze gezegd had en lachte mee.
“Desalniettemin,” zei ik toen, “We gaan er toch iets aan doen. Volgende week bel ik mijn advocaat en maak een afspraak met hem. Hij gaat dit even regelen.”
“Maar...” sputterde ze en ik hield mijn hand op.
“Niks ''maar'',” zei ik streng, “Daar zijn advocaten voor.”
“Maar de kosten,” piepte ze en ik haalde mijn schouders op.
“Ik heb een abonnement,” zei ik, “Maak je daar nou maar niet druk om. Verder gaan we binnenkort eens je salaris bekijken want volgens mij betaal ik je te weinig voor het werk wat je doet.”
“Een beetje wel,” zei ze kleintjes, “En dat zou heel fijn zijn, want mijn aangepaste autootje doet raar en moet gerepareerd.”
“Ach, ben ik dat vergeten?” vroeg ik, “Eigenlijk hoort bij jouw functie een leaseauto, maar omdat je nog in je proeftijd zat, heb ik daar even mee gewacht. Dat kunnen we dan meteen even regelen.”
Haar mond viel open en ze was stil.
“Peter,” stamelde ze uiteindelijk, “Ik...Jij.. Wat.. Meen je dat allemaal?”
Ik keek haar aan.
“Waarom niet?”
“Maar.. Klein bedrijf.. moeilijke tijd..”
Er kwam geen coherente zin meer uit haar mond, zo geschokt was ze.
“Maak je daar nou maar geen zorgen over. Er zijn voldoende manieren om dat te regelen zonder dat het problemen oplevert. Over een paar weken ben jij van een heleboel zorgen verlost.”
“Waarom doe je dat voor me?” vroeg ze.
“Eigenbelang,” zei ik, “Je bent al goed in je werk, maar zonder zorgen word je nog beter. En daar profiteer ik weer van. Maak je maar niet ongerust, hoor. Je gaat echt alles hiervan dubbel en dwars verdienen.”
Ik stond op.
“En nu gaan we naar huis,” zei ik en liep om haar bureau heen, “Het is laat genoeg.”
Ik greep haar stoel en reed haar zonder pardon het gebouw uit, de parkeerplaats op. Haar bestelautootje stond naast mijn Volvo en handig reed ze zichzelf via de achterdeuren naar binnen tot achter het stuur. Alle bediening was geschikt voor gebruik met haar handen, maar het was wel een ouder autootje. Zelfs in het donker zag ik dat er hier en daar een onderdeeltje ontbrak. En natuurlijk startte hij niet.
“Hier gaan we niet moeilijk over doen,” zei ik kordaat, “We laten dat ding hier staan. Op Kerstavond krijg je hier toch geen Wegenwacht meer de eerste uren. Na de Kerst bellen we de garage wel op en nu breng ik je gewoon naar huis.”
Ze had geen puf meer om te protesteren, sloot haar autootje af en reed naar mijn Volvo. Gelukkig had ik een estate, dus nadat ze zichzelf handig vanuit haar stoel in de stoel had gemanoeuvreerd, vouwde ik de rolstoel op en schoof hem achterin. De Volvo was, dankzij de standkachel al lekker warm en startte direct. Ik keek even opzij. Jantine had haar hoofd tegen de hoofdsteun gelegd.
“Wat een avond,” zuchtte ze en keek opzij. In het schemerige licht van het dashboard glommen haar groene ogen met een onaards licht.
“Ik ben nog steeds bang dat ik straks wakker word en dat het allemaal een droom is geweest.”
Ik grinnikte en klikte de automaat in D. Zacht zoemend gleed de auto weg.
“Wijs de weg maar,” zei ik en op Jantine ‘s aanwijzingen reed ik naar een buitenwijk, waar ik bij een appartementencomplex stopte. Jantine had een flatje op de begane grond en zodra ik haar stoel had uitgevouwen gleed ze erin. Als een echte heer begeleidde ik haar naar de voordeur van haar appartement en wachtte tot ze de deur had geopend.
“Welterusten, Jantine,” zei ik en ze draaide haar stoel om.
“Wil je nog even binnenkomen, Peter?” vroeg ze en zonder mijn antwoord af te wachten reed ze haar flatje in. Ik trok even mijn wenkbrauwen op en volgde haar, na de auto op slot te hebben gedaan. Jantine had een paar kleine lampjes aangestoken en ik kon haar huisje goed bekijken. Het zag er leuk uit. De meubels waren ouder, maar nog in goede staat en alles was aangepast voor gebruik vanuit een rolstoel.
