1
Onlangs, tijdens een bezoek aan onze plaatselijke supermarkt, werd mijn grootste nachtmerrie waar. Terwijl ik gedachteloos door de gang met conserven liep en hier en daar wat spullen in mijn winkelwagentje laadde, hoorde ik plots achter mij een zware mannenstem.
“Kijk eens aan,” klonk het vlakbij, “Als jij Lies niet bent, dan mag ik ter plaatse doodvallen.”
Zijn woorden gaven precies de gedachte weer die op hetzelfde ogenblik door mijn hoofd flitste. Van pure consternatie liet ik het blik gekonfijt fruit uit mijn handen glijden. Ik prees me gelukkig dat het bovenop de andere waren in mijn karretje viel. Nog meer herrie om de aandacht te trekken kon ik missen als kiespijn. Toch draaide ik me aarzelend om.
Stef was, net als ik, vijftien jaar ouder geworden maar vergissen was onmogelijk. Voor mij stond de enige man die ik nooit meer tegen wilde komen. De man die er de directe oorzaak van was dat ik jaren geleden België achter mij had geladen en naar Nederland was gevlucht.
“Ken je me nog?” vroeg hij lachend.
“Jazeker Stef,” probeerde ik zo kalm mogelijk te antwoorden.
De grond onder mijn voeten leek weg te zakken. Hoe was het in hemelsnaam mogelijk dat wij elkaar hier in de supermarkt van dit plattelandsdorp tegen het lijf liepen? Schichtig keek ik om me heen. Voorlopig hadden we de gang van de conserven voor ons alleen, maar dat zou ongetwijfeld niet lang zo blijven. Het zou een regelrechte ramp zijn, mocht een bekende mij met hem samen zien. Mijn behoorlijk jaloerse echtgenoot zou me aan een heus kruisverhoor onderwerpen als iemand het hem zou vertellen en liegen ging mij altijd al slecht af.
Ergens wist ik wel dat ik veel te heftig reageerde op Stefs verschijning, maar hoe ik mezelf ook voorhield dat niemand hem hier kende, het gevoel van ’betrapt’ te zijn bleef.
“Mooi,” antwoordde hij opgewekt. “Ik denk nog vaak terug aan de tijd van toen. Jij ook?”
“Ach, zijn we niet allemaal ouder en wijzer geworden?” Met deze wedervraag probeerde ik een direct antwoord te ontwijken, maar blijkbaar had hij dat door.
“Oh ja?” Terwijl hij me onderzoekend aankeek, zag ik de glimlach van zijn gezicht verdwijnen. “Geile Lies is wijzer geworden? Daar geloof ik niets van! Maak dat maar een ander wijs.”
Een koude rilling liep over mijn rug. Nog steeds had niemand ons opgemerkt, maar hoelang kon dat nog duren? In dit kleine plaatsje kende iedereen echt wel iedereen en dus zeker de vrouw van de enige dierenarts in dit dorp.
“Toe Stef,” smeekte ik nerveus. “Laat me gaan, alsjeblieft.”
Hij haalde zijn schouders op. “Net nu ik je gevonden heb? Nee hoor, mooi niet!”
“We kunnen hier niet praten,” zei ik vinnig. “Niet hier en niet nu.”
Hij lachte er alleen maar om. Mijn blik had hij al een paar keer rond zien dwalen en dus begreep hij ergens wel wat ik bedoelde.
“Wanneer dan wel?”
Op dat ogenblik kwam het gevaar om de hoek, in de persoon van Elly Domen. Op de keper beschouwd was Elly zeker geen slecht mens, maar de vrouw van de bakker stond bij iedereen bekend als een roddeltante van de ergste soort. Die reputatie ging zelfs veel verder dan de dorpsgrenzen. Als iemand mij zeker niet met Stef mocht samen zien, dan was zij het wel.
Te laat! Vanop grote afstand zwaaide ze al naar me.
“Doe alsof je me niet kent!” siste ik, de wanhoop nabij. Tegelijkertijd probeerde ik om even enthousiast terug te zwaaien.
Stef wendde zich prompt van mij af en duwde zijn karretje in de tegengestelde richting. Gelukkig, dat was op het nippertje. Voorlopig was ik aan het grootste gevaar ontsnapt.
“Hallo Lisa,” begroette Elly me even vrolijk als altijd. “Alles goed met jullie?” ging ze verder op haar eeuwige, overdreven joviale manier.
Tot mijn opluchting zag ik Stef aan het einde van de gang uit het zicht verdwijnen. Zou hij dan toch eieren voor zijn geld gekozen hebben?
De rest van het winkelen deed ik al babbelend, samen met Elly. Het deed haar duidelijk plezier. Normaal was Elly iemand waar ik me zo snel mogelijk vanaf maakte, maar nu ze mijn aandacht had, deed haar dat zichtbaar deugd. Mij trouwens ook, want met haar vrolijk gebrachte roddelpraatjes wist ze mijn aandacht te vangen, waardoor de gedachte aan de ontmoeting met Stef niet langer mijn denken overheerste. Beetje bij beetje keerde mijn zelfvertrouwen terug. Toch was ik op mijn hoede zodra ik voorbij de kassa mijn winkelkarretje in de richting van de parking duwde. Met recht en reden, dat bleek al gauw.
Bijna was ik klaar met het overladen van de boodschappen in de kofferbak van mijn Clio, toen Stef plots weer naast mij stond.
“Kom mee, Lies. Daar kunnen we praten.”
Hij wees in de richting van de enige auto op de parking met een Belgische nummerplaat, een donkergrijze BMW. Zijn uitgesproken voorliefde voor dat Duitse automerk was door de jaren in ieder geval intact gebleven.
“Alsof dat niet zou opvallen,” antwoordde ik hoofdschuddend. ”Het kan echt niet, Stef. Mijn man verwacht me thuis. Hij weet precies…”
“Precies hoeveel tijd jij nodig hebt om boodschappen te doen,” nam hij het spottend van me over. “Is jouw veearts zo jaloers? Houdt hij je gevangen in die mooie glazen kooi van jullie?”
Als een bliksemschicht sloegen zijn woorden op mij in en als versteend keek ik hem aan. Zijn grijnslach bevestigde mijn bange vermoeden. Dit was helemaal geen toevallige ontmoeting. Hij had mij opgespoord en wist van het bestaan van mijn man af. Zijn definitie van ons op een moderne leest geschoeide huis klopte perfect. Een glazen kooi, zo noemde ik voor mezelf ons optrekje ook telkens ik me eenzaam voelde. Stef wist dus waar wij woonden, dat kon niet anders. Wie weet wat hij nog allemaal ontdekt had?
Het besef dat hij me opgespoord had was verschrikkelijk. Het had zo’n impact op me, dat ik stond te rillen als een zomers geklede toerist op Antarctica.
“Ik moet met je praten, Lies,” haalde hij me naar de realiteit terug, “of jij daar nu zin in hebt of niet.”
“Het… Het kan niet,” stamelde ik, wel beseffend dat hij dit antwoord niet zou pikken.
Ik kende hem goed genoeg om te weten dat hij altijd wel iets wist te bedenken om zijn zin te krijgen. Dat bleek ook nu, want het volgende moment haalde hij zijn mobieltje te voorschijn. Na wat op de toetsen getikt te hebben, las hij mij ongevraagd de naam en het telefoonnummer van Remco’s praktijk voor.
“Waag het niet om mijn man te bellen,” siste ik woedend.
“Rustig maar Liesje,” antwoordde hij kalm en zelfverzekerd. “Ik hoop net als jij dat het niet nodig zal zijn. Die keuze is echter aan jou.”
Alsof ik een keuze had! Het overkwam mij zelden, maar ditmaal wist ik geen zinnig wederwoord te bedenken.
“Oké,” zei hij fijntjes toen ik bleef zwijgen. “Dan zie ik jou over precies twee uur op de parking van ‘De Gouden Lepel.’ Tot straks!”
Zonder mij de kans te geven om te reageren draaide hij zich om en liep met grote passen van mij weg. Ik staarde hem na tot zijn wagen uit het zicht verdween.
Ik voelde mij gevangen. Geen moment kwam het in me op om Stefs dreigement niet ernstig te nemen. Nee, als ik niet deed wat hij van me wilde, dan dreigde mijn hele comfortabele leventje overhoop gehaald te worden. Mijn man mocht in geen geval te weten komen wat voor liederlijk leven ik vroeger had geleid, toen ik zogenaamd verkering had met Stef. Ook al waren het feiten die plaatsvonden, lang voor wij elkaar kenden, Remco zou het nooit accepteren. Ik kende mijn mannetje en wist dat het bij hem zou aankomen als een aardschok, eentje met een kracht van zeven op de schaal van Richter. Dat kon en mocht ik niet laten gebeuren, zelfs al dreef ons huwelijk meer op degelijke routine dan op liefde en romantiek. Hoezeer zijn jaloersheid hem soms ook in woede deed uitbarsten, toch was hij meestal de zachtheid zelve. Remco bood mij tenminste zekerheid en houvast. Ik kon niet toestaan dat Stef mij dat zou afpakken.
Zodra ik mijn Clio startte, begon het te malen in mijn hoofd. Zo erg zelfs dat ik er niet toe kwam om de wagen in beweging te brengen. Hoe kon ik in hemelsnaam op deze zaterdagmiddag alléén het huis uit komen zonder argwaan te wekken? Over twee uur, tegen half vier dus, moest ik bij taverne ‘De gouden lepel’ zien te geraken, maar hoe? Zonder een supersmoes was dat absoluut onmogelijk, alleen wist ik er zo gauw geen te bedenken.
‘Mariska!’ schoot het plots door mijn hoofd. ‘Ik moet Mariska bellen!’
Mijn beste vriendin woonde met haar gezin aan de andere kant van het dorp. Eigenlijk was Mariska mijn enige échte vriendin hier in deze plattelandsgemeenschap en als iemand mij kon en zou willen helpen, dan was zij het wel. Tenminste, dat hoopte ik. Prompt schakelde ik de motor weer uit, graaide naar mijn handtas en seconden later toetste ik Mariska’s telefoonnummer in.
2
Wachtend tot Mariska opnam, prees ik mezelf alvast gelukkig dat ik op het idee kwam om haar te bellen. Als er één adres was waar Remco niet naartoe zou willen, dan was het wel naar daar. Mijn man had een hartsgrondige hekel aan Mariska’s echtgenoot.
Zoals de verhoudingen binnen deze plattelandsgemeenschap lagen, moest hij Kees wel dulden, maar als het even kon, liep Remco met een grote boog om hem heen. Zelfs al zou ik aandringen, mijn man zou niet naar Mariska toe te branden zijn. Nu moest ik alleen haar nog voor mijn kar weten te spannen. Eindelijk nam ze op.
“Wat?” vroeg Mariska met een duidelijk merkbare verwondering in haar stem, “moet ik jou om kwart over drie bellen? Waarom dan wel?”
“Omdat ik dringend alleen het huis uit moet,” antwoordde ik nerveus. “Doe het alsjeblieft, lieve schat. Ik leg het je later allemaal uit.”
Terwijl Mariska nadacht of ze het wel of niet zou doen, drong het pas tot me door dat ik haar uiteraard een verklaring schuldig was. Ook zij wist niets af van mijn verborgen verleden. Evengoed zou het voor haar een schok zijn, als ik haar helemaal in vertrouwen nam. Dat waren echter zorgen voor later. Nou ja, misschien hoefde ik haar niet alles tot in detail uit te leggen. Ik besloot om daar op een later tijdstip over na te denken en de dingen één voor één aan te pakken.
“En?” vroeg ik met aandrang, “doe je het? Kan ik op je rekenen?”
“Nou,” klonk het aarzelend. “Ik wil het wel doen Lies, al weet ik niet of het verstandig is. Kan ik er op rekenen dat jij geen domme dingen gaat doen?”
Wat Mariska bedoelde met ‘domme dingen’ vroeg ik liever niet. Daar kon ik me zo ook wel een voorstelling bij maken. Ik kon het haar niet eens kwalijk nemen. Als de vraag andersom was gekomen, dan zou ik me ongetwijfeld ook afvragen wat haar bedoeling kon zijn. Het was alleen nu niet het moment om de reden van mijn ongewoon verzoek te verklaren en ik besloot om mij hier zo gemakkelijk mogelijk vanaf te maken.
“Vertrouw me, Mariska,” smeekte ik bijna. “Ik ga geen domme dingen doen, dat beloof ik je. Het is echter wel heel belangrijk voor me. Doe je het?”
“Vooruit dan maar,” zei ze na enkele seconden, al klonk het niet van harte. “Je kunt op me rekenen. Wat moet ik zeggen?”
Een zucht van verlichting ontsnapte aan mijn lippen. “Dat maakt niet uit. Verzin maar wat, als het maar iets is waarvoor ik dringend alleen het huis uit moet.”
Zo snel als het kon nam ik afscheid, zodat Mariska niet de kans kreeg om verdere vragen te stellen.
Het wachten was moeilijk en het laatste halfuur leek helemaal eindeloos. Remco zat nietsvermoedend de krant door te nemen, terwijl ik vrijwel om de minuut op de klok keek. Toen precies om kwart over drie de telefoon eindelijk rinkelde, was ik al een tijdje doodop van de zenuwen.
Zoals altijd als Remco in huis was, nam hij op. Gespannen keek ik naar zijn gezicht en al gauw herkende ik de vertrouwde humeurige trekjes, telkens hij Mariska of Kees aan de lijn had.
“Dat was Mariska,” bromde hij kortaf, nadat hij had ingelegd. “Ze vroeg of je haar haren kunt komen doen.”
Wat een geweldige smoes! Mariska verdiende een medaille!
Mijn opluchting was zo groot dat ik zin had om recht te springen en een rondedansje te maken. Dat kon natuurlijk niet, want nu was het aan mij om het spel mee te spelen.
“Wat? Nu nog?” Ik deed alsof ik me ergerde aan Mariska’s verzoek. “Waarom moet dat zo nodig op zaterdagmiddag? Dat had ze me gisteren ook wel kunnen vragen, toen was ik daar.”
“Nou ja,” mompelde Remco ongeïnteresseerd, “ze zei dat ze vanavond onverwacht uit moeten, of iets in die aard. Ga nu maar.”
Opeens was ik ten prooi aan een tweeslachtig gevoel. Aan de ene kant was ik heel erg opgelucht dat ik zonder problemen weggeraakte, maar anderzijds voelde ik me ook heel onzeker. Ik wist immers niet wat Stefs bedoeling was.
‘Praten’ had hij gezegd. Nou ja, zolang het bij praten bleef, had ik niet echt iets om mij zorgen over te maken, probeerde ik mezelf te sussen. Het lukte nauwelijks, eigenlijk wist ik wel beter.
“Ik heb mijn mobieltje bij,” zei ik, met de deurkruk al in mijn hand. “Voor het geval je me nodig hebt.”
“Waarom zou ik jou nodig hebben?” Hij keek niet eens op van de krant. “Ik kan toch ook gewoon die lul bellen?”
Precies! Dat zou Remco beslist niet doen!
“Daarom juist,” forceerde ik een glimlach. “Omdat jij die ‘lul’ liever niet spreekt. Ik ken je toch?”
“Jaja,” bromde hij. “Ga nu maar, anders belt ze zo meteen nog waar je blijft. Tot straks.”
‘De Gouden Lepel’ lag op de grens van het dorp aan de rand van een uitgestrekt bos. Een voormalig militair domein dat intussen al jaren beheerd werd door Rijkswaterstaat. Het was een paradijs voor wandelaars. Remco en ik gingen er ook wel eens naartoe. Altijd sloten we dan ons middagje wandelen af met een bakje koffie in de taverne. Het personeel daar kende mij en dus wilde ik daar liever niet gezien worden met een andere man.
Hoewel mijn Clio hen misschien niet bekend zou voorkomen, leek het mij toch veiliger om geen gebruik te maken van de parking achter de zaak. Daarom reed ik door en parkeerde mijn wagen wat verder het bos in, op een weinig gebruikt zijpad.
Tijdens het teruglopen in de richting van de taverne kreeg ik al snel spijt dat ik zover was doorgereden. Bij iedere stap zakten mijn hoge hakken diep weg in het mulle zand. Met het verkeerde schoeisel aan was het geen wandeling maar een martelgang.
Ondanks het mooie weer was het zo te zien niet druk in ‘De Gouden Lepel.’ Er stonden slechts een vijftal wagens op de parking. Zoals ik kon verwachtten was één daarvan de grijze BMW van Stef. Hij had zich helemaal in een uithoek geparkeerd, op een plaats die vanuit de zaak niet te zien was. Dat was een meevaller en snel liep ik erop af. Stef had me zien aankomen, want nog voor ik bij de wagen kwam zwaaide de deur aan de passagierskant al open.
“Weg hier!” was het eerste wat ik zei zodra ik zat.
“Ook een goede middag,” antwoordde Stef spottend. Blijkbaar was ook hij niet van plan geweest om daar te blijven staan, want tegelijkertijd startte hij de wagen al. De kiezelsteentjes knisperden luid onder de wielen toen hij gas gaf, draaide en wegreed. Hij sloeg het bospad in waar ik zojuist had gelopen.
‘Hij had me hier ook wel kunnen oppikken,’ ging het door mijn hoofd, dan hadden mijn gelakte schoentjes nu niet onder het stof gezeten. Eigenlijk verwachtte ik een opmerking van hem toen we aan mijn auto voorbij reden, maar hij zei niets. Zwijgend stuurde hij de BMW steeds dieper het bos in. Na zowat vijf minuten stopte hij bij een open plek en legde de motor stil.
“Ik heb niet veel tijd,” zei ik nerveus op het moment dat hij zich naar mij toe draaide. “Wat wil je van mij?”
“Een echte, strenge Hollandse madam!” grijnsde hij. “Hoe neuken die?”
Stef wond er geen doekjes om en eigenlijk had ik dat kunnen verwachten. Hem kennende was het naïef om te denken dat hij alleen uit was op een praatje. In het handvol seconden dat ik nodig had om een passend antwoord op die onbeschofte vraag te bedenken, nam ik hem eens goed in me op. Bij zijn slaap was hier en daar een beetje grijs haar te bespeuren en langs beide ogen bemerkte ik een paar beginnende rimpeltjes. Verder leek de leeftijd nog weinig vat op hem gehad te hebben. Hoezeer ik het anders had gewild, voor mezelf moest ik toegeven dat hij er nog steeds goed uitzag, nog altijd behoorlijk knap en absoluut mannelijk.
Terwijl ik mezelf berispte om mijn eigen gedachtegang, vroeg ik me af waarom hij er niet gewoon rimpelig, kaal en dik uitzag. Nou ja, hoe ik op dit moment over hem dacht, kon ik beter niet laten blijken. Hoe kon ik dat beter doen dan over te schakelen op het soort schuine praat waar hij altijd zo verzot op was, maar kon ik dat nog wel? Ik haalde diep adem alvorens ik sprak.
“Ik ben wel met een Hollander getrouwd, maar verder is alles aan mij nog even Belgisch als vroeger.”
“Oh ja?” Stefs ogen toonden duidelijk het plezier dat hij hierin vond. “Laat eens zien dan.”
“Je bent gek,” siste ik. “Mooi niet!”
“Vroeger had je daar toch geen problemen mee. Zit er tegenwoordig misschien haar op je… Op je muts?”
Terwijl ik mezelf rood voelde aanlopen, merkte ik dat de tijd hem wellicht toch ietsje milder had gemaakt. Het woord ‘muts’ zou hij vroeger nooit gebruikt hebben, maar wel het veel minder subtiele drieletterwoord dat met een ‘k’ begint.
“Je bloost, Lies. Het is dus waar,” concludeerde hij. “Er zit haar op. Ben je van geloof veranderd?”
“Mijn man houdt niet van kaal.” Op het ogenblik dat ik deze woorden sprak, voelde ik al welk een dwaasheid ik beging met dit antwoord. Zoiets bespreek je niet met een ander en al helemaal niet met je ex-lief. Dit gesprek was trouwens helemaal fout, maar hij gunde me geen kans om het een andere richting te geven.
“Liesje, Liesje,” lachte hij hoofdschuddend. “Vroeger mocht er geen enkel haartje op zitten.”
“Nee, anders scheerden jullie het er wel af!” snauwde ik hem toe.
Ik kon me wel voor het hoofd slaan. Ik zei precies datgene wat Stef van mij verwachtte. Wat had deze man toch, dat hij na al die jaren nog steeds dat soort invloed op me had, waardoor ik dingen zei en deed die ik eigenlijk niet wilde? Die vaststelling benauwde me nogal. Stef leek me door te hebben, want hij werd er alleen maar vrolijker op.
“Nou, het was altijd een feest om jou te scheren hoor. Je oksels, je onderbuik en zelfs je kop, weet je nog? Dat waren nog eens tijden.”
“Jaja,” mompelde ik. “Tijden waar ik niet meer aan wil terugdenken, Stef.”
Plots zag ik het beeld van mijn ontgoochelde ouders weer voor me. Voor het eerst in jaren dacht ik aan dat moment terug. Aan die ochtend toen ik met een ‘Kojak’ kapsel de keuken binnenkwam.
Mijn vader, ziedend van woede, had me de meest lelijke verwijten naar mijn hoofd geslingerd. Mijn moeder had geen woord gezegd, alleen maar gehuild, maar haar ogen spraken boekdelen.
Achteraf gezien weet ik dat pa en ma toen voor het eerst beseften dat hun dochter bezig was om van het rechte pad af te dwalen. Helaas, in mijn jeugdige onbezonnenheid zag ik dat zelf niet in en hun wijze raad kon me gestolen worden.
“Wat wil je eigenlijk van me,” dwong ik mezelf terug naar de realiteit van het moment. Tot hiertoe wist ik nog altijd niet waarom hij me had opgespoord.
“In de eerste plaats wil ik wat herinneringen met je ophalen, de rest vertel ik je daarna wel,” hield hij de boot af.
“Ik heb er geen behoefte aan om herinnerd te worden aan de dingen die mijn jonge leven verwoest hebben.”
“Komaan Lies,” het kan toch niet zijn dat jij nooit meer positief terugdenkt aan al die heerlijke momenten die we samen hadden, daar op die zolder.”
“Nooit!” Het was grotendeels de waarheid. Het had me enkele jaren gekost om te leren leven in het heden. De laatste jaren lukte het me echter aardig om die gebeurtenissen van weleer niet meer in mijn gedachten toe te laten.
“Ik anders wel. Tot op de dag van vandaag vraag ik me af hoe het met ons gelopen zou zijn, mocht het nooit zijn uitgekomen.”
“Jij hebt wel lef zeg,” snauwde ik hem toe. “Ben je al vergeten hoe jij me destijds hebt laten vallen als een baksteen? Wat een ongelooflijke klootzak ben jij, Stef Wagenmakers!”
Hoe ik me er ook tegen verzette, door zijn woorden kwam alles wat ik zo lang onderdrukt had me weer helder voor de geest. Het leek alsof er zich een film in mijn hoofd begon af te spelen. Ja, alles was uitgekomen. Alles!
3
“Je bent onredelijk, Lies. Dacht jij dat het voor mij destijds zo gemakkelijk was?”
Ik hoorde zijn woorden wel, maar ze drongen op dat ogenblik niet tot me door. De bijna filmische beelden die haast in chronologische volgorde door mijn hoofd golfden, waren op dat moment veel te sterk. Daardoor bleef er me geen ruimte om me op het stroef lopende gesprek te concentreren. Ik draaide me van hem weg en met betraande ogen naar buiten starend, liet ik voor het eerst sinds lange tijd de herinneringen aan vroeger in gedachten de revue passeren.
Net achttien was ik op het moment dat mijn leven een totaal nieuwe wending nam. In mijn pasverworven vrijheid als studente was het leven in de universiteitsstad een heuse openbaring. Als enig kind was ik thuis altijd redelijk ‘kort’ gehouden, maar nu mijn ouders niet langer over mijn schouder mee konden kijken, greep ik elke kans op vertier met beide handen aan. Onbezorgd en met de onervarenheid van een plattelandsmeisje stortte ik me in het immer bruisende studentenleven. Het duurde niet lang of ik wist de leukste gelegenheden en feestjes te vinden. Ik leerde ook snel dat het uitkijken was voor een bepaalde categorie mannelijke studenten. Er liepen er nogal wat rond die zich uitsloofden om zo snel mogelijk een ‘groentje’ te scoren, dus als meisje was het zaak om je grenzen te stellen. Gelukkig lukte me dat aardig, waardoor er nooit iets gebeurde wat ik niet wilde. Jongens waren interessant en boeiend om kameraadschappelijk mee om te gaan, meer niet.
Daar kwam verandering in toen ik op één van die studentenfeestjes Stef tegenkwam. Hij zat in zijn tweede jaar en omdat we uit hetzelfde dorp kwamen kenden we elkaar. Redelijk goed zelfs, want binnen onze parochie was hij de groepsleider van de Chiro jongens. Zelf was ik leidster bij de meisjes en hoewel de werking van beide groeperingen binnen dezelfde jeugdbeweging in die tijd vrijwel altijd gescheiden liep, hadden we als leiding maandelijks toch een gemeenschappelijke vergadering. In een aftands schoolgebouw hadden zowel de jongens als de meisjesgroep hun lokalen, netjes van elkaar gescheiden. Behalve de zolder, die was ingericht als gemeenschappelijke ontspanningsruimte en het was daar dat die gemengde vergaderingen plaatsvonden.
Na onze eerste ontmoeting in die Leuvense kroeg trokken we steeds vaker met elkaar op. Aanvankelijk alleen vriendschappelijk, maar vrij snel werd ik tot over mijn oren verliefd op Stef. Toch hield ik dat aanvankelijk zo goed mogelijk voor hem verborgen, bang als ik was dat hij me een ‘bakvis’ zou vinden en er smakelijk om zou lachen.
Geen wonder dus dat mijn hart sneller ging slaan, toen hij me na een van die vergaderingen vroeg of hij me thuis mocht brengen. Ik stemde wat graag toe en met mij achterop de bagagedrager van zijn fiets reed hij een ommetje langs onze straat. Vijftig meter voor ons huis, in het halfduister achter een paar struiken, hebben we elkaar voor het eerst gekust. Toen hij en ik de volgende maand na de vergadering als laatsten overbleven, was dat zeker geen toeval. Die avond hebben we elkaar voor het eerst bemind. De zolder was het decor, de uitklapbare zitbank was ons bed.
De ontspanningsruimte werd ons liefdesnestje. Voortaan gingen we bijna iedere zaterdagavond na het uitgaan naar die zolder. Daar hadden we de vrijheid om in alle rust intiem te zijn met elkaar, iets wat thuis of in Leuven niet kon of niet mocht.
Stapelverliefd was ik en maandenlang volmaakt gelukkig. Maar toen begon Stef zich te interesseren voor alles wat met communes te maken had. Stapels boeken en artikels verslond hij rond dat thema. Steeds vaker bestookte hij me met zijn theorieën over het volmaakte samenleven binnen zo’n commune. Telkens weer probeerde hij me te overtuigen van de voordelen van het samenleven zonder belang te moeten hechten aan het materiële en het mooie van de vrije beleving van het lichamelijke. Vooral dat laatste verontrustte mij. Dat zag ik niet zitten, maar telkens ik hem daarin tegensprak, eindigde dat in een fikse woordenwisseling. Op den duur ontweken we allebei dat thema.
Twee maanden later, net toen ik begon te geloven dat hij zijn ideeën had opgegeven, wachtte mij een verassing van formaat. Na een avondje stappen, gingen we weer langs ‘ons plekje’ op de zolder. Toen we daar kwamen, waren Koen en Dirk al daar. Het waren twee vrienden uit ons vaste uitgaanskliekje, maar wat die daar op zolder te zoeken hadden was mij een raadsel. Ik keek Stef niet begrijpend aan en vroeg wat de bedoeling was. Hij lachte alleen maar. Pas nadat hij voor de andere twee een biertje uit de koelkast had gehaald, gaf hij antwoord.
“This night is the night, baby,” fleemde hij. “Wat je nooit geprobeerd hebt, kun je niet beoordelen, liefje. Vanavond doen we de ultieme test. Ik leen mijn schatje uit aan mijn vrienden.”
“Wat!?”
Dit had ik niet zien aankomen en stomverbaasd keek ik van de een naar de ander. De geamuseerde blik van Stefs vrienden gaven me het gevoel dat ze mij met hun ogen alvast aan het uitkleden waren. Het voelde alsof ik een stuk vee was dat aan een vleeskeuring onderworpen werd.
“Dit… Dit kun je niet menen,” wendde ik mij opnieuw tot Stef.
“Oh jawel, liefje.” Zijn grijnslach deden me kippenvel krijgen. “Doe nou gewoon mee. Als jij zoiets daarna nooit meer wil, dan hebben we het toch een keer geprobeerd.”
In mijn nog jonge leven had ik mij nog nooit zo vernederd gevoeld en ik had de grootste moeite om in het bijzijn van de anderen niet in tranen uit te barsten. Zonder iemand nog een blik te gunnen, stond ik op en graaide naar mijn handtas. Twee seconden later smakte de deur met een harde knal achter me dicht.
Huilend liep ik de trap af en rende naar buiten in de stellige overtuiging dat ik Stef absoluut nooit meer wilde zien en dat ik nooit meer een voet in dat gebouw zou zetten.
Helaas, een mens kan zich vergissen. Dat zou ik weldra ondervinden.
Zondagmiddag belde Stef me op. Het was het pre-gsm tijdperk, dus gewoon thuis op de vaste telefoon. Na een slapeloze nacht had ik echter geen oren naar zijn verontschuldigingen. Woedend als ik nog steeds was, snauwde ik hem toe dat het uit was tussen ons en zonder zijn reactie af te wachten, gooide ik de hoorn op de haak.
Gedurende de volgende weken bleef vooral die woede mijn doen en laten beheersen. Naar de jeugdbeweging ging ik niet meer. Tegenover mijn ouders gebruikte ik het excuus, dat ik met de tentamens in aantocht al mijn tijd nodig had om te studeren. Zo kwam het dat ik in de weekends voortaan pas zondagvoormiddag naar huis ging. In de namiddag vertrok ik alweer, zodat er weinig kans was dat ik Stef in het dorp tegenkwam. Ook in Leuven zonderde ik me af. Ik pikte nog wel mijn cursussen mee, maar ’s avonds kwam ik mijn kot niet meer uit. Door mezelf zo fanatiek op mijn studie te storten dwong ik mezelf vooruit. Dat ik tegelijkertijd vereenzaamde, nam ik er gewoon bij. Stef bleef me wel met regelmaat bellen, maar telkens liet ik hem dan door de hospita afschepen.
Na een maand was mijn op woede gebaseerde energie echter op. Ik kon me niet langer op mijn studie concentreren. Er waren dagen dat ik tot niets kwam en gewoon de hele dag op bed voor me uit lag te staren. Beetje bij beetje ruimde woede plaats in voor verdriet. Toch duurde het nog een paar weken voor ik bij mezelf toegaf dat ik Stef heel erg miste en dat ik ondanks die ene vernedering nog altijd zielsveel van hem hield. Uitgerekend op de dag dat ik tot dat inzicht kwam, belde hij me weer eens op. Aarzelend stemde ik ermee in om hem die avond nog te ontmoeten. De plaats van afspraak was hetzelfde café waar we elkaar in Leuven voor het eerst tegenkwamen.
Het werd een moeilijk gesprek. Uiteraard konden we niet om de reden van onze breuk heen, maar zijn spijt leek oprecht. Zijn belofte om mij nooit meer tot iets te verplichten wat ik niet wilde, klonk overtuigend. Toen hij, met mijn hand in de zijne, verklaarde hoezeer hij me miste en hoeveel hij van me hield, smolt mijn hart helemaal. Voor ik het goed en wel besefte zat ik bij hem op schoot en kusten we elkaar hartstochtelijk.
We namen ons vertrouwde leventje weer op en het laatste restje wantrouwen verdween snel. Ik genoot weer als voordien. Het leven én de liefde lachten mij weer toe. Tenminste dat gevoel had ik op dat moment écht wel…
4
De zaterdagochtend van mijn negentiende verjaardag stond Stef al vroeg bij ons thuis aan de deur. In zijn ene hand hield hij een enorme ruiker bloemen en in de andere een klein pakje, waar een heel mooi gouden halskettinkje bleek in te zitten. Ik was heel blij met beide cadeautjes, maar toen moeder even de kamer verliet om koffie voor ons te maken, fluisterde hij me toe dat hij nog een verrassing voor me had.
“Maar die is voor vanavond laat op de zolder,” voegde hij er met een vette knipoog aan toe.
Hoe ik ook aandrong, meer wilde hij niet loslaten. In mijn fantasie zag ik mezelf die avond al een of ander lingeriesetje uitpakken. In de voorbije maanden had ik ontdekt hoeveel leuke spulletjes er te koop waren om er als vrouw voor een man zo verleidelijk mogelijk uit te zien. Het werd een soort fobie en sindsdien ging daar een flink deel van mijn zakgeld aan op. De bewondering in zijn ogen, telkens ik mij voor hem in een nieuw setje showde, was mijn beloning. Maar die spullen waren prijzig en wogen nogal op mijn studentenbudget. Een cadeautje in die richting zou dus meer dan welkom zijn.
Het pakje dat hij me die avond in de hand drukte, kon nooit een of ander stuk pikante lingerie bevatten. Daarvoor was het veel te klein.
“Is dit wat ik denk dat het is?” vroeg ik weifelend, nadat ik het had geopend. In het papiertje zaten twee handgerolde sigaretten, maar dan bijna anderhalve keer de lengte van een normale sigaret.
“Ja, schat,” zei hij glimlachend. “Vanavond gaan we een jointje roken.”
“Ik… Ik weet niet of ik dat wel wil, Stef. Je hebt me beloofd dat je me nooit meer tot iets zult verplichten wat ik niet wil.”
“Ik verplicht je toch niets, ik stel het alleen maar voor.”
“Wel zonde van het geld natuurlijk, als ik niet wil.”
“Nee, Lies. Zit daar maar niet over in. Ik kreeg ze van Dirk. Gratis, om het eens te proberen. Volgens hem komt Nicole pas goed los als ze eerst een jointje gerookt heeft.”
Nicole was sinds een paar maanden het lief van Stefs vriend. Voor zover ik haar intussen kende, leek ze mij een echte losbol en het verbaasde me niet dat zij zoiets wel eens probeerde. Moest ik dat daarom zonodig ook doen? Nee toch?
Ik antwoordde dat ik niet aan de drugs wilde, waarop hij repliceerde dat het niet om een echte drug ging. Hooguit was het een softdrug die helemaal niet verslavend werkte, zo stelde hij. Daarnaast wees hij me erop dat ik zelf ook wel wist dat ik moeite had om tijdens het vrijen verder te gaan dan hetgeen we tot dan toe deden.
Daar had hij een punt moest ik toegeven. Veel verder dan rechttoe - rechtaan waren we nog niet geraakt en dat lag inderdaad aan mij. Altijd hield ik de boot af als hij een beetje wilde experimenteren. Er waren momenten dat ik het best anders zou willen, maar ik kon het niet. Tijdens de daaropvolgende discussie liet ik me overtuigen om het tenminste een keer te proberen.
Na een fikse hoestbui toonde hij me hoe het wel moest en een flink aantal trekjes later voelde ik me zowaar licht worden in mijn hoofd. De vrijpartij die volgde, was intenser dan alles wat we voordien beleefden. Ik stond dingen toe die ik tot dan toe nooit voor mogelijk had gehouden. Sterker nog, als in een roes ging ik in alles met hem mee en ik genoot er nog van ook.
Vanaf die dag ging het snel. Het jointje roken werd een vast onderdeel in ons minnespel en weldra bleef het niet bij één joint per avond. Niet alleen mijn beleving veranderde. Ook mijn denken verruimde en zo kon het gebeuren dat ik geen bezwaar maakte toen Stef me een aantal weken later vroeg of ik het goed vond dat Dirk en Nicole met ons meegingen naar de zolder. Daar aangekomen rookten we eerst met zijn vieren samen een jointje, waarna we ieder met onze eigen partner ‘aan de slag’ gingen.
Die eerste keer voelde ik me behoorlijk vreemd. Vrijen terwijl een ander koppel op een paar passen van ons vandaan flink tekeer ging, werkte remmend. Maar ook dat wende. Na alweer een paar weken leek het wel alsof ik alle gevoel voor schaamte verloren had, als ik eerst maar dat opkikkertje gerookt had. Ik schroomde me niet langer om samen met Stef toe te kijken hoe Nicole en Dirk de liefde bedreven en hen daarbij aan te moedigen. Ik begon het zelfs leuk te vinden als zij nadien ook voor ons ‘supporterden.’
Ook toen Nicole mij op een keer fluisterend vroeg of ik het zag zitten om samen met haar onze mannetjes op een erotische show te trakteren, aarzelde ik niet. In mijn benevelde geest kwam het gewoon op me over als een logisch vervolg.
Kort daarna werd ons kringetje uitgebreid, eerst met Koen. Nicole en ik waren er natuurlijk altijd bij, maar Stef en Dirk waren de baas. Zij bepaalden onderling wie er mee mocht naar ‘onze’ zolder. Nogal wat jonge mannen die bij hen in de smaak vielen, wisten weldra de weg naar de zolder te vinden. Iedereen die een uitnodiging kreeg was wel verplicht om te zorgen voor wat sterks ter consumptie, dat was de voorwaarde.
Nicole en ik kregen steevast de rol van gastvrouw toebedeeld. Het was aan ons om de heren te bedienen, bijna in ‘de staat der staten,’ dus met heel weinig om het lijf. Als de heren zich dan gedroegen zoals van hen verwacht mocht worden, dan waren Dirk en Stef wel zo goed om hen even ‘de vrije hand’ te geven. Eenmaal onder invloed was ik een sloerie geworden, die er niet eens aan dacht om te protesteren. Zolang de nacht maar eindigde in de vertrouwde sterke armen van Stef vond ik alles best. Nicole en ik ondergingen de gekste rituelen zonder morren. Het scheren was daarbij een vast onderdeel, maar toen er op den duur op bepaalde plaatsen niets meer te scheren viel, gingen in een knotsgekke nacht onze hoofdharen eraf. Stef en Dirk hadden dat zo beslist en gek genoeg hadden Nicole en ik de aanwezige mannen nog aangemoedigd ook.
Dat het uitgerekend onze kale kopjes waren die bij een aantal mensen in het dorp nog meer vragen deed reizen, dat hadden we niet in de gaten. Wisten wij veel dat er onder de jongemannen die wij op de zolder op bezoek kregen, er een paar bij waren die hun mond voorbij gepraat hadden. We zouden dat echter snel ondervinden.
“Hallo, is daar iemand?”
Precies op het moment waarop mijn gedachten stilstonden bij dat ene moment uit het verleden wat ik nog het meest van al verfoeide, leek Stef te vinden dat hij me voldoende tijd had gegund. Ik was er niet echt rouwig om, maar meer nog dan zijn woorden was het zijn warme hand op mijn dij die me terughaalde naar het heden. Terwijl ik met een haastig gebaar zijn hand van mijn rok wegduwde, viel mijn oog op het dasboard klokje. Het was al tien over vier.
“Breng me terug, Stef,” smeekte ik nerveus, “meer tijd heb ik echt niet.”
“Nee, Lies,” antwoordde hij rustig. “Zo gemakkelijk kom je niet van me af. Pas als we echt met elkaar gepraat hebben, breng ik je terug.”
“Ik heb jou niets te zeggen, begrijp dat toch.”
“Dat geloof je zelf toch niet.” Vertel me om te beginnen maar eens waar je de voorbije minuten aan zat te denken.”
“Ik dacht na over wat ik mijn man voor het avondeten ga klaarmaken,” jokte ik.
Waar ik dit onbenullig antwoord zo snel vandaan haalde, begreep ik zelf niet. Geen seconde had ik aan Remco gedacht sinds ik het huis uit ging.
“Onzin, Lisa Peters! Wat wordt het? Ofwel praten we, ofwel bellen we jouw man. Nadat ik hem verteld heb waar en met wie jij op dit ogenblik uithangt, geef ik hem wel even aan jou door. Dan kun je hem gelijk zeggen dat hij de aardappeltjes alvast mag beginnen schillen.”
In normale omstandigheden zou ik ongetwijfeld geschaterd hebben om de spitsvondige manier waarop hij inspeelde op mijn laatste woorden. Dit waren echter geen normale omstandigheden, hij had me in zijn macht. Even overwoog ik om het portier open te gooien en het op een lopen te zetten, maar met die hoge hakken onder mijn voeten was dat geen optie. Hij zou me zo inhalen en bovendien gaf ik hem dan pas echt een reden om Remco te bellen. Dat moest ik boven alles zien te vermijden en dus zou er niets anders opzitten dan te doen wat hij van me wilde. Er was geen andere mogelijkheid, ik zou met hem moeten praten.
Toch wilde ik niet al te meegaand lijken. Als hij koppig kon volhouden, dan ik toch zeker ook. Om mezelf een houding te geven kruiste ik de armen en keek zwijgend voor me uit.
“Mooi,” reageerde hij daarop, “zwijgen is nog altijd toestemmen.”
Als je het zelf zegt, dacht ik en klemde mijn lippen nog wat vaster op elkaar.
“Zal ik dan maar beginnen?” vroeg hij, toen hij zag dat ik niet van plan was om te reageren. “Als jij het goed vindt, neem ik je vijftien jaar mee terug in de tijd, naar die keer dat wij elkaar voor het laatst zagen. Dat ene genante moment, weet je nog?”
En of ik dat nog wist! Daar hoefde ik niet eens bij na te denken, die scène stond voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. Nu hij zelf daarover begon, voelde dat aan als een kaakslag. Uitgerekend daar wilde ik niet aan herinnerd worden, maar er was geen ontkomen aan. Het leek alsof de film in mijn hoofd na een korte pauze opnieuw werd opgestart. Een ijskoude rilling ging over mijn rug toen de beelden me terug helder voor de geest kwamen.
Ik zag mezelf weer naast Nicole op de grote houten tafel liggen. Zes paar grijpgrage handen van evenveel schaars geklede mannen waren bijna klaar met ons in te oliën van kop tot teen, toen plots de deur openvloog. Pater Jozef, onderpastoor en proost van de jeugdbeweging, staarde ons vanuit de deuropening aan met een blik vol ongeloof. Van pure consternatie liet hij de sleutelbos uit zijn handen vallen. Twee tellen later werd onze ‘geestelijke leider’ opzij geduwd en van achter hem kwamen drie dorpsnotabelen de zolderruimte binnen. De eerste was meneer Dolmans, notaris en nota bene Nicole’s vader. Achter hem kwam dokter Geysen, de vader van Koen, gevolgd door apotheker Wagenmakers, Stefs vader.
Terwijl de verwijten ons om de oren vlogen, waarbij het woord ‘schande’ met regelmaat viel, konden wij niet snel genoeg iets om het lijf hebben. Ieder voor zich grabbelden we naar wat er binnen handbereik lag. Voor we het goed en wel beseften, werden we de trap afgeduwd en gedwongen om in de klaarstaande auto’s te stappen.
In de wagen van de apotheker werd onderweg naar huis geen woord gesproken. Stef en ik mochten niet en zijn vader wilde niet.
Vader Wagenmakers had zijn woorden opgespaard voor mijn ouders, want toen na zijn volgehouden driftig aanbellen, pa en ma in kamerjas de voordeur openden, bracht hij in een stortvloed van woorden verslag uit van de feiten.
Op het ogenblik dat mijn vader me naar binnen sleurde, zag ik nog kans om eventjes naar Stef te zwaaien. Ik zou gezworen hebben dat hij me van achter het autoraam terugzwaaide. Het was de laatste keer dat ik hem zou zien, tot hij die ochtend in de supermarkt onverwacht voor me had gestaan. Hij had me laten stikken toen de notaris het zo wist te orkestreren, dat ik zowat alle schuld alléén over me heen kreeg. Uitgerekend in de periode dat ik me door iedereen verlaten voelde en ik Stef meer dan ooit nodig had, was hij er niet geweest. Waar haalde hij het recht vandaan om mij daar vijftien jaar later nog mee lastig te vallen?
Plots drong het tot me door dat hij de hele tijd dat ik met mijn gedachten bij het verleden was zijn mond had gehouden. Aarzelend draaide ik me naar hem toe.
“Ben je er weer?” Hij probeerde een glimlach te forceren, iets wat hem niet echt lukte. “Heb ik je aandacht, Lies?”
Voor het eerst zag ik iets van droefheid in zijn ogen, geen dreiging, geen overdreven zelfvertrouwen of geen spot, alleen maar droeve ernst. Blijkbaar was hij wel degelijk gekomen om met mij over het verleden te praten en kostte hem dat meer moeite dan hij tot hiertoe liet uitschijnen. Enigszins op mijn hoede, maar wel nieuwsgierig naar wat hij me te zeggen had, knikte ik bevestigend.
“Kijk, Lies,” begon hij, “we deden destijds dingen waar we achteraf geen van allen trots op zijn, maar nu we daar eindelijk eens over kunnen praten, voel ik aan jouw kant alleen maar verwijten.”
“Vindt je het gek? Heb ik daar dan geen reden voor?” Als het zijn bedoeling was om mij uit de tent te lokken, dan was hem dat alvast gelukt.
“Onterecht, Lies.”
“Is dat zo?”
“Ja, nooit heb ik je ergens toe gedwongen. Vertel me dus nu niet dat het allemaal tegen jouw zin was.”
“Poeh, mannen!” sneerde ik, “die begrijpen ook nooit eens wat.”
“Oh nee?”
“Nee! Jij nam mij wel op sleeptouw, weet je nog? Als een verliefde puber liet ik me door jou leiden, en dat heb ik geweten. Daar heb ik ruimschoots voor moeten boeten, maar wat ik nog erger vind en wat ik nooit zal vergeten, dat is dat jij me liet vallen als een baksteen. Dat neem ik je nog altijd heel erg kwalijk, Stef Wagenmakers!”
“Dat weet ik en ik begrijp het ook wel, maar toch is het niet terecht. Ik hield van je zoals ik nadien nooit meer van iemand heb gehouden.”
“Is het niet wat laat om met dat soort praatjes aan te komen?”
”Voor een verklaring is het nooit te laat. Het kan op jou wel overgekomen zijn alsof ik je liet vallen, maar toch was dat niet zo.”
“Oh nee? Waar zat jij dan toen ik door het hele dorp werd uitgespuwd? Ik en ik alléén kreeg alle schuld over me heen. Ik was de dorpshoer en jullie waren enkel maar slachtoffers. Ocharme!”
“Doe niet zo sarcastisch, Lies.”
Beeldde ik het mezelf in of kromp hij echt een beetje ineen? Het was wel duidelijk dat hij zich ook niet echt comfortabel voelde bij dit gesprek. Zo kende ik hem eigenlijk niet. Toch was ik niet van plan om het hem gemakkelijk te maken. Vreemd genoeg luchtte het me op nu ik hem deze dingen ongezouten in zijn gezicht kon zeggen. Misschien had hij toch gelijk en moest dit gesprek inderdaad gevoerd worden.
“Ja zeg, mag ik misschien even?” ging ik verwijtend verder. “Op het moment dat ik jouw steun meer dan ooit nodig had, gaf jij niet thuis. Je leek wel van de aardbol verdwenen.”
“Ik had huisarrest.”
“Huisarrest? Laat me niet lachen!”
“Toch was dat zo, laat het me uitleggen, Lies.”
De volgende minuten was alleen Stef aan het woord. Hij herhaalde nogmaals zijn spijt dat het zo gelopen was, waarna hij begon te vertellen. Al luisterend raakte ik er langzaam van overtuigd dat hij de waarheid sprak. Zijn verhaal liep gelijk met het mijne, dat kon hij niet verzonnen hebben.
Zijn ouders hadden hem verboden om nog met mij om te gaan. De dreiging dat zij niet langer zijn studies zouden betalen, was de stok achter de deur. De eerste week had hij inderdaad huisarrest gekregen, iets waar zijn vader streng op toezag. Zelfs het gebruik van de telefoon was hem niet toegestaan. Ook naar de universiteit mocht hij niet, omdat hij me daar zou kunnen opzoeken zonder dat zijn ouders daar weet van hadden. Tijdens die week had zijn vader, via een kennis, het zo weten te regelen dat hij naar de Sorbonne kon om zijn studie verder te zetten. Zeer tegen zijn zin was hij op zondagochtend door zijn ouders in Brussel op de trein richting Parijs gezet.
Van daaruit had hij zo snel mogelijk contact met me gezocht, maar tevergeefs. In die pre -mobiel tijd was hij wel verplicht om me thuis proberen te bellen, maar telkens hadden mijn ouders de hoorn op de haak gegooid. De Hospita in Leuven had hem ook al niet verder geholpen. Die had alleen weten te vertellen dat ik daar niet meer woonde. Hij had ook verschillende brieven gestuurd, maar telkens waren die ongeopend teruggekomen. Toen hij na drie maanden voor het eerst weer in België was, had hij overal naar mij geïnformeerd maar niemand wist waar ik uithing.
Het kon allemaal kloppen en als vanzelf werd ik mee in het gesprek gezogen. Ik vertelde hoe mijn ouders zich schaamden voor hun dochter en hoe ze me liever kwijt dan rijk waren. Ik was niet langer welkom thuis en dat hadden ze me duidelijk laten merken.
In Leuven deed het ‘nieuwtje’ ook al snel de ronde en na een paar dagen werd ik geschuwd als de pest. Toen het mijn hospita ter ore kwam, werd ik op staande voet het huis uitgezet, want ik had haar goede naam besmeurd.
Hierop nam Stef weer het woord en vertelde dat hij een jaar lang naar me had gezocht. Toen hij het opgegeven had, was hij ervan overtuigd geraakt dat ik niets meer met hem te maken wilde hebben en resoluut voor een leven zonder hem had gekozen. Om mij te vergeten had hij zich voor tweehonderd procent op zijn studie gestort. Zodra hij afgestudeerd was, kon hij meteen aan de slag bij een farmaceutisch bedrijf in de buurt van Parijs en dus was hij in Frankrijk gebleven. Hij was een relatie begonnen met een vrouwelijke collega en na een jaar was hij ook met haar getrouwd. Het was een vergissing gebleken, bekende hij. Na amper twee jaar was hun huwelijk al op de klippen gelopen. Om met een schone lei te herbeginnen was hij daarop maar naar België teruggekeerd, waar hij al zijn tijd en energie gestoken had in het opstarten van een eigen zaak. In het begin was het heel moeilijk geweest, maar nu was hij eigenaar van een goedlopende handel in farmaceutische producten. Hij had intussen vijftien mensen in vaste dienst. Via zijn zaak was hij me een jaar geleden ook weer op het spoor gekomen, heel toevallig.
“Hoezo?” vroeg ik. Natuurlijk wilde ik wel eens weten hoe hij me gevonden had.
“Ken je ‘VZW Het Kruispunt’ nog?”
Een schok ging door me heen. Ook dat wist hij, hij wist dat ik in de psychiatrie had gezeten. Enigszins angstig knikte ik bevestigend.
Op een dag, zo vertelde hij verder, was er een financieel dispuut geweest tussen de VZW en zijn firma, iets wat hij niet aan een ondergeschikte had willen overlaten. Tijdens het onderhoud met de directrice was zijn afkomst ter sprake gekomen en was de naam van ons geboortedorp gevallen. De directrice had hem daarop verteld, dat zij toen ze jaren geleden nog als psychologe voor de VZW werkte, een patiënte uit dat dorp behandeld had. Hij had wel wat moeten aandringen, maar uiteindelijk had ze mijn naam genoemd.
“Was dat mevrouw Devries?” vroeg ik met onvaste stem.
“Ja, ik geloof wel dat ze zo noemde. Zij wist ook niet wat er van jou geworden was, maar ze herinnerde zich nog wel dat ze je destijds geholpen had om binnen te geraken aan de Rijksuniversiteit in Utrecht, in de faculteit diergeneeskunde.
“Dat klopt,” vulde ik aan. “Naar Leuven wilde ik niet terug en van die menswetenschappen had ik schoon genoeg. In België was er op dat moment net een inschrijvingsbeperking afgekondigd in de richting veeartsenei, dus werd het Nederland.”
Ik stond versteld van mezelf. Nauwelijks een handvol minuten eerder was ik er stellig van overtuigd geweest dat ik Stef niets te zeggen had en nu kon het mij plots niet meer schelen. Het voelde aan alsof er een last van mijn schouders viel en ik vroeg hem hoe hij ontdekt had waar ik precies woonde.
Hij antwoordde dat iemand voor hem aan de universiteit van Utrecht wat opzoekwerk had verricht. Het had even geduurd, maar zijn contactpersoon had na een tijdje toch een aantal mogelijke aanknopingspunten gevonden en een daarvan was Remco’s praktijk, waar ik destijds stage had gelopen. Vanaf toen was het simpel geweest, want de eerste de beste dorpeling die hij tegengekomen was, had hem de weg naar het huis van de veearts en zijn ‘Belgische madam’ gewezen.
Onwillekeurig moest ik lachen om de manier waarop hij dat laatste met een Nederlandse tongval probeerde uit te spreken. Het haalde het laatste restje spanning bij me weg en toen hij vervolgens informeerde hoe ik in de psychiatrie verzeild was geraakt, sprak ik vrijuit.
Wat kon het mij nog schelen dat hij wist dat ik in de tijd waarin de hele wereld op mijn hoofd leek neer te storten niet langer voldoende had aan een jointje op zijn tijd. Tenslotte was hij het die mij met drugs in contact had gebracht. Voor mij was het wel verslavend gebleken en op mijn zoektocht naar iets sterkers was ik via een kennis in Gent beland.
Gelukkig vroeg Stef niet waar ik het geld voor die drugs vandaan haalde, dus hoefde ik dat ook niet te zeggen. Over mijn korte ‘carrière’ als paaldanseres en animeermeisje hield ik liever mijn mond, maar het was wel de enige manier om snel aan voldoende geld te geraken om mijn drugs te betalen. Het jointje werd vervangen door pillen en toen ook dat niet meer het beoogde resultaat gaf, ging ik aan het snuiven.
Op een dag ging het mis. Een allergische reactie op onzuiver spul zeiden ze in het ziekenhuis. Toen ik voldoende hersteld was, brachten ze mij in contact met ‘Het Kruispunt’ en na een lange weg, met veel vallen en weer opstaan, was ik na ruim een jaar in staat om weer op eigen benen te staan. Mevrouw Devries, tijdens mijn verblijf in de instelling altijd al mijn steun en toeverlaat als ik het moeilijk had, hielp mij om de inschrijving in Utrecht te regelen. Rond die periode had ze ook contact gezocht met mijn ouders, maar die waren niet tot een verzoening bereid. Wel hadden ze doorheen de jaren een aardig potje op mijn naam bijeengespaard en mevrouw Devries kreeg het voor elkaar, dat ze dat afstonden. Dank zij dat spaarboekje kon ik die studies in Nederland betalen.
“In België had ik niets meer te zoeken,” zei ik afrondend, “en dus heb ik hier een heel nieuw leven opgebouwd.”
Stef had me niet één keer onderbroken en het duurde ook een tijdje voor hij iets zei.
“Hehé,” zei hij, dat is niet niks, Lies. Gek toch, dat jij en ik, die zo voor elkaar voorbestemd leken, op die manier uit elkaar zijn gerukt.”
“Ach Stef, het is nu eenmaal zo gelopen. Dat kunnen we niet terugdraaien.”
“Toch ben ik blij dat wij twee daar eindelijk eens over konden praten.”
“Het luchtte in ieder geval op,” gaf ik eerlijk toe.
“Zo voel ik het ook aan. Mag ik je de hand drukken?” Gedurende een paar seconden staarde ik naar zijn uitgestoken hand. Toen ik hem weer aankeek was de vertrouwde guitige glans in zijn ogen weer helemaal terug.
“Gewoon uit dankbaarheid,” drong hij aan. “Omdat je toch naar hier gekomen bent.”
Aarzelend legde ik mijn hand in de zijne. Zijn handdruk voelde stevig en warm. Ergens voelde het ook vertrouwd aan en misschien lag het daaraan dat onze handen langer in elkaar bleven dan zijn dankbaarheid vereiste. Op het moment dat mij dat op ging vallen, trok ik de mijne snel terug.
“En dan nu de tweede reden waarom ik je kwam opzoeken. Lies, ik kom je uitnodigen voor de reünie.”
“De reünie?” Een koude rilling liep over mijn rug. “Welke reünie?”
“Van de jeugdbeweging, ter gelegenheid van hun 25 jarig bestaan. De anderen komen ook allemaal.”
“De anderen?”
“Je weet wel, onze Chiro kliek van destijds.”
“Zie jij die dan nog wel eens?”
“Sommigen wel. Dirk en Nicole zelfs regelmatig. Jij weet dat waarschijnlijk niet, maar die vormen al twaalf jaar een perfect koppel. Twee prachtige kinderen hebben ze, een zoon van tien en een dochter van acht. Koen zie ik ook nog wel eens. Die is echter van kamp veranderd, als je begrijpt wat ik bedoel. Hij komt ook en brengt zijn vriend mee. Bijna iedereen zal er zijn. Jij toch ook, mag ik hopen?”
“Nee Stef,” wist ik met moeite te stamelen. “Dat kan ik echt niet aan.
5
Natuurlijk kon ik van Stef verwachten dat hij het niet zo snel zou opgeven, maar ondanks zijn aandringen, bleef ik bij mijn besluit. Naar mijn aanvoelen had ik trouwens geen andere keuze.
“Kan ik je echt niet overtuigen?” vroeg hij na een tijdje. “Denk er nog eens rustig over na, die bijeenkomst is pas over drie weken.”
“Nee!” antwoordde ik kordaat, “In geen geval kom ik naar die reünie. Daar hoef ik zelfs geen seconde over na te denken.”
Alleen al de gedachte dat ik de mensen die mij destijds met alle zonden van Israël hadden overladen onder ogen zou moeten komen, deed mij huiveren. Die confrontatie kon en wilde ik niet aangaan.
“Oké,” zei hij met een zucht. “Dit antwoord had ik ergens wel verwacht. Jammer, Nicole en Dirk hadden jou anders graag nog eens ontmoet.”
“Vertel hen alsjeblieft niet waar ik woon,” reageerde ik verschrikt. Ik wilde niet nog meer onverwacht bezoek uit België.
“Nee, dat kunnen we niet hebben,” zei Stef grijnslachend. “Daarom wil ik overschakelen op plan B. Mag ik een paar foto’s van je nemen?”
“Foto’s?”
Terwijl hij voor me heen naar het dashboardkastje toe boog en een digitale camera tevoorschijn haalde, tolden allerlei gedachten door mijn hoofd. “Waarom heb jij foto’s van mij nodig?”
“Gewoon als bewijs voor de anderen.”
“Bewijs voor de anderen?” herhaalde ik op ongelovige toon.
“Ja, ik heb nogal zitten opscheppen dat ik niet zou rusten vooraleer ik je gevonden had en dus wil ik een paar plaatjes van jou. Gewoon hier in mijn wagen, die kennen ze en dus zullen ze me wel moeten geloven.” Hij richtte de camera alvast. “Vooruit, Lies. Lachen!”
“Niks van,” siste ik en vlug duwde ik het fototoestel opzij. “Wie garandeert me dat jij die foto’s niet zult gebruiken om mij nog meer onder druk te zetten?”
“Nooit, Lies. Erewoord.”
“Mag ik jou eraan herinneren dat ik niet vrijwillig naar hier gekomen ben? Wie weet bezorg jij die foto’s wel aan mijn man.”
“Natuurlijk niet, zeg!”
“En dat moet ik geloven?”
“Ja, echt wel.”
“Je hebt er anders wel mee gedreigd om mijn man alles te vertellen als ik niet met je wilde praten. Waarom eigenlijk? Je had het me toch gewoon kunnen vragen.”
“Dat deed ik ook, maar toen jij me zonodig moest afschepen, kwam dat idee plots in me op. Geef maar toe dat je zonder dat dreigement nooit gekomen zou zijn.”
Daarin had hij gelijk. Toch vertrouwde ik het niet helemaal.
“Je hebt me anders wel de stuipen op het lijf gejaagd hoor.”
“Sorry daarvoor, maar ik zag geen andere mogelijkheid. Nogmaals, Lies, ik zou jouw man nooit iets over vroeger vertellen. Ik vind zelf ook wel dat ik niet het recht heb om na zo’n lange tijd jouw leven overhoop te halen”
Meende hij dit? Zoals hij me met een ernstige blik zat aan te kijken, leek het daar wel op. In ieder geval was hij tijdens het gesprek dat hier aan voorafging eerlijk geweest. Ik wikte en woog. Hij gunde me de tijd, maar toen hij nogmaals vroeg of hij die foto’s mocht nemen, stemde ik daar schoorvoetend mee in.
“Maar wel alleen als je beloofd dat…”
“Jaja, als ik beloof dat jouw man ze nooit te zien krijgt en ik de anderen niet vertel waar je woont,” nam Stef me de woorden uit de mond. “Je hebt mijn woord, beloofd Lies… Lachen!”
Ik forceerde een nerveuze glimlach en zijn camera klikte.
“Dit wordt niets,” zei hij zodra hij het resultaat op het schermpje bekeek. “Veel te dichtbij. Zullen we even uitstappen en voor de wagen gaan staan?”
Eenmaal buiten wilde hij verschillende foto’s en gewillig nam ik daarbij telkens de houding aan die hij voorstelde. Lachend of ernstig kijkend, stond ik achtereenvolgens voor de wagen, leunde ik breed zwaaiend op de openstaande deur, hing ik turend in de verte tegen de kofferbak, enzovoorts. Eigenlijk vond ik het ergens nog leuk om te doen tot hij me, terwijl ik met mijn ellebogen op de motorkap leunde, alsnog wist te verrassen.
“Weet je wat nog overtuigender zou zijn?” vroeg hij plots.
Ik haalde mijn schouders op, niet begrijpend wat hij bedoelde.
“Ze zullen me helemaal geloven als we er een foto bijstoppen van jouw vlindertje.”
“Geen denken aan!” Ik duwde mezelf van de motorkap rechtop en kruiste mijn armen om mijn weigering te onderstrepen.
Het vlindertje waar hij op zinspeelde was een kleine tatoeage op mijn rechterborst. Een jeugdzonde waar ik achteraf meer dan eens spijt van heb gehad. Stef moest niet denken dat ik bereid was om hem daar een foto van te laten nemen en dat zei ik hem ook.
“Ik begrijp het,” zei hij lachend. “Een vlinder met afhangende vleugels is immers geen gezicht.”
Dat hij bezig was om me uit te dagen, had ik niet meteen door en daardoor reageerde ik veel te snel.
“Absoluut niet!” reageerde ik feller dan ik het bedoelde. “Met mijn borsten is heus niets mis.”
In mijn gezicht mocht ik hier en daar al wel een beginnend rimpeltje hebben en mijn buik was niet meer zo strak als vroeger, maar op mijn boezem was ik met recht en reden nog steeds trots.
“Wat is dan het probleem?” daagde hij me verder uit. “Laat eens zien”
Ik begreep dat ik door mijn antwoord hem daartoe zelf had aangemoedigd en terwijl ik aarzelend om ons heen keek of de kust veilig was, schrok ik van mezelf omdat ik het simpelweg overwoog om te doen wat hij van me vroeg.
“Je durft niet,” plaagde hij. “Je bent een preutse Hollandse meid geworden, Lies. Wie had dat ooit kunnen denken?”
“Preuts?” echode ik. “Reken maar van niet!”
Dat ging ik me niet laten zeggen. Als mijn borst daarvoor bloot moest, dan moest dat maar.
Terwijl ik opnieuw in het rond keek om zeker te zijn dat er niemand in de buurt was, maakte ik mezelf wijs dat hij het recht had om die tatoeage nog eens te zien. Dat vlindertje op mijn borst was destijds een cadeautje van hem geweest, dus ergens was dat niet ongewoon, suste ik mezelf. Snel trok ik mijn jasje uit en liet het achteloos op de motorkap vallen.
“Goed zo,” moedigde hij me aan, toen ik de knoopjes van mijn bloes begon los te maken. “Zo ken ik je weer.”
Ondertussen hoorde ik zijn fototoestel herhaaldelijk klikken. Ook terwijl ik mijn rechterschouder ontblootte, mijn bh loshaakte en de cup van mijn borst naar omhoog schoof, bleef hij foto’s nemen.
“Mooi,” zei Stef, nadat hij eerst een bewonderend fluittoontje produceerde. “Je hebt echt niet overdreven.”
Het was wellicht als compliment bedoeld, maar uitgerekend dat bouwvakkerachtige fluittoontje haalde mij terug naar de realiteit. Het schaamrood kwam me op de wangen toen ik in een flits mezelf een spiegel voorhield. Waar was ik in godsnaam mee bezig?
Als gerespecteerde vrouw van een Hollandse dierenarts hing ik gedeeltelijk naakt op de motorkap van een Belgische BMW, in een bos op nog geen vier kilometer van mijn huis. Bovendien was ik in het gezelschap van een andere man dan de mijne en stond ik toe dat die foto’s van mijn blote borst nam. Dit was fout en nog niet zo’n klein beetje ook. Stel dat Remco me nu zou bezig zien, hoe zou ik hem dit ooit kunnen uitleggen?
Toch kwam ik er niet toe om een einde te maken aan deze genante situatie. Was het omdat Stef dichterbij kwam om een close-up van het vlindertje te nemen? Ik wist het niet. Ik kon ook niet verklaren waarom ik roerloos bleef staan, toen hij nog dichter op me inzoomde.
Plotseling voelde ik hem tastbaar dichtbij. Niet dat Stef
me aanraakte, maar ik voelde zijn adem op mijn huid en rook zijn aftershave. Ik voelde hoe ik de controle over mezelf verloor.
Hoe ik me ook verzette, het onwaarschijnlijk gebeurde. Een onweerstaanbare vloedgolf kwam over me heen, zo intens als ik dat in tijden niet meer had gevoeld. Met een hoofd vol vragen sloot ik de ogen en wachtte af. Ging hij me alsnog versieren? Dat wilde ik toch niet?
Helder denken lukte me ineens niet meer. Ik wist alleen dat ik een beslissing moest nemen. Als ik hem wilde afwijzen, dan moest dat nu gebeuren. Toch ondernam ik niets.
Ik hield mijn adem in op het moment waarop hij zijn hand naar mijn voorhoofd bracht en een verdwaalde haarlok opzij streek. Ik liet hem begaan toen zijn vingers in een teder gebaar de lijnen van mijn gezicht volgden. Ook toen hij nog dichter naar me opschoof en ik zijn dijen op de mijne kon voelen, verroerde ik niet.
Weldra beroerden zijn lippen mijn voorhoofd. Beheerst zoende hij achtereenvolgens mijn wang, mijn ogen, mijn neus, mijn oor en tenslotte mijn lippen. Met bonzend hart stond ik het toe. Na een tijdje beantwoordde ik zijn kus, aanvankelijk schuchter, maar al gauw nog eens, en nog eens…
Diep in mij was er een waarschuwend stemmetje dat me zei dat dit verkeerd was, maar het was te laat. Het punt waarop de rede ondergeschikt wordt aan het gevoel was ik lang voorbij. Bij elk nieuw kusje voelde ik dat beetje verzet wat ik nog in me had kleiner worden en mijn opwinding toenemen. Even probeerde ik nog om me voor de geest te halen hoe ik voor deze man vijftien jaar lang alleen maar gevoelens van haat had gekoesterd, maar ook dat hielp niet. Ik wist me definitief verloren en berustte met de gedachte, dat buiten ons twee dan, niemand dit ooit hoefde te weten.
Heel even kwam er een lichte paniek in me op. Kon ik het nog wel? Kon ik me nog aan iemand geven? Kon ik een man nog behagen? Buiten de twee of drie routinematige vluggertjes per maand met mijn man was het al zo lang geleden.
Terwijl we weldra onophoudelijk bleven zoenen, maakte dat paniekerige plaats voor het besef hoezeer ik dit had gemist. Net zoals vroeger voelde ik me in zijn armen weer begeerlijk en op en top vrouw. Wat was er mooier dan beminnen en bemind worden, ook al was het geen liefde maar lust die ons dreef?
Op zijn eigen kalme maar dwingende manier duwde Stef me langzaam achterover. Ik had het gevoel dat hij me alle tijd gunde om daartegen te protesteren, maar dat was al lang geen optie meer. Ik was zover dat ik me wilde blootgeven, zijn naakte huid op de mijne wilde voelen. Ik wilde hem aanraken en door hem aangeraakt worden. Ja, ik wilde hem.
Zodra ik achterover op de motorkap lag, deed ik wat ik eerder op de dag nooit voor mogelijk had gehouden. Met haastige vingers gaf ik zelf de aanzet door zijn T-shirt over zijn hoofd te trekken. Hij begreep de hint, want de rest van zijn kleren had hij in geen tijd uit. Daarna bekommerde hij zich om mij en weldra lagen mijn bloes en bh naast de wagen. Mijn zomerse rok werd tot aan mijn middel opgesjord, waarna ook het laatste hinderend stukje textiel van mijn dijen gleed.
Begeleid door een ondeugende knipoog duwde hij mijn handen tot boven mijn hoofd. Op die manier was ik min of meer gedwongen om mijzelf aan hem over te geven. In die eenvoudige handeling zaten echter zoveel lang onderdrukte herinneringen verscholen, dat me dat probleemloos lukte. Dit voelde immers zo vertrouwd, zelfs al zat er een eeuwigheid tussen.
Zijn handen bewogen zalig over elke plekje van mijn huid en hij nam ruimschoots de tijd om mijn hele lijf met kusjes en likjes te overladen. Weg was alle gevoel voor plaats en tijd en ik lag gewoon te kwijlen van verlangen. Dit soort passie had ik zolang niet meer gekend. Moeiteloos en als vanouds liet ik me door Stef meeslepen.
Op het ogenblik waarop we als het ware samensmolten, leek het wel alsof ik al minutenlang hoog boven de wolken vertoefde, zwevend op de vleugels van heet verlangen.
6
“Twintig over vijf,” stamelde ik ongelovig zodra we weer netjes aangekleed in de wagen plaatsnamen. “Allemachtig!”
“Ja,” grinnikte Stef. “Verbazend hoe de tijd vliegt in de heerlijkste momenten van je leven.”
“Klets niet!” antwoordde ik paniekerig. “Breng me als de bliksem terug. Alsjeblieft.”
“Het was toch heerlijk, nietwaar?” vroeg hij terwijl hij de wagen startte.
“Daar gaat het niet om,” omzeilde ik een rechtstreeks antwoord. “Hier krijg ik dikke problemen mee.”
“Het was het waard, Lies,” besloot Stef voor mij mee. Iets waar ik liever niet op antwoordde.
Gelukkig stuurde hij zijn wagen reeds de zandweg op en zo snel als de hobbelige ondergrond het toeliet reden we terug in de richting van het dorp. De volgende minuten wisselden we geen woord, maar toen ik hem tersluiks aankeek, sprak zijn gezicht boekdelen. Stef zat gewoonweg te stralen achter het stuur.
Wat een contrast was dat met mijn eigen gemoedstoestand. Ondanks dat ik voor mezelf niet anders kon dan toegeven dat het wel degelijk heerlijke seks was geweest, overheerste binnen in mij het besef dat ik een ongelooflijke dwaasheid had begaan. Het euforische gevoel dat even voordien, tijdens ‘de daad’, mijn denken en doen beheerst had, was ver weg. Nu pas drong het tot me door dat ik zojuist mijn man had bedrogen. Eén moment van onbezonnenheid en plots leek het alsof mijn moeizaam opgebouwde nieuwe bestaan aan het wankelen ging. Nooit eerder zag ik zo helder in dat mijn bestaan aan de zijde van Remco was gebaseerd op halve leugens en verborgen waarheden. Ook dit zou ik voor mijn man moeten verzwijgen, wilde ik mijn vertrouwde leventje niet in gevaar brengen. Toch kon ik niet voorkomen, dat er voor het eerst sinds ik met Remco getrouwd was, mij een gevoel van twijfel bekroop.
Had ik het niet helemaal verkeerd aangepakt? Was het niet beter geweest om hem destijds in vertrouwen te nemen, dan hadden die feiten uit het verleden nadien nooit meer tussen ons in kunnen komen.
Natuurlijk niet, berispte ik mezelf. Als ik Remco daar toen mee geconfronteerd had, dan zou er van ‘ons’ nooit sprake geweest zijn. Hij zou me onmiddellijk gedumpt hebben. Nee, dit onvoorziene slippertje kon ik hem onmogelijk vertellen zonder mijn verleden prijs te geven.
Ik herinnerde me nog al te goed hoe mijn man enkele jaren geleden gereageerd had, toen het huwelijk van zijn vriend Pim op de klippen liep. Zijn vrouw had ontdekt dat haar man een trouwe bezoeker was van een louche nachtclub in de buurt en daar kon ze niet mee leven. In plaats van zijn vriend de steun te geven die hij bij Remco zocht, had mijn man die Pim alleen maar verwijten toegesnauwd en hem vervolgens de deur gewezen. Het was nooit meer goed gekomen met die vriendschap.
Hoe Remco zou reageren als ik hem de waarheid zou opbiechten, daar hoefde ik geen tekening bij. Het zou beslist het einde van ons huwelijk betekenen.
“Mag ik je iets heel persoonlijks vragen, Lies?” Op dat moment zag ik pas dat Stef veel trager was gaan rijden.
“Wat dan?” vroeg ik enigszins verveeld, in weerwil van mijn eigen gedachtegang.
“Waarom ben je eigenlijk met die droogstoppel getrouwd?”
“Droogstoppel..? Wat weet jij daarvan?”
“Geef toe dat die man van jouw niet echt overloopt van levenslust.”
Verwonderd keek ik hem aan. Hoewel Stef ergens wel gelijk had, gewoon omdat Remco nooit eens iets impulsiefs zou doen en iets avontuurlijks nauwelijks aan hem besteed was, leek het alsof er ergens een alarmbelletje begon te rinkelen.
“Hoe weet jij dat?” vroeg ik nerveus. “Jij kent hem toch helemaal niet?”
“Ik heb hem ontmoet, Lies.”
“Wat!?” In mijn aanvoelen evolueerde het alarmbelletje in mijn hoofd in geen tijd naar een heuse batterij stormklokken. “Dat kan niet,” wist ik met moeite uit te brengen. “Waar dan?”
“Gewoon in zijn praktijk.”
“Onmogelijk! Ik houd al jaren zijn praktijkagenda bij.” Compleet uit mijn lood geslagen,
klampte ik me aan de laatste denkbeeldige strohalm vast. “Ik regel al zijn afspraken.”
“Ik had geen afspraak gemaakt. Ik ben gewoon zijn spreekkamer binnen gelopen.”
“Ongelooflijk! Heb jij hem…?”
“Rustig maar, Lies.” Met een begeleidend handgebaar legde hij me het zwijgen op. “Nee, natuurlijk heb ik hem niets over ons verteld. Ik wilde weten wat voor kerel de plaats aan jouw zijde heeft ingenomen. De plaats die ik vroeger voor mezelf weggelegd zag. Alleen daarom heb ik hem eerder deze week opgezocht.”
“Je meent het,” stamelde ik.
Natuurlijk meende hij dat. Zo zat Stef Wagenmakers nu eenmaal in elkaar, zo kende ik hem.
“Uiteraard meen ik dat,” ging hij dan ook onverstoord verder. “Ik gaf mezelf uit als vertegenwoordiger van mijn eigen firma, die zogenaamd voet aan de grond wil krijgen in Nederland. Toen ik hem een fikse korting in het vooruitzicht stelde, heb ik nog een aardige bestelling kunnen noteren ook. Jouw man is voortaan klant bij ons.”
“Onnozelaar,” snauwde ik. “Hoe haal je het in je hoofd om…?”
“Maak je toch niet zo dik,” onderbrak Stef mij opnieuw. “Daar is helemaal geen reden voor. Die man van jouw had echt nergens erg in, of dacht je dat hij anders tegen mij begonnen zou zijn over zijn sympathie voor de Belgen in het algemeen én over zijn Belgische vrouw in het bijzonder?”
“Dat bestaat niet, Stef. We hebben het wel over mijn man hoor. Remco heeft nooit het hart op de tong.”
“Toch was het zo. Ik hoefde alleen maar een beetje enthousiast te reageren om jullie hele verhaal te horen.”
Vervolgens vertelde Stef me mijn eigen verhaal van mijn jaren in Nederland, tot in de details. Terwijl ik verbouwereerd achterover leunde in de passagiersstoel, hoorde ik hem zeggen hoe ik het destijds, na die stage bij Remco, niet gered had bij het examen en dat ik het niet had zien zitten om dat laatste jaar nog eens over te doen. Evengoed wist hij hoe Remco en ik tijdens die stageperiode bevriend waren geraakt en dat die me daarom een baan als assistente had aangeboden. Het klopte allemaal. Remco had hem dus echt ons hele verhaal verteld en dus ook hoe die vriendschap vanaf toen alleen maar hechter was geworden. Vriendschap had langzaam plaats gemaakt voor verliefdheid en uiteindelijk geleid tot ons huwelijk.
“Kijk,” besloot hij, “dat heeft mij nog het meest verwonderd. Ik kan nauwelijks geloven dat de Lies die ik gekend heb, zich heeft laten verleiden tot een verstandshuwelijk.”
Alhoewel zijn conclusie ten dele klopte, klonk het uit zijn mond eerder als een verwijt en dat maakte me kribbig. Ik voelde het als mijn plicht om hem tegen te spreken.
“Wat weet jij daarvan? Liefde is wel wat anders dan een vluggertje op de motorkap,” sneerde ik. “Jij weet niet eens wat liefde is.”
“Oh jawel!” antwoordde hij glimlachend en beslist niet onder de indruk. “Daarom juist heb ik nog één vraag voor je. Is er nog een kans, hoe klein ook, dat ik jouw hart ooit terug kan winnen?”
Intussen waren we bij mijn Clio aangekomen. Het liefst van al zou ik uitgestapt zijn zonder te antwoorden, maar dat liet hij niet gebeuren. Met zijn rechterhand hield hij mijn bovenarm in een ijzeren greep en keek me doordringend aan.
“Wel?” drong hij aan.
“Je bent gek,” snauwde ik. “Laat me los en verdwijn uit mijn leven! Is dat duidelijk genoeg?”
Een antwoord kwam er niet, maar hij liet me wel los. Twee seconden later smakte ik de deur van zijn BMW achter me dicht en holde naar mijn eigen wagentje. Zodra ik achter het stuur zat, zag ik hoe hij in een wolk van opvliegend stof met een rotvaart vertrok.
Blijkbaar was ik duidelijk genoeg geweest en met een opgelucht gevoel stak ik de sleutel in het contactslot. Nog vooraleer ik de kans zag om die om te draaien, rinkelde mijn mobieltje. Na wat rommelen in mijn handtas vond ik het toestelletje en zag op het oplichtend scherm dat het mijn vriendin was.
Mijn gevoel van opluchting was plots weer helemaal weg. Waarom belde Mariska me uitgerekend nu? Een pientere meid als zij zou toch wel begrepen hebben dat ik liever niet gestoord wilde worden, dat kon haast niet anders. Mijn voorgevoel vertelde me dat ze dus wel een goede reden zou hebben. Enigszins verontrust haalde ik eerst eens diep adem alvorens op te nemen.
“Hallo Maris,” probeerde ik mijn stem ontspannen te laten klinken bij onze vertrouwde opener, telkens we elkaar belden. “Met mij.”
“Hé Lies, waar hang jij uit, zeg?” viel Mariska meteen met de deur in huis. Dat ze niet eens de moeite nam voor een begroeting, voorspelde weinig goeds. Bovendien klonk ze behoorlijk nerveus en nog voor ik kon antwoorden, voegde ze eraan toe dat mijn man haar gebeld had.
“Jou gebeld?” vroeg ik op mijn hoede. “Waarom? Hij kon toch gewoon naar mij bellen.”
Terwijl ik het zei, realiseerde ik me dat het best mogelijk was dat ik zijn oproep niet had gehoord. Mijn handtas, met daarin mijn mobiele telefoon, had de hele tijd in Stefs wagen gestaan.
“Jij nam niet op, zei Remco.”
“Oh nee!” antwoordde ik. De schrik sloeg me om het hart en ik wist zo gauw niets anders te zeggen.
“Lies, waar ben jij in godsnaam mee bezig?”
“Ik leg het je allemaal uit, Maris. Beloofd!”
“Dat is je geraden, meid. Hoe eerder hoe liever. Hier klopt iets niet. Volgens mij begeef jij je op glad ijs.”
Bijna vroeg ik wat ze met dat laatste bedoelde, maar net op tijd kon ik die woorden weer inslikken. Ik wist het zo ook wel. Mariska ontging nooit iets en ook nu zat ze er zo goed als bovenop. Alleen wilde ik haar vermoeden door de telefoon niet bevestigen, maar dat ik naar haar toe niet onder de waarheid uit zou kunnen komen, dat was me wel duidelijk.
“Maandag, Mariska,” gaf ik mezelf nog wat uitstel. “Maandagmiddag tijdens onze sauna leg ik het je allemaal uit.”
Om de twee weken reden mijn vriendin en ik naar een familiesauna in een naburige gemeente. Daar namen we dan telkens ruim de tijd om te genieten van een heilzame middag. Om dat tijdstip was het daar nooit echt druk en dus leek de sauna mij wel een geschikte locatie voor mijn ‘biecht.’ Liever daar dan bij haar thuis, waar altijd de kans bestond dat haar man Kees, die als architect vaak thuis werkte, onverwacht de kamer kwam binnenvallen.
“Daar houd ik je aan,” klonk Mariska’s stem beslist. “Intussen kun je alleen maar hopen dat jouw man mijn smoesjes gelooft.”
“Smoesjes, hoezo?” Het viel me op dat ze de meervoudsvorm gebruikte. “Heeft hij meer dan eens gebeld?”
“Tweemaal.”
“Oh…en wat heb je hem gezegd?”
“De eerste keer heb ik hem verteld dat jij je handtas was vergeten. Ik denk dat hij dat nog wel geloofde, want we hebben er nog rond zitten grappen. Toen hij twintig minuten later terugbelde, wist ik niets anders te bedenken dan dat jij je handtas wel had opgehaald, maar dat je batterij plat was. Ik denk niet dat Remco me toen nog geloofde. Hij klonk nogal… euh… bezorgd.”
“Bezorgd?” stamelde ik. “Razend kwaad, zul je bedoelen.”
“Precies, dat bedoel ik.”
In de stilte die volgde, zag ik zo voor me hoe mijn man door de woonkamer liep te ijsberen, zijn blik daarbij bijna onafgebroken op de klok gericht. Normaal duurde Mariska’s haren doen zowat drie kwartier tot een uur, maar nu was ik al ruim twee uur de deur uit. Nooit was dat mijn bedoeling geweest, maar het was wel gebeurd. Er zou wat zwaaien als ik thuis kwam. Ik wist dat ik me aan een woede uitbarsting mocht verwachten.
Het verwijtend stemmetje diep in mij, dat me zei dat mijn man dit keer daar alle reden toe had, probeerde ik te negeren, maar dat lukte slechts gedeeltelijk. Met bezwaard gemoed nam ik haastig afscheid van mijn vriendin, startte mijn Clio en snelde naar huis.
“Hier ben ik weer,” zei ik zo nonchalant mogelijk, doch Remco negeerde mijn woorden. Hij gunde me zelfs geen blik. Precies zoals ik het me had voorgesteld, trof ik hem ook aan. Met zijn gezicht op onweer beende hij met grote passen door onze ruime eetkamer op en neer. Terwijl ik hem gadesloeg, zette ik mijn handtas op tafel en ging op de dichtstbijzijnde stoel neerzitten.
“Scheelt er iets?” vroeg ik quasi onschuldig. Ik had het gevoel dat tenminste een van ons iets moest zeggen.
“Scheelt er iets!?” herhaalde hij mijn vraag snauwend. Zijn ogen spuwden vuur. “Waar heb jij verdomme heel die tijd gezeten? Bij Mariska in ieder geval niet, die kan niet liegen.”
Toch wel!” Om aan zijn vorsende blik te ontkomen, stond ik op en liep op het raam toe om de gordijnen te sluiten. Deze scène behoefde door een toevallige voorbijganger gezien te worden. “Ik ben teruggekeerd,” loog ik. “Ik was mijn handtas vergeten.”
Toen ik me weer van het raam wegdraaide, zag ik dat Remco mijn gsm in de hand hield.
“Natuurlijk!” blafte hij. “En je batterij is uiteraard helemaal plat! Kijk maar!”
Voor zover dat nog nodig was, hield hij het toestel voor me omhoog. In het oplichtende scherm was duidelijk te zien dat er met de batterij zeker niets aan de hand was.
“Je liegt, Lies, geef het maar toe! Waar zat je en wie heb je ontmoet?”
Schuldbewust wende ik mijn blik van hem af, maar dat liet hij niet gebeuren. Hij greep mijn beide polsen vast en kneep ze zowat tot moes.
“Wel? Komt er nog een antwoord?”
“Het is niet wat je denkt, Remco,” antwoordde ik moeizaam.
“Oh nee? Wat moet ik dan wél denken? Leg dat maar eens uit.”
“De man die ik vanmiddag ontmoet heb is een oude jeugdvriend van me, meer niet.”
“Meer niet? Waarom heb je mij dan belogen? Waarom mocht ik daar vooraf niets van weten en kom je daar nu pas mee voor de dag? Jij hebt verdomme een ander!”
Net op tijd zag ik zijn zwaaiende hand op me afkomen en in een reflex draaide ik me van hem weg. De klap die voor mijn wang bedoeld was, kwam daardoor op mijn achterhoofd terecht.
“Schoft!” riep ik hem na, toen hij wijdbeens in de richting van de praktijkvertrekken liep. Het volgende moment rammelde de deur in de sponning onder het geweld waarmee hij ze dicht smakte.
Diezelfde avond hingen we de hele tijd zwijgzaam mokkend op de bank. Na het laatavond journaal schakelde Remco de tv uit en stak zijn hand in mijn richting. Een echte verrassing was dat niet, eigenlijk had ik niet anders verwacht.
“Zullen we dan maar?” vroeg hij met onvaste stem.
Aarzelend legde ik mijn hand in de zijne, wetende wat er komen zou.
Jaren geleden, toen we onze eerste serieuze echtelijke twist niet met praten opgelost kregen, had uiteindelijk een flink partijtje stoeien tussen de lakens voor een kentering gezorgd. In de tedere intimiteit nadien hadden we elkaar beloofd om voortaan al vrijend onze meningsverschillen bij te leggen, als ze onoplosbaar leken. Door de jaren hadden we ons daar allebei aan gehouden. Die vier of vijf keer dat de noodzaak zich sindsdien had voorgedaan, was dat telkens ook afdoende gebleken. Ditmaal zag ik er echter huizenhoog tegenop om intiem te zijn met Remco, bang als ik was dat het me niet zou lukken om mezelf te geven.
Mijn vrees werd bewaarheid. Ik was er niet toe in staat, vooral omdat in mijn hoofd steeds weer beelden opdoken van een heel ander soort vrijen, eerder op de dag. Hoezeer ik mezelf ook probeerde te dwingen om die misstap te verdringen, toch lukte het me niet om Stef uit mijn gedachten te weren. Op den duur bleek ‘doen alsof’ de enige optie en voor het eerst in mijn leven was, van mijn kant uit toch, alles fake.
Remco was al lang in een diepe slaap, toen ik nog steeds lag te tollen en te tobben. Wat moest ik hiermee aan en hoe moest het nu verder?
Wat mij betrof kon het niet snel genoeg maandagmiddag zijn. Natuurlijk zag ik er tegenop om tegenover Mariska mijn verborgen verleden uit de doeken te doen, maar als ik haar in vertrouwen nam, zou er tenminste één iemand zijn met wie ik hierover kon praten. De gedachte dat er een mogelijkheid bestond dat mijn vriendin me evengoed kon veroordelen en me zou laten vallen, drukte ik nog sneller naar de achtergrond dan ze in me opkwam. Daar wilde ik liever niet aan denken.
7
“En?” vroeg Mariska zodra ze die maandagmiddag naast me in de wagen stapte.
Wat ze bedoelde hoefde ik niet te vragen. Blijkbaar had het voorval van zaterdag ook haar niet losgelaten en brandde ze van nieuwsgierigheid. Kon ik haar dat kwalijk nemen? Nee, natuurlijk niet. In haar plaats zou ik vast even ongeduldig reageren.
“Straks in de sauna,” hield ik de boot nog even af. “Het is een heel verhaal en ik wil nu eenmaal mijn aandacht wel bij het verkeer hebben.”
Eigenlijk was er nog een reden waarom ik mijn verhaal liever niet onderweg deed. Ik wilde namelijk haar gezicht kunnen zien terwijl ik haar mijn hele historie vertelde, zodat ik kon peilen wat ze ervan dacht. Voor mezelf had ik al uitgemaakt dat het van haar reactie zou afhangen hoever ik haar in vertrouwen zou nemen.
Mariska knikte begrijpend. “Als je het maar niet vergeet, Lies. Ik wil zo langzaamaan wel eens weten in wat voor wespennest jij jezelf hebt gestopt.”
Gedurende de volgende minuten was mijn vriendin opvallend zwijgzaam en daar was ik haar dankbaar voor. Ze drong niet aan en daaruit meende ik te mogen opmaken dat ze begreep hoezeer ik er tegenop zag. Zo uitzonderlijk was dat niet, want wel vaker begrepen we elkaar zonder woorden. Door te zwijgen gaf ze me bovendien de rust die ik nodig had om een heel enerverende dag uit mijn hoofd te bannen.
Ondanks onze min of meer geforceerde verzoening had Remco de hele zondag, te pas en te onpas vragen op me afgevuurd waarop ik het antwoord eigenlijk niet wilde geven. Remco leek echter niet te zullen rusten vooraleer hij meer wist over die ‘jeugdvriend’ en met mondjesmaat had ik dus hier en daar wel wat moeten prijsgeven. Op den duur werd ik behoorlijk kregelig van zijn aandringen, niet in het minst omdat ik steeds op mijn hoede moest zijn om hem vooral niet te zeggen wat ik hem beslist niet wilde zeggen.
Nog altijd verweet hij me dat ik een ander had, maar dat wilde ik niet toegeven. Het was trouwens ook niet waar, suste ik mezelf, want ik had Stef toch weggestuurd. Een slippertje was in mijn ogen nog iets anders dan ‘een ander hebben,’ maar dan nog hoefde hij het hele verhaal niet te weten.
Om diezelfde reden had ik tijdens het avondeten weer eens tegen hem gelogen. Toen hij me vroeg of hij die jeugdvriend in kwestie misschien kende, haastte ik me om dat ten stelligste te ontkennen. Toch voelde ik me daar niet echt gemakkelijk bij, omdat ik wel besefte dat dit een zoveelste leugen was in een intussen eindeloos lijkende lange rij.
Maar goed, dat was gisteren, haalde ik mezelf tot de realiteit van het moment terug.
Toen ik gestopt was bij een rood licht en mijn vriendin zijdelings aankeek, zag ik hoe haar blik op mij was gericht.
“Ik ben zo blij dat ik jou heb, Maris,” zei ik, daarbij een glimlach forcerend. “Ik zou niet weten wie ik anders in vertrouwen zou kunnen nemen.”
“Zoveel heb je me anders nog niet gezegd, Lies.”
“Dat komt wel, lieverd. Straks.”
“Ik geloof je. De zorgelijke trek op je gezicht maakt me meer dan duidelijk dat jij je ei kwijt moet.”
“Zo zou je het kunnen stellen, Maris.”
“Nou, het zal mij benieuwen.”
Een toeterende automobilist maakte een voorlopig einde aan ons gesprek. Ik schakelde en stak het kruispunt over.
Het druilerige weer had blijkbaar meer mensen naar de sauna gelokt dan anders het geval was op een maandagmiddag. De vier cabines in het centrale gebouw waren aldoor flink bezet en daarom troonde ik mijn vriendin, temidden van een heuse plensbui, mee naar de Finse sauna. Die bevond zich in de tuin van het complex, helemaal achteraan, voorbij de ligweide.
Aanvankelijk waren we ook daar niet alleen. Een man van middelbare leeftijd, grijzend aan de slapen en voorzien van een welvaartbuikje, had toevallig ook de rust opgezocht. Onze aanwezigheid alleen bleek niet voldoende om hem te doen besluiten om op te stappen. Het leek een eeuwigheid te duren vooraleer hij opstond en zijn handdoek om zijn middel sloeg.
“Nu of nooit,” zei Mariska met een zucht, zodra het heerschap de deur achter zich sloot. Het hadden mijn woorden kunnen zijn. Nog langer uitstellen had geen zin.
“Maris, er is mij zaterdag iets overkomen dat ik niet langer voor mezelf kan houden,” begon ik aarzelend, “maar om dat te kunnen plaatsen, denk ik dat het nodig is dat ik je eerst meeneem naar mijn jeugdjaren. Ik vrees dat jij er anders niets van zult begrijpen.”
“Doe maar,” antwoordde ze, “We hebben alle tijd. Ik luister.”
“Ook als het niet zo fraai is, datgene wat ik je wil vertellen?”
“Natuurlijk,” klonk het zelfzeker uit haar mond. “Daar zijn we toch vriendinnen voor. Ik kan wel wat hebben hoor.”
“Blijven we ook vriendinnen, als ik vooraf zeg dat ik nooit meer een ‘bewijs van goed gedrag en zeden’, zoals ze dat in België noemen, kan krijgen?”
“Foei, Lies!” Glimlachend ging Mariska rechtop zitten. “Jij moest je schamen omdat je daaraan durft twijfelen. Natuurlijk blijven we vriendinnen, wat had je gedacht? Je kent me toch, ik ben altijd geïnteresseerd in de pikantere details.”
Dat laatste kon ik alleen maar lachend beamen en tegelijk verdween ook mijn laatste restje schroom. Gerustgesteld begon ik mijn verhaal met een situatieschets van mijn jeugdjaren in dat plattelandsdorp. Ik beschreef Mariska hoe ik verkering kreeg met Stef en vertelde haar alle ‘onfatsoenlijkheden’ die daaruit waren voortgevloeid, zonder dat ik daarbij de meest smeuïge details uit de weg ging. Het luchtte me op om dat eindelijk eens allemaal te kunnen vertellen.
Mijn vriendin onderbrak me op geen moment. Integendeel. Ze hing bij wijze van spreken aan mijn lippen. Dat gaf me het nodige vertrouwen en de volgende minuten ging ik tegenover Mariska ook figuurlijk helemaal in mijn blootje. Het luchtte me op dat ik voor haar niets verborgen moest houden. Alles kreeg ze te horen en dus ook een overvloed aan pikante details. Op geen enkel moment leek ze geschokt. In haar hele houding bemerkte ik hooguit verwondering. Daardoor kostte het me geen moeite om naar haar toe datgene op te biechten, wat ik tegenover mijn man niet durfde, namelijk mijn slippertje met Stef op zaterdagnamiddag. Ik vertelde er zelfs bij hoe heerlijk dat motorkapnummertje wel geweest was.
“Dat was het zo ongeveer,” zei ik, nadat ik tot slot nog verteld had hoe Remco zaterdagavond en zondag had gereageerd. “Nu weet je alles.”
De stilte die volgde op mijn laatste woorden duurde pijnlijk lang.
“Poeh, poeh,” zei Mariska eindelijk, “dat is me nogal wat.”
“Jaja,” reageerde ik onzeker onder haar nietszeggende antwoord. “Vuur je gifpijlen nu maar af.”
“Geen gifpijlen, Lies. Je kunt echter moeilijk van me verlangen, dat ik ga juichen omdat jij je man hebt bedrogen. Ik probeer het te begrijpen, gun me daarvoor alsjeblief even de tijd.”
Met de tijd die Mariska nodig had bleek het nog wel mee te vallen. Toen we een kwartiertje later het bubbelbad voor ons alleen hadden, vroeg ze me of ik Stef nog terug zou zien. Ik antwoordde dat ik hem gevraagd had om me met rust te laten en opnieuw uit mijn leven te verdwijnen en hoe hij als reactie daarop vol gas was vertrokken. Meteen zei ik er achteraan dat ik sindsdien wel met mezelf overhoop lag en dat ik twijfelde of mijn huwelijk met Remco wel datgene was wat ik voor mezelf op langere termijn als mijn toekomst zag.
“Lies, je bent verliefd!” concludeerde Mariska lacherig.
“Zotte trien!” reageerde ik fel en met mijn handen deed ik flink wat water in haar richting opspatten, tot ze me smeekte om daarmee op te houden.
“Weet je, ergens bewonder ik je wel,” zei ze toen we uit gegiecheld waren.
“Bewonderen?” vroeg ik ongelovig.
“Ja Lies, jij durft tenminste toe te geven aan wat avontuur en passie in jouw leven. Ik moet eerlijk toegeven dat ik in mijn stoutste dagdromen daar wel eens over fantaseer, maar daar blijft het bij.”
“Jij?”
“Ja, ik. Vindt je het gek?”
En of ik dat gek vond, dat had ik nooit in Mariska gezocht. Ik zei het haar ook met zoveel woorden, waarop zij me toevertrouwde dat ze vroeger als jonge meid de keuze had tussen Kees en een zekere Jaap. Een echte avonturier en levensgenieter voor wie het pad van de lichamelijke liefde absoluut geen geheimen kende. Het was met Jaap geweest dat ze voor het eerst van vrijen en seks had genoten. Toch had ze voor Kees en de daarbij horende zekerheid gekozen, maar meer dan eens had ze zich afgevraagd hoe haar leven eruit gezien zou hebben als zij voor Jaap had gekozen.
Vanaf dat ogenblik wist ik het zeker. Mariska zou me nooit veroordelen. Ze begreep me. Haar in vertrouwen nemen was een juiste keuze en die wetenschap bezorgde me spontaan een warm gevoel. De rest van ons gesprek leek dat diepe warme gevoel van vertrouwen als een lappendeken om mijn schouders te hangen.
Onderweg naar huis hadden we het over de gebruikelijke koetjes en kalfjes. Alles was inmiddels gezegd. Tenminste, dat dacht ik, maar toen ik bij haar thuis voor de deur stopte, wist ze me alsnog te verrassen.
“Lies,” zei ze, “er moet me nog één ding van het hart.”
“En dat is?” vroeg ik.
“Ik kan je geen raad geven, behalve dan dat je de stem van je hart moet volgen. Wat jij met je verdere leven wil doen, dat is een keuze die je zelf moet maken. Weet echter dat ik altijd achter jouw keuze zal staan. Mocht het zijn dat jij hier ooit vertrekt, dan verlies ik mijn beste vriendin, maar dan nog zal ik je begrijpen.
Geschrokken keek ik haar aan en tegelijk zag ik de vochtige glinstering in haar ogen. Op hetzelfde moment voelde ik bij mezelf ook een traantje opkomen. Automatisch boog ik naar mijn vriendin toe en omhelsde haar, inniger dan ooit tevoren.
“Nee, lieverd,” fluisterde ik bij haar oor. “Wat de toekomst ook mag brengen, wij blijven vriendinnen voor het leven. Zeker weten!”
Het gesprek met Mariska had me opgelucht. Het feit dat ik eindelijk iemand in vertrouwen had kunnen nemen, zorgde ervoor dat ik veel minder liep te tobben. Gek genoeg voelde ik mezelf tegenover mijn man tegelijk ook veel minder schuldig, waardoor ik weer in staat was om redelijk normaal te functioneren. Waar dat op gebaseerd was, kon ik niet verklaren, maar het was wel mooi meegenomen. Uiteraard kwam Stef nog wel eens in mijn gedachten voorbij, maar de herinnering aan de voorbije zaterdagmiddag beheerste niet langer mijn doen en laten. Omdat Remco het blijkbaar ook niet nodig vond om nog langer verwijten in mijn richting te sturen, lukte het aardig om ons vertrouwde leventje weer op te nemen. Als vanouds beheerde ik zijn agenda, handelde allerlei zaken af die met de praktijk te maken hadden en regelde de financiën.
Woensdag- en vrijdagnamiddag zat de wachtkamer goed vol met huisdieren en hun liefhebbende baasjes. Tijdens het spreekuur assisteerde ik mijn man net als anders. De liefde voor dieren hadden we alvast gemeen. Dat had ons destijds samen gebracht en ook nu hielp het ons om weer naar elkaar toe te groeien. Tegen vrijdagavond was naar mijn aanvoelen de rust in ons huis helemaal teruggekeerd en we gingen weer bijna even gemoedelijk en vertrouwd met elkaar om als tevoren. Dat die relatieve rust al gauw weer zou worden verstoord, kon ik niet voorzien.
Zaterdagmiddag gingen we net aan tafel, toen het geluid van de deurbel klonk.
“Ik ga wel,” zei mijn man.
Niets vermoedend begon ik alvast te eten. De derde lepel soep geraakte echter niet meer bij mijn mond. Als lamgeslagen staarde ik in de richting van de openstaande haldeur.
“Goede middag, meneer Wagenmakers,” hoorde ik mijn man zeggen.
Nog even dacht ik dat dit niet waar kon zijn, maar dat was het wél! De mannenstem die mijn man vriendelijk terug groette, zou ik uit duizenden herkennen.
“Ik moest toch in de buurt zijn,” zei Stef, “dus dacht ik dat ik uw bestelling dan evengoed persoonlijk kon afleveren.”
Even overwoog ik om mezelf vliegensvlug uit te voeten te maken, maar ik kwam er niet toe. Alsof ik vastgenageld was aan mijn stoel, bleef ik zitten waar ik zat. Het klamme zweet kwam mij in de handen staan, toen ik hoorde hoe Remco hem uitnodigde om binnen te komen. Blijkbaar ging Stef daar graag op in, want terwijl mijn man zei dat hij de spullen naast de trap kon neerzetten, hoorde ik de voordeur in het slot vallen.
“Volg me maar,” zei Remco, “dan kun je gelijk kennis maken met mijn echtgenote.”
Het angstzweet liep me zowat over mijn rug. Ontsnappen was nu helemaal niet meer mogelijk, want het volgende ogenblik kwam Remco de woonkamer al binnen, op de voet gevolgd door Stef.
“Lies, mag ik je voorstellen,” wees hij in de richting van de bezoeker. “Meneer Wagenmakers, een landgenoot van je. Hij is voortaan een van onze leveranciers.”
Omdat ik alleen oog had voor Stef drongen zijn laatste woorden nauwelijks tot me door. Met een glimlach van oor tot oor kwam hij op me af. Terwijl ik het zowat bestierf van de zenuwen, was er op zijn gezicht amper een spoortje nervositeit te bekennen. Dat ik zijn uitgestoken hand had aangenomen, besefte ik pas toen hij die stevig schudde.
“Goede middag, mevrouw,” klonk zijn stem vriendelijk. “Aangenaam om met u kennis te maken.” Vervolgens boog hij voorover en voor ik de kans zag om mijn hand terug te trekken, had hij er een kus op gedrukt.
“Kijk eens aan,” zei Remco lacherig. “Lies, ik wist niet dat die Belgen zo galant waren.”
Dat soort galantheid was beslist niet typisch Belgisch, maar ik hield mijn mond. Verbouwereerd stelde ik vast dat Stef hier een stukje theater stond op te voeren waar menige middelmatige acteur moeite mee zou hebben. Tegelijkertijd verplichtte hij me op die manier om zijn spelletje mee te spelen. Toch moest ik een paar keer slikken alvorens ik een woord over mijn lippen kreeg.
“Dag meneer Wagenmakers,” bracht ik moeizaam uit.
“Zeg maar Stef,” lachte hij me toe. “mag ik je Lies noemen?”
“Natuurlijk wel!” antwoordde Remco in mijn plaats. “En ik ben Remco.”
Die reactie van mijn man verbaasde me. Normaal was hij nooit zo snel tot tutoyeren bereid. Stef moest wel indruk gemaakt hebben, omdat Remco dat dit keer zo vanzelfsprekend vond. Hij vermoedde in ieder geval niets, dat was duidelijk. Als Remco nog maar op het idee gekomen zou zijn dat Stef en ik elkaar kenden, dan zou zijn enthousiasme al heel wat minder zijn geweest. Hoe mijn man zou reageren als hij nog maar zou vermoeden dat zijn echtgenote zich een week eerder door onze Belgische bezoeker op de motorkap van zijn wagen had laten neuken, daar wilde ik helemaal niet over nadenken.
Stef wist het enthousiasme van mijn man trouwens aardig te voeden, want de volgende minuten strooide hij gul met complimentjes. Ons mooie huis, onze knusse woonkamer, het prachtige uitzicht op de tuin, het gezellige zonneterras, alles leek bij hem in de smaak te vallen en Remco slikte het voor zoete koek. Mijn man was duidelijk in zijn nopjes met onze onverwachte gast.
Ondertussen bleef ik me afvragen wat ik met deze situatie aanmoest en welke houding ik het best kon aannemen. Ik kwam er maar niet uit. Dat Stef Wagenmakers lef had, dat wist ik al tijden, maar dat hij het aandurfde om mij thuis en in aanwezigheid van mijn man op te zoeken, dat was zelfs voor mij een complete verrassing. Ik had hem gevraagd om mij met rust te laten en in plaats daarvan deed hij dit. Met een bang hart vroeg ik me af wat hij hiermee wilde bereiken.
Het liefst van al had ik hem de deur gewezen. Dat kon echter niet zonder Remco’s argwaan op te wekken. Ik kon enkel hopen dat hij snel weer weg zou gaan.
Seconden later werd die hoop door mijn eigen man in de kiem gesmoord.
“Lies, zet jij even een bord bij?”
Daarna richtte hij zich tot Stef. “Ik hoop dat jij er geen bezwaar tegen hebt om te blijven eten.”
“Dat aanbod sla ik niet af, Remco. Graag zelfs, als uw vrouw het ook goed vindt.”
Mijn onrust werd nog groter nu Stef op die manier de beslissing bij mij legde.
“Het is wel heel gewone kost hoor,” ontweek ik een rechtstreeks antwoord, “en ik heb maar twee steaks.”
“De gewone kost is mij vaak nog het dierbaarst, Lies. Trouwens, mijn gevoel zegt me dat jij van het meest gewone nog iets feestelijks weet te maken,” complimenteerde hij me alvast vooruit.
“Zo is dat,” beaamde Remco, “en die steaks zullen we wel delen. Haal dat bord nu maar, liefje, dan kunnen we aan tafel.”
In de keuken had ik eindelijk de gelegenheid om mijn bonzend hart even tot rust te laten komen. Alhoewel, die rust was relatief want allerlei doemscenario’s gonsden door mijn hoofd. Wat zag ik tegen de maaltijd op. Het was ook niet niks om tegelijk aan tafel te moeten gaan met mijn eigen man én de man met wie ik nauwelijks een week geleden mijn echtgenoot had bedrogen.
Tot hiertoe had Stef het netjes gehouden, maar wat was hij van plan? Een ding werd me stilaan duidelijk, hij had de touwtjes in handen. Hij alleen bepaalde wat er gebeurde en dat stond me niet aan. Ik had even tijd nodig, maar op den duur lukte het me dan toch om voldoende moed bijeen te schrapen om weer naar de woonkamer terug te keren.
Tot mijn grote opluchting hield Stef ook tijdens het eten zijn fatsoen. Zoals het een welopgevoede gast betaamde, maakte hij de gastvrouw complimentjes over haar kookkunst.
Lichtjes blozend dwong ik mezelf een paar keer tot een woordje van dank, maar verder mengde ik me zo weinig mogelijk in het gesprek. De mannen bleven zonder mijn inbreng ook wel aan de praat, al werd ik daar niet bepaald rustiger van. Zeker niet toen ik merkte hoe Stefs ogen enkele keren mijn blik opzochten.
Na de maaltijd, bij een afsluitend bakje koffie, kwamen de geleverde waren ter sprake. Voor Remco was dat nog altijd de reden van Stefs bezoek, maar ik wist wel beter.
Lachend informeerde Remco of het hem wat opbracht als hij contant zou betalen.
“Eigenlijk is dat niet gebruikelijk en wordt er enkel per bankoverschrijving betaald,” antwoordde Stef, “maar ik mag niet bij elke klant mee aanschuiven. Uitzonderlijk wil ik je daarom wel een korting van tien procent toestaan, als je cash wilt betalen.”
“Zo, dat is de moeite, Stef. Ik haal het geld maar snel voor jij je gaat bedenken.”
Mijn man was al opgestaan en het volgende moment begaf hij zich naar de praktijkruimte, waar onze kluis zich bevond.
“Wat ben jij verschrikkelijk nerveus, Lies,” sprak Stef, zodra Remco uit het zicht was. De geamuseerde blik die hij me daarbij toestuurde, stemde mij allesbehalve milder.
“Vind je het gek,” vroeg ik nors. “Jij moest in de buurt zijn? Daar geloof ik niets van. Hoe haal jij het in je hoofd om hier zomaar te komen binnenvallen?”
“Als ik het me goed herinner, dan was het jouw man die me binnenvroeg. Maar ergens heb je wel een punt. Ik kwam speciaal voor jou, Lies. Ik moest je terugzien.”
“Ik had je nochtans gevraagd om mij met rust te laten. Was ik dan niet duidelijk genoeg?”
“Toch wel, maar het is sterker dan mezelf. Zelfs al weet ik dat ik bij jou geen kans meer maak, toch wil ik je blijven zien. Nu ik je eindelijk gevonden heb, laat ik je niet zomaar los. We kunnen toch gewoon vrienden zijn?”
8
“Gewoon vrienden zijn…”
Stefs woorden galmden na in mijn oren. Wat hij mij zojuist had voorgesteld overrompelde mij meer dan ik ooit zou toegeven. Ergens bezorgden zijn woorden mij een warm gevoel en ik was geneigd om te geloven dat hij het oprecht meende. Anderzijds leek het mij, mede door de ongeoorloofde gebeurtenissen van de vorige zaterdag, veel te riskant.
Welke garantie was er dat tussen ons de vonk uit het verleden niet nog een keer zou overslaan? Dat wilde ik niet, hield ik mezelf voor. De voorbije dagen had ik een beslissing genomen. Wat er ook gebeurde, ik zou bij Remco blijven. Dat besluit kon enkel aan het wankelen gebracht worden, als Stef en ik elkaar op regelmatige basis zouden ontmoeten.
“Nee Stef,” zei ik uiteindelijk, “ook dat kan niet.”
“Kom nou, Lies. Ik weet wel dat ik je ermee overval, maar daarom hoef jij nog niet overhaast te beslissen. Denk er eens rustig over na, ik wil echt heel graag dat we vrienden blijven. Om dat duidelijk te maken, heb ik ook voor jou een pakje bij. Eentje dat ik je liever zelf overhandigde, het is namelijk nogal persoonlijk.”
Uit zijn de binnenzak van zijn jas haalde hij een bruine enveloppe tevoorschijn en drukte die in mijn hand. “Bekijk de inhoud later maar eens, ik hoor wel een keertje wat jij ervan vindt.”
Uitgerekend op dat moment kwam mijn man terug de kamer binnen en haastig stopte ik de enveloppe onder mijn bloes. Als mijn vermoeden klopte, dan was de inhoud van dat pakketje absoluut niet geschikt voor Remco’s ogen.
Ergens registreerde ik dat mijn man het verschuldigde bedrag aan Stef overhandigde, maar de reden waarom ze allebei smakelijk lachten ging compleet aan mij voorbij. Daarvoor was ik teveel in mijn eigen gedachten verzonken. Wel besefte ik dat het luchtige gesprek dat de mannen leken te voeren mij de kans gaf om even weg te komen. Ik haastte me naar de garage en verborg het bruine pakketje onderin het handschoenkastje van mijn Clio. Als er één plaats was waar Remco nooit zou kijken, dan was het wel in mijn wagen.
Stef bleef nog ongeveer een uur. Terwijl ik opruimde, gaf Remco hem een rondleiding door onze grote tuin. Nadien dronken we nog een glaasje wijn op het terras, tot Stef het moment gekomen achtte om maar eens op te stappen. Eindelijk! Ik was er niet rouwig om.
Bij het afscheid gaf hij me niet opnieuw een handkus, maar in plaats daarvan drukte hij zijn lippen vluchtig op mijn wang.
“Jij bent nog niet van mij af, meisje,” fluisterde hij bij mijn oor.
Even was ik bang dat mijn man het gehoord zou hebben, maar gelukkig was dat niet zo.
“Wat een leuke man,” zei Remco even later terwijl hij, met veel meer enthousiasme dan ik, Stefs grijze BMW stond na te wuiven.
Dat ging ik niet ontkennen, maar het voelde onwaarschijnlijk vreemd aan om dat uit zijn mond te horen.
“Ik ga boodschappen doen,” zei ik, zodra ik klaar was met opruimen, “en daarna ga ik nog even bij Mariska langs.”
“Alweer?” klonk mijn man achterdochtig. “Je was daar gisteren nog. Je zit daar de laatste tijd zo dikwijls. Is daar misschien een speciale reden voor?”
“Ik zou niet weten welke,” reageerde ik, redelijk benauwd. Uiteraard besefte ik maar al te goed wat de onderliggende reden van zijn achterdocht was. Gelukkig sprak hij die niet uit, maar met de armen gekruist voor zijn borst, maakte hij me duidelijk dat hij wel ietsje meer antwoord verwachtte.
“Maris is nu eenmaal mijn beste vriendin, Remco. Heb je daar een probleem mee?”
“Nee hoor, zolang ik maar niet mee moet.”
Wat hem betrof was daarmee blijkbaar dat onderwerp afgehandeld, want het volgende moment had hij zijn aandacht alweer bij de krant. Het kwam me goed uit dat mijn man geen verdere vragen stelde. Eigenlijk had ik deze keer wel degelijk een speciale reden om bij Mariska langs te gaan. Stefs bezoek had mijn pas herwonnen gemoedsrust opnieuw danig verstoord en alleen met haar kon ik daarover praten. Daarnaast brandde ik van nieuwsgierigheid naar de inhoud van de bruine enveloppe die ik in mijn Clio verstopt had. Bij de supermarkt aangekomen, zocht ik een rustig plekje om te parkeren. Zodra de motor stil lag, haalde ik de bruine omslag tevoorschijn en met trillende vingers scheurde ik hem open.
Zoals ik verwachtte, waren het de foto’s die Stef een week eerder genomen had.
De bovenste foto was alvast van een voorbeeldige kwaliteit, ik vond er mezelf best leuk uitzien. Leunend tegen de BMW en met mijn arm losjes op het dak, zag de pose die ik aannam er heel onschuldig uit. Een heel nette foto was het, niets op aan te merken. Uiteraard wist ik dat het verderop niet zo netjes zou blijven en enigszins aarzelend begon ik ze een voor een te bekijken.
Met de eerste tien foto’s was absoluut niets mis, maar dan begon het de pikantere toer op te gaan. Zes foto’s verder was te zien hoe mijn rechterborst uit de bloes hing en op de volgende foto stond een close-up van mijn getatoeëerde vlindertje. Van de laatste drie foto’s wist ik niet eens dat hij ze genomen had. Ze waren helemaal niets verhullend, want van bh of bloes was geen spoor meer te bekennen.
Bij het bekijken van de laatste foto steeg het schaamrood me pas echt naar de wangen. Mocht ik er ooit aan getwijfeld hebben, dan was dit kiekje het absolute bewijs dat ik niet onder dwang gehandeld had. De onnatuurlijk aandoende grijns op mijn rood aangelopen gezicht toonde maar al te duidelijk hoezeer ik, alvast lichamelijk, van dat intieme moment genoten had. Het was best gênant om mezelf zo in opperste staat van opwinding te zien.
Wat een geluk dat Remco deze fotoreeks niet te zien had gekregen. Hij zou ongetwijfeld tot de enige juiste conclusie zijn gekomen en dat was dat ik hem had bedrogen. Wat voor gevolgen dat zou hebben, daar wilde ik liever niet aan denken.
Gek genoeg voelde ik me alsof ik zojuist uit een pas tot stilstand gekomen roetsjbaankarretje was gestapt, zo duizelde het me. In die paar verboden uurtjes met Stef had ik aanvankelijk vernedering ervaren. De confrontatie met mijn verleden was beslist hard geweest, maar daarnaast was mij ook dat onvoorstelbare gevoel van intens lichamelijk genot te beurt gevallen. Ik kon maar niet besluiten wat achteraf de overhand had. Ik schudde mijn hoofd in een poging om mijn gedachten te ordenen maar het hielp niet. Eén ding drong echter wel langzaam tot me door. Ondanks mijn besluiteloosheid had ik geen hekel aan Stef, dat hoefde ik mezelf niet langer wijs te maken.
Na nogmaals doorheen de foto’s gebladerd te hebben, stopte ik ze terug in de omslag. Pas toen zag ik dat er een briefje bij zat. Met bevende vingers haalde ik het tevoorschijn, plooide het open en begon te lezen.
Lieve Lies,
Als je dit leest ben ik wellicht alweer vertrokken. Vergeef me dat ik zomaar kwam binnenvallen, maar deze foto’s stuurde ik liever niet per postpakket. Ik weet wel zeker dat jij ook niet wil dat jouw man ze te zien krijgt.
Daarnaast wilde ik je absoluut terugzien. Sinds onze ontmoeting van vorige zaterdag ben je geen moment meer uit mijn gedachten geweest. Sorry Lies, maar het is sterker dan mezelf, ik geef het zo snel niet op.
Dirk en Nicole weten intussen dat ik jou gevonden heb. Wees gerust, ik heb hen enkel de eerste foto laten zien. Als bewijs was dat voor hen al voldoende, ze herkenden je direct.
Net als ik betreuren zij het dat jij niet naar de reünie komt, ze hadden je heel graag eens teruggezien na al die jaren.
Verder moet je geloven dat ik woord heb gehouden. Op geen enkele manier heb ik laten uitschijnen waar ik jou gevonden heb. Zij weten dus niet waar je woont… Maar ik wel, zoals je intussen weet. Hoe denk je dat op te lossen, Lies?
Alsjeblieft, bel me eens op, lieverd. Mijn mobiel nummer is 0032-496 849839. Hopelijk hoor ik je snel.
Groetjes,
Je immer liefhebbende Stef.
Compleet in verwarring zat ik minutenlang wezenloos naar het briefje te staren. Dat telefoonnummer had hij beter weggelaten. Wat moest ik daarmee? Wilde hij me aanzetten om het initiatief te nemen voor een volgende ontmoeting? Dat wilde ik toch helemaal niet?
Het was echter alleen mijn verstand dat me dit ingaf. Mijn gevoel liet zich daardoor niet zomaar dwingen. Zonder dat ik er iets tegen kon beginnen, voelde ik hoe mijn moeizaam opgebouwde besluit om Stef uit mijn leven te weren weer wat meer op de helling kwam te staan. Ik werd er zo mogelijk nog onrustiger van. Had ik daarvoor een hele week lopen tobben?
Nooit eerder had ik tijdens het boodschappen zo’n haast. Bang als ik was dat ik Stef achter een of andere rayon tegen het lijf zou lopen, dwong ik mijn van lood lijkende benen vooruit. Ik mocht er niet aan denken dat ik hem op dat moment opnieuw zou ontmoeten. Mijn onzekerheid zou hem ongetwijfeld opvallen en hem kennende zou hij daar onmiddellijk zijn voordeel mee weten te doen.
Terwijl ik de gekochte waren in de kofferbak van mijn auto gooide, prees ik me gelukkig dat hij er niet bleek te zijn. Toch had ik haast om daar weg te komen en binnen de kortste keren stuurde ik mijn wagen in de richting van Mariska’s huis. Als ik ooit een luisterend oor en een begrijpende vriendin nodig had, dan was het nu.
Ergens halfweg ging er plots een schok door me heen. Ik betrapte mezelf erop dat ik onbewust Stefs telefoonnummer zat in te oefenen. Ik kende het inmiddels al uit mijn hoofd…
9
Mijn vriendin Mariska en haar man zaten net aan de koffie toen ik bij hen achterom binnenkwam. Vanzelfsprekend kreeg ik ook een kopje aangeboden, maar de vlotte babbel die mijn vriendin probeerde op gang te houden, kon me dit keer maar matig boeien. Dat ontging Mariska niet, want herhaaldelijk voelde ik haar vorsende blik op mij gericht. Toen haar man na een tijdje nog altijd geen aanstalten maakte om ons alleen te laten, meende zij hem een zetje te moeten geven.
“Kees, moest jij niet iets dringends afwerken op kantoor vanmiddag?”
“Nou ja, zo dringend is dat nu ook weer niet hoor, dat klusje loopt niet weg.”
Tegelijkertijd merkte ik hoe zijn nieuwsgierige blik voor de zoveelste keer op de bruine omslag viel die ik voor me op tafel had gelegd.
“Kees?!” sprak Mariska, duidelijk dwingend. Ik was er haar dankbaar om, zeker toen haar man opstond.
“Oké,” zei hij met een grijns op zijn gezicht. “Een heer weet wanneer de dames alleen gelaten willen worden. Een prettige middag dan maar.”
Allebei keken we hem na terwijl hij in de richting van zijn kantoor slofte.
“Zeg het maar, Lies,” zei Mariska, zodra de deur achter haar man dichtviel. “Jij zit ergens mee, dat is me intussen duidelijk. Jij ziet eruit alsof je een spook hebt gezien.”
“Een spook van vlees en bloed dan,” antwoordde ik. Vervolgens bracht ik haar op de hoogte van Stefs onverwachte bezoek en ondertussen schoof ik de omslag in haar richting. “Kijk maar eens wat hij bij zich had.”
Mijn vriendin haalde de foto’s en het briefje tevoorschijn.
“Heeft Remco deze plaatjes ook gezien?” vroeg ze. Nadat ze er enkelen had bekeken, wist ze al wel waarover het ging. Ik had haar immers zelf verteld dat Stef mij de vorige zaterdag in dat bos veelvuldig gefotografeerd had.
“Nee, gelukkig niet! Ik mag er niet aan denken dat hij die onder ogen zou krijgen.”
Mariska reageerde daar niet meteen op. In plaats daarvan bladerde ze op haar dooie gemak doorheen het bundeltje. Nergens gaf ze commentaar. Ook aan haar houding of gelaatsuitdrukking kon ik niet afleiden wat ze ervan vond. Ik werd er zowaar nerveus van.
“En?” vroeg ik toen ze het bundeltje foto’s eindelijk terug op tafel legde.
“Mooi hoor,” was haar emotieloos antwoord. Ze nam het briefje en hield het omhoog. “Mag ik dit ook lezen, of is dat privé?”
“Doe maar,” antwoordde ik schouderophalend. “Er valt toch niets meer te verbergen.”
Ik kon het niet helpen dat mijn stem wat nors klonk, maar ook dat wist Mariska te negeren.
“Je immer liefhebbende Stef.”
Mijn vriendin las de laatste woorden van het briefje luidop. Nu verscheen er wel iets van een glimlach om haar mond. Ik kende haar goed genoeg om te begrijpen, dat zij de situatie waarin ik verzeild was geraakt hoogst amusant vond.
“Lies,” zei ze, “ik val in herhaling, maar weet dat ik bijna jaloers op je ben. In jouw leven gebeurt er tenminste nog eens iets op amoureus gebied. Op dat terrein is het bij mij al veel te lang zo glad als een dichtgevroren waterplas. Maar goed, laten we het over jou hebben. Ik moet toegeven dat hij wel lef heeft, jouw minnaar.”
“Hij is mijn minnaar niet,” stoof ik, “ hoogstens is hij…” ’t Ja, wat was Stef dan wel, hoe kon ik dat het best omschrijven?
“Hoogstens is hij een goede vriend,” vulde Mariska ongevraagd aan.
“Ja,” haastte ik me, “zoiets… maar dan wel van vroeger”
“Komaan Lies,” ze tikte met haar vinger op de bovenste foto. “Geef toe dat hieruit blijkt dat er tussen jullie meer aan de hand is dan gewoon wat vriendschap uit lang vervlogen tijden. Nog niet zo lang geleden liet je mij verstaan dat jij die Stef haatte. Dat blijkt uit deze foto’s absoluut niet. Volgens mij mag jij die man nog altijd heel erg graag.”
Toen ik haar aankeek, was de lach van haar gezicht verdwenen. Haar conclusie was juist. Tot dat besluit was ikzelf een half uur eerder ook gekomen, maar om dat nu tegenover Mariska met zoveel woorden toe te geven, viel me moeilijker dan ik verwachtte. Blijkbaar zag ze mijn aarzeling, want het volgende moment boog ze naar me toe en legde haar hand bovenop de mijne.
“Lies, ondanks alles hou je nog altijd van hem, is het niet?”
“Ja, je hebt gelijk,” biechtte ik op. “Ik voel meer voor hem dan ik zelf zou willen of ooit toe zou geven, want het kan niet en het mag niet.”
Secondenlang keek mijn vriendin me doordringend aan.
“Hoe denk je dat het nu verder moet?” vroeg ze uiteindelijk.
Begeleid door een diepe zucht haalde ik mijn schouders op. “Ik weet het niet, Maris. Ik wil Remco geen pijn doen, ik wil hem ook niet verliezen.”
“Dat hoeft toch helemaal niet.”
“Hoezo? Zie jij dan een oplossing?”
“Natuurlijk.”
“Nou, die wil ik dan wel eens horen,” antwoordde ik ferm. Om mijn woorden te onderstrepen, kruiste ik mijn armen voor de borst en wachtte af.
“Lies,” zei Mariska na een moment van aarzeling, “Jij houdt van twee mannen en dat weet je. Volgens mij ben jij toe aan een driehoeksrelatie.”
“Een wat?!” stamelde ik ongelovig. Even dacht ik nog dat ze een grapje met me wilde uithalen, maar haar ogen keken me daarvoor veel te ernstig aan.
“Een driehoeksrelatie … of een driehoeksverhouding, als je dat liever hoort. Doe nu niet alsof jij zo wereldvreemd bent dat je daar nog nooit van gehoord hebt.”
‘Nee, natuurlijk niet,” stoof ik op, “maar hoe kom je erbij dat ik dat zou willen? Dat kan toch helemaal niet. Zoiets komt vroeg of laat uit en dan gaan de poppen pas goed aan het dansen.”
“Je begrijpt me verkeerd, Lies. Natuurlijk geeft zoiets de grootste problemen als je er in het geniep aan begint, maar als je het goed aanpakt, dan werkt het wel. Ik ken hier in de buurt een stel dat op die manier al jaren in perfecte harmonie samenleeft.”
“Mariska, je bent gek.”
“Misschien wel,” antwoordde ze glimlachend, “maar geef toe dat het een mooie oplossing zou zijn.”
“Jij bent echt gek,” viel ik in herhaling. “Ik zie me thuis al aankomen met de mededeling dat Remco me voortaan met een ander moet delen. Geloof me, Mariska, hij schopt me meteen de deur uit.”
Of Mariska’s glimlach zijn oorsprong vond bij de inhoud van mijn woorden of eerder werd ingegeven door de heftigheid waarmee ik ze uitkraamde, daar had ik het raden naar. Zelf bleef ze in ieder geval opvallend rustig toen ze verder sprak.
“Ja, als je het hem op die manier zou zeggen, dan zal hij waarschijnlijk zo reageren. Je moet het uiteraard veel subtieler aanpakken.”
“Ik ga niets aanpakken,” snauwde ik, een en al opwinding. “Ik ga Stef uit mijn hoofd en uit mijn leven bannen, dat ga ik doen.”
“Liesje, Liesje toch,” zei Mariska hoofdschuddend. “Alsof jou dat ooit zou lukken.”
Daar had mijn vriendin een punt, moest ik bekennen. Gedurende al die jaren had ik de herinneringen aan Stef kunstmatig verdrongen, maar achteraf bekeken was het me nooit voor de volle honderd procent gelukt om hem helemaal uit mijn gedachten te weren. Nu hij onverwacht weer was opgedoken, waren die beelden van vroeger meer dan ooit terug. Mariska wist dat, ik had het haar zelf verteld.
“Het moet,” zei ik strijdvaardig. “Ik kies resoluut voor Remco.”
“En wat als Stef niet bereid is om jou met rust te laten? Eerlijk gezegd zie ik het hem nog zo snel niet opgeven hoor. Wat dat betreft, is hij wel erg duidelijk in dat briefje.”
“Hij moet me met rust laten, anders klaag ik hem aan voor stalking. De driehoeksverhouding die jij voorstelt, kun je wel helemaal op je buik schrijven. Dat zou sowieso een mislukking worden.”
“Niet als je daarover met alle drie de partijen duidelijke afspraken maakt, daar ben ik van overtuigd,” hield Maris vol. “Als iedereen zich daaraan houdt, dan is het perfect mogelijk. Wie weet wordt het op termijn wel een verrijking binnen jullie huwelijk”
“Hou er alsjeblief over op, Mariska. Ik wil er niets meer over horen. Wist je trouwens al dat Remco en ik volgend weekend eindelijk nog eens een uitje naar zee hebben gepland?”
“Nee, dat zei je nog niet. Wordt het opnieuw Blankenberge?”
“Ja. We gaan terug naar het ons zo vertrouwde hotelletje. De kamer is al geboekt. Mariska, die paar dagen ga ik mijn uiterste best doen om de romantiek tussen Remco en mij weer wat op te krikken en misschien moet ik hem dan gelijk ook maar mijn misstap opbiechten.”
“Lies, zou je dat wel doen?” reageerde mijn vriendin prompt. “Ik vraag me af hoe Remco daarop zal reageren. Maar goed, het is jouw man, maar anderzijds weet je natuurlijk zelf ook wel hoe jaloers hij soms uit de hoek kan komen.”
“Het moet, Maris. Als ik voor Remco kies, dan moet ik tegenover hem ook eerlijk durven zijn.”
Daarin gaf mijn vriendin me uiteraard gelijk. In de minuten die volgden bracht ze me herhaaldelijk aan het schaterlachen door allerlei manieren te bedenken waarop ik mijn man van mijn ‘scheve schaats’ op de hoogte zou kunnen brengen. De meeste van haar suggesties waren vooral ludiek, vaak ook pikant, maar bovenal niet ernstig te nemen. Het lachen luchtte me behoorlijk op en al gauw fantaseerde ik vrolijk en zorgeloos met haar mee. Pas toen Mariska vroeg wat ik met de foto’s ging doen, was ik weer helemaal bij de realiteit terug.
“Verbranden zeker, wat anders? Ik wil Remco wel de waarheid vertellen, maar dat betekent niet dat ik het risico wil lopen dat hij die foto’s vroeg of laat zou vinden.”
“Dat zou ik niet doen, Lies. Als jij ooit zou moeten bewijzen dat je door die ex-vriend gestalkt wordt, dan kunnen die foto’s en zeker dat briefje nog goed van pas komen. Zal ik ze voor je bewaren? Bij mij zijn ze veilig.”
Mariska kon wel eens gelijk hebben en dus ging ik ermee akkoord. Na nog een laatste kopje koffie namen we afscheid.
Terug thuis kwam ik de woonkamer binnen met in iedere hand een afgeladen boodschappentas. Mijn man was aan het telefoneren, dus liep ik maar snel door naar de keuken om de levensmiddelen alvast op te bergen. Nauwelijks was ik daarmee bezig, toen Remco in de deuropening verscheen.
“Wie had je aan de lijn?” vroeg ik nieuwsgierig.
“Marco.”
“Marco van de zeilclub?”
“Ja. Hij had slecht nieuws voor ons, schat.”
“Voor ons? Hoezo?”
“Dat weekendje Blankenberge kan niet doorgaan want het zeilweekend wordt een week vervroegd.”
“Remco, zeg dat het niet waar is. Niet nu!”
“Toch wel. Vier leden van ons vaste kliekje kunnen het weekend nadien niet en daarom is er beslist om een week vroeger uit te varen.”
Ook na ons huwelijk was Remco lid gebleven van de zeilclub. Door zijn drukke praktijk als dierenarts had hij daar niet zo vaak de tijd voor, maar viermaal per jaar trokken ze er met een bende vrienden een weekend op uit om te gaan zeilen op zee. Die zeiltrips waren hem heilig en nooit eerder had ik daarmee problemen gehad. Zonder morren had ik Remco zijn pleziertje altijd gegund, maar ditmaal lag dat anders. Zag hij dat dan zelf niet in?
“Dit weekend kun jij niet, Remco,” reageerde ik, alsnog beslist.
“Jawel hoor. Blankenberge loopt niet weg, we gaan wel een andere keer, schat.”
“Nee Remco, we gaan dit weekend naar zee en daarmee uit.”
“Mooi niet, Lies. Ik ga zeilen. Die hotelkamer zal ik wel afbellen.”
“Waag het niet!” riep ik kwaad, “Als jij niet meegaat, dan ga ik wel alleen!”
“Oké, jij je zin,” bleef Remco schijnbaar kalm. “Je doet maar wat je niet laten kunt.”
Het volgende moment draaide hij me zijn rug toe en achter zich gooide hij de keukendeur met een smak dicht.
Het voelde aan alsof tegelijk met die harde klap al mijn hoop op een romantische boost binnen ons huwelijksleven op de keukenvloer aan diggelen viel. Kwaad en koppig probeerde ik de opkomende tranen terug te dringen, maar het was een ongelijke strijd.
{tab10 }
Zaterdagochtend vroeg had ik de zeedijk van Blankenberge voor mij alleen.
Voor zover mijn oog reikte, was ik de enige getuige van de opkomende zon. Na een zo goed als slapeloze nacht was de rust die daar van uitging precies hetgeen ik nodig had. Leunend op de reling tuurde ik naar de eeuwig aanrollende golven, mezelf afvragend welke kant ik op zou gaan. Eigenlijk had de richting De Haan mijn voorkeur, maar ik realiseerde me net op tijd dat de veerboot die de voetgangers naar de overkant van de havengeul bracht op dit uur vast nog niet zou uitvaren. Een omweg helemaal rond de jachthaven zag ik niet zitten. Dan maar richting Zeebrugge, besloot ik en op mijn gemak wandelde ik voorbij de verlaten pier tot aan het einde van de geplaveide zeedijk.
Ook de brede strook zand tussen de duinen en het water was compleet verlaten. Een handvol meeuwen waren de enige getuigen van mijn aanwezigheid op het strand. Omdat ik mijn gymschoenen met de nestels aan elkaar had gebonden, kon ik ze over mijn schouder hangen en met mijn handen diep in de zakken van mijn gewatteerde jas wandelde ik langs de immer bewegende grenslijn tussen land en zee. Soms was het water een tiental meter bij me vandaan, tot een volgende golf onder luid geruis aan kwam rollen. Het koude water overspoelde dan telkens mijn voeten. Ik zag het witte schuim om mijn enkels kabbelen en het natte zand bolde op bij elke stap die ik zette.
Voor de zoveelste keer ondervond ik hoeveel ik van de zee hield. Oh nee, niet in het zomerseizoen, dan was ik met geen stokken naar zee te porren. De drukte van al die zonnekloppers was aan mij nooit besteed geweest, om maar te zwijgen van het schurende zand dat nadien onder je kleding hardnekkig je huid bleef kwellen. Maar buiten het seizoen was de zee wel mijn ding. Het ruisen van de golven en het krijsen van de meeuwen dat je op zo’n wandeling begeleidde, daar kon ik uren van genieten.
Het koude water om mijn voeten, de koele ochtendbries op mijn blote benen en de eerste zonnestralen op mijn gezicht, dat alles was in normale omstandigheden ruim voldoende om mij in de hemel op aarde te wanen. Maar vandaag was niet normaal. Het feit dat ik hier voor het eerst in mijn leven helemaal alleen liep, verhinderde dat ik me volmaakt gelukkig voelde. Maar ja, riep ik mezelf tot de orde, niemand had mij hiertoe verplicht. In een opwelling had ik besloten om alleen te gaan, daar hoefde ik verder niet over te zeuren. Ik had het immers zelf gewild.
Naarmate ik vorderde, won de dag het steeds meer van de nacht. Bij elke stap die ik zette werd de in zee gebouwde voorhaven van Zeebrugge duidelijker zichtbaar. Een blik achterom toonde me dat ik zowat halfweg moest zijn. Tegelijkertijd zag ik zo’n honderd meter achter mij nog een eenzame wandelaar. Op het eerste zicht was het een man, die net als ik in zijn eentje de kustlijn volgde. Zo te zien hield hij er flink de pas in en het zou vast niet lang duren voor hij me zou inhalen. Zelfs in een ontmoeting met een wildvreemde had ik geen zin en toen ik even later de volgende golfbreker opklauterde, besloot ik om bovenop de stenen een eindje de zee in te lopen en die man eerst maar eens te laten passeren.
Voorzichtig liep ik bovenop de glibberige keien een eind de zee in, tot vlakbij de plaats waar de aanrollende golven tegen de golfbreker aanklotsten. De frisse wind die ik pal op de neus had, deed me huiveren en spontaan trok ik de kraag van mijn jas zo hoog mogelijk op.
Genietend van het rustgevende effect wat de natuurelementen op mij leken te hebben, gleed mijn blik over de wijde zee. Dat had ik beter gelaten, want toen mijn oog op een zeiljacht viel dat in de verte langzaam voortbewoog, was het met mijn rust alweer gedaan.
Hoewel de kans klein was dat het uitgerekend die boot was waar Remco op zat, waren mijn gedachten plots weer bij mijn man. Mijn boosheid omdat Remco het zeilen met zijn vrienden belangrijker vond dan een romantisch weekend met mij anderwas nog lang niet over. Elke verzoeningspoging was de voorbije week tot mislukken gedoemd gebleken, gewoon omdat we allebei koppig op ons standpunt bleven.
Vrijdagavond was Remco al ruim voor mij vertrokken, zonder een woord van afscheid. Eerlijk gezegd had ik dat toen niet eens erg gevonden, maar nu lag dat anders. Ik kon niet anders dan toegeven dat ik zijn aanwezigheid mistte. Wat had ik graag hand in hand met Remco op deze golfbreker gestaan. Een beter kader om onze ruzie bij te leggen en de romantiek binnen onze relatie weer wat op te vijzelen, kon ik me nauwelijks indenken. Helaas was dat de afgelopen dagen onbespreekbaar gebleken.
Was ik dan toch te streng voor hem geweest? Had ik te weinig begrip getoond? Schoorvoetend moest ik bekennen dat mijn man ergens wel gelijk had, de zee liep niet weg. We hadden evengoed het volgende weekend kunnen gaan. Ach, misschien moest ik Remco maar voorstellen om zo snel mogelijk samen terug te komen.
Zo in gedachten verzonken, was ik de wandelaar compleet uit het oog verloren. Ik schrok dus nogal toen ik plots een hand op mijn schouder voelde.
“Goedemorgen, Lies,” klonk het achter mij. “Wat een onwaarschijnlijk toeval dat ik jou hier aantref.”
Een huivering ging door me heen. De zware mannenstem zou ik uit duizenden herkennen. Verrast als ik was, keek ik schichtig om me heen, maar buiten een handvol meeuwen was er op het hele strand geen ander levend wezen te bekennen. Het duurde enkele seconden voor ik ertoe kwam om mij om te draaien.
“Stef,” stamelde ik ongelovig. “Wat doe jij hier?”
Instinctief deed ik een stap achterwaarts toen hij een hand naar me uitstak.
“Pas op!” riep hij, maar het was te laat. Mijn linkervoet gleed weg en molenwiekend met mijn armen probeerde ik om alsnog mijn evenwicht terug te vinden. Vergeefse moeite, want ook mijn rechtervoet gleed onder mij vandaan en ik zou ongetwijfeld in het koude water gegleden zijn als Stef niet had ingegrepen. Plots lagen zijn handen rond mijn middel en voor ik het besefte, had hij me weer rechtop en hield hij me strak tegen zijn borst aangedrukt.
“Dat was op het nippertje, Lies.”
Rillerig keek ik naar hem op. De pretlichtjes in zijn ogen vertelden me dat hij dit beslist geen vervelende situatie vond. In plaats van hem dankbaar te zijn, werd ik kwaad.
“Jij verdient een klap voor je kop,” snauwde ik.
“Geen dank hoor,” antwoordde hij lachend. “Een volgende keer laat ik je wel verdrinken.”
Door dat luchtige toontje van hem nam mijn boosheid alleen maar toe en woedend om zoveel onverschilligheid ontworstelde ik mij aan zijn sterke omarming.
“Het was anders wel jou schuld dat ik bijna in het water tuimelde,” blafte ik hem toe.
“Volgens mij gleed jij wel zelf uit, Lies. Ik heb je niet geduwd, dacht ik zo.”
“Jij deed me schrikken. Het is jouw schuld dat ik uitgleed.”
“Nou en? Ik heb je toch maar mooi voor een nat pak behoed.”
“Dat kwam jou maar al te mooi uit! Jouw grijpgrage handen hadden me al vast voor ik viel!”
De lacherige fonkeling in Stefs ogen was helemaal verdwenen en er kwam niet direct een antwoord. Hij leek even te moeten nadenken, maar na een diepe zucht was zijn reactie scherp als een mes.
“Lies, wat ben jij een ondankbaar schepsel. Ik was ontzettend blij om jou hier aan te treffen, maar jij denkt daar duidelijk anders over. Het blijkt van mijn kant uit een vergissing te zijn. Sorry daarvoor. Een prettige dag verder.” Het volgende moment draaide hij zich om en met grote passen beende hij bij me vandaan.
Verbouwereerd staarde ik hem na en tegelijk kwam het besef dat ik te ver was gegaan. Dat gaf mij een naar gevoel. Waarom precies, daar kon ik niet direct de vinger op leggen. Als ik eerlijk was met mezelf, dan moest ik bekennen dat er eigenlijk geen reden was om kwaad op hem te zijn. Hij had me misschien wel iets steviger en iets langer in zijn armen gehouden dan strikt noodzakelijk was, maar dat had bijlange niet onprettig aangevoeld. Integendeel.
Ik mocht dan wel ruzie hebben met mijn eigen man, maar daarom hoefde ik toch niet in onmin te leven met al zijn soortgenoten, hield ik mezelf voor. Ik wou hem zo niet laten weglopen.
“Stef, wacht!” Mijn stem klonk veel luider dan ik eigenlijk bedoelde, maar toch liep hij gewoon door.
“Stef!” riep ik opnieuw, maar weer kwam er niet de gewenste reactie. Dat hij zomaar van me wegliep was het laatste wat ik wilde en dus zette ik de achtervolging in.
Op het moment dat hij de golfbreker verliet, had ik hem zo goed als ingehaald. Toen ik zijn voornaam opnieuw riep, draaide Stef zich abrupt om en bijna botste ik tegen hem op.
De brede lach om zijn mond maakte me duidelijk dat hij me er mooi had laten inlopen. Zijn boosheid was gespeeld, dat bleek ook uit zijn woorden.
“Eindelijk loop jij eens een keer achter mij aan, Lies. Dat voelt ongelooflijk goed, want tot hiertoe kwam alle initiatief van mijn kant.”
Met zijn interpretatie was ik het niet eens en daar wilde ik geen misverstand over laten bestaan.
“Haal je vooral niets in je hoofd, Stef Wagenmakers!” reageerde ik kribbig. “Ik kon het alleen niet hebben dat jij kwaad wegliep. Ik wil geen ruzie. Meer hoef je daar echt niet achter te zoeken.”
“Dat is in ieder geval een stap vooruit,” zei hij grijnzend, “maar wat ik bij jou zoek, dat bepaal ik liever zelf, liefje.”
Vooral dat ‘liefje’ irriteerde me.
“Stef, begrijp dan toch eens dat ik niet vrij ben. Meer dan vriendschap zit er niet in. Echt niet!”
De lach op zijn gezicht werd zo mogelijk nog breder en voor ik het wist had hij mijn hand in de zijne.
“Vriendschap is een mooi begin, Lies. Laat ons dan, als goeie vrienden, pootjebadend terug naar Blankenberge wandelen, hand in hand, net als vroeger.”
“Nee, Stef,” protesteerde ik. “Dat wil ik niet. Stel dat Remco mij komt zoeken, zeg! Ik wil geen problemen.”
Het was een leugentje om bestwil, tenminste dat was mijn overtuiging. Ik wilde mijn hand terugtrekken maar Stef loste ze niet, integendeel. Hij trok me mee in de richting van de waterlijn en stopte pas toen we allebei met de voeten in het water stonden. Pas dan nam hij de moeite om te antwoorden.
“Lies, we weten allebei dat jij dit weekend alleen aan zee bent. Met die problemen met Remco zal het dus nogal meevallen.”
“Hoe… Hoe weet jij dat?” stamelde ik.
Tegelijkertijd begreep ik dat deze ontmoeting helemaal geen toeval was. Ik had het kunnen of zelfs moeten weten. Stef Wagenmaker liet hoogst zelden iets aan het toeval over. “Wie heeft jou dat verteld?” drong ik aan.
“Remco heeft me gebeld.”
“Wat? Heeft mijn man jou zelf gezegd dat…?”
“Natuurlijk niet,” onderbrak hij me. “Dat is een grapje. Wacht ik zal je iets laten zien, dan wordt het je wel duidelijk.”
Nu liet hij mijn hand wel los. Hij haalde zijn gsm te voorschijn en na wat op de toetsen te hebben gedrukt, duwde hij me zijn toestelletje in de hand. Met toenemende verbazing las ik het bericht.
Hoi Stef, je kent me niet maar ik denk dat jij dit wel wil weten. Lies (mijn beste vriendin) is vanavond – zonder haar man - met de trein naar Blankenberge vertrokken. Zij zit dit weekend alleen aan zee. Denk dat ze wel wat troost kan gebruiken. Groetjes, Mariska.
“Mariska?” stamelde ik verbouwereerd.
“Ja. Ik ken die vriendin van jou natuurlijk niet, maar ze heeft duidelijk het beste met je voor.”
Nou… Het Beste? Daar was ik lang niet zo zeker van en dus hield ik mijn mond maar. Als dat Mariska’s definitie was van ‘bij mij veilig’, dan had ik haar die enveloppe met foto’s beter niet toevertrouwd. Hoe haalde ze het in haar hoofd om Stef dat smsje te sturen? Wilde ze me echt een driehoeksverhouding opdringen? Daar leek het wel op. Waar bemoeide ze zich mee? Ik nam me voor om haar eens flink de mantel uit te vegen, zodra ik daartoe de kans kreeg.
“Ik heb Mariska prompt gebeld, Lies. Ik moet zeggen dat jouw vriendin heel behulpzaam was. Dank zij haar had ik binnen de minuut het telefoonnummer van hotel Zonnewende, dus was een kamer zo geboekt. Van Mariska weet ik ook dat jouw man het hele weekend op zee zit. Hij zal ons hier dus niet voor de voeten lopen.”
Stef glunderde van oor tot oor, maar zelf was ik lang niet zo opgezet met Mariska’s hulpvaardigheid.
“Haal jij je toch maar niks in je hoofd!” herhaalde ik mijn kribbige woorden van een paar minuten geleden.
“Ik zou niet durven,” lachte hij.
Maar Stef zou Stef niet zijn… Hij durfde dus wél. Voor ik het goed en wel besefte, had hij zijn armen al om me heen en ik voelde zijn warme adem op mijn wang.
“Liesje Peters, ik hou van je,” fluisterde hij bij mijn oor. “Sorry, maar het is gewoon niet anders. Daar kan ik niets aan veranderen.”
Ik besefte wel dat ik me uit zijn omarming moest losmaken nu het nog kon, maar ik deed niets. Alweer verbaasde het me hoe willoos ik leek te worden in zijn armen, want als verlamd hing ik tegen hem aan. In plaats van me los te rukken, luisterde ik naar al het liefs dat hij me toefluisterde. Moest een ander zoiets bij me proberen, dan zou ik zo’n kerel al lang op een kaakslag getrakteerd hebben. Nu overwoog ik het niet eens. Toen ik op mijn wang zijn lippen voelde opschuiven in de richting van de mijne, wist ik me verloren. Twee seconden later schrok ik van mezelf omwille van de gretigheid waarmee ik zijn kus beantwoordde. De gedachte aan Remco en het daarbij horende gevoel van schuld verdrong ik even snel als ze opkwam.
Mariska’s woorden flitsten door mijn hoofd. Ze had gelijk, ik hield wel degelijk van twee mannen. Ook die gedachte verdrong ik weer. Ik kon me op dat ogenblik niet druk maken hoe het nu verder moest. Liever concentreerde ik me op het heden, om te genieten van het meest romantische moment dat ik in tijden beleefde.
Ja, ik was verliefd… Verliefd op mijn ex lief.
11
Zodra de imposante voordeur van het hotel achter ons dichtviel, stelde Stef voor om samen te ontbijten. Zonder verder nadenken ging ik akkoord. De hele weg terug had ik als het ware op wolkjes gelopen. De innige kus zinderde nog na en ondanks dat we onderweg weinig spraken, voelde ik me uitstekend in zijn gezelschap. Samen ontbijten leek me op dat moment gewoon het logische vervolg op een deugddoende ochtendwandeling.
“Tot over een halfuurtje dan?” vroeg hij toen we boven op de gang ieder een andere kant op moesten.
“Oké.”
Eenmaal onder de douche begon