“Doe je jas uit en ga even zitten,” zei Jantine en verdween door een deur. Ik zakte op de bank neer en vroeg me af, wat ik hier deed. Even later reed Jantine weer naar binnen. Ze had haar jurk verwisseld voor een ochtendjas en haar haren vielen nu in grote slagen rond haar hoofd.
“Ik hoop dat je het niet erg vindt, dat ik me wat makkelijker gekleed heb,” zei ze, “Ik had wat pijn van die jurk.”
“Geen probleem,” zei ik en bekeek haar. Haar ochtendjas viel van onderen wat open en onthulde een stel fraaie benen, die er helemaal niet slap uitzagen door gebrek aan beweging. Jantine zette een kop koffie voor me neer en die deed me erg veel goed. Ze wist natuurlijk precies hoe ik mijn koffie het liefste had.
“Ik wou nog even praten,” zei ze plots, “Ik hoop dat je dat niet erg vindt.”
“Er wacht niemand op me, Jantine,” zei ik, “En de komende dagen werken we niet, dus ik heb alle tijd.”
Haar ogen keken me peinzend aan.
“Heb je ook nooit iemand gehad, Peter?”
“Niet lang,” zei ik, “Nooit tijd gehad. Altijd gewerkt.”
“Ik vind het fijn, wat je allemaal voor me doet,” zei ze, het gesprek een heel andere wending gevend, “Ik weet nog steeds niet waar ik het aan verdien.”
“Je hebt het verdiend, Jantine,” zei ik, “Laten we daar over ophouden en elkaar wat beter leren kennen.”
Ze glimlachte en die nacht hebben we veel gepraat. Vreemd genoeg bleef de slaap weg en konden we helder praten. Ik leerde mijn secretaresse van een hele andere kant kennen en zij kwam dichter bij me dan ik lange tijd iemand had gehad. Maar we praatten ook over wat ons in de wereld bezighield, hoe we de toekomst zagen. We praatten over het bedrijf, de plannen die ik had, ideetjes die zij had. Pas tegen vijf uur keken we op de klok en Jantine schrok.
“Ik schaam me dood,” zei ze, “Ik hou je hier maar vast en morgen is het Kerstmis. Je moet vast op familiebezoek.”
“Nee hoor,” zei ik, “De familie zit in Oostenrijk, zoals elk jaar en ik heb een hekel aan Oostenrijk. Ik heb gewoon een lekker rustige Kerst voor de open haard.”
“Toch schaam ik me,” mopperde ze op zichzelf en ik lachte.
“Het was een vruchtbare nacht,” gaapte ik, “Ik heb je beter leren kennen en dat is me veel waard, zelfs een beetje slaapgebrek.”
“Als je wilt, kun je hier wel slapen,” zei ze ineens en ik zag haar blozen, “Ik heb een logeerkamer, hoor,” voegde ze er snel aan toe.
“En jouw Kerstplannen dan?” vroeg ik en ze keek even bitter.
“Ik ben elke Kerst alleen,” zei ze en liet het daarbij.
“Dan heb ik een voorstel,” zei ik, “Als dank voor je gastvrijheid en je logeerbed, nodig ik je uit om morgen... pardon, vandaag... bij mij thuis de Kerst te vieren. Ik heb een heerlijke wildschotel klaarstaan, met een prachtige rode wijn erbij en ijs toe. En niets is lekkerder dan na een kerstmaaltijd voor de open haard te zitten en naar de vlammen te kijken.”
Ze aarzelde.
“Jantine,” zei ik zacht, “We zijn allebei alleen. Ik wil dit gesprek met jou graag voortzetten, want je hebt goede gedachten en ik voel me prettig bij je. Doe me dit plezier.”
Ze bloosde opnieuw en knikte.
“Graag Peter,” zei ze zacht, “Dat lijkt me erg fijn.”
Een kwartiertje later lag ik in haar smalle logeerbed naar de zoldering te staren. Grinnikend vroeg ik me af, hoe ik hier terecht was gekomen en waarom ik me er zo lekker bij voelde. Ik vroeg me ook af of Jantine ‘s benen net zo lekker aan zouden voelen als ze eruit zagen en hoe het zou zijn om die rode lippen te kussen en diep in die groene ogen te staren. Ietwat verward viel ik in slaap, niet helemaal zeker, wat er nu met me gebeurde.
Als iemand op deze manier kan schrijven, kan ik daar alleen maar bewondering voor hebben.
Bedankt, Anton, om dit met ons te delen.
En ik neem mijn petje af , als iemand zo kan schrijven !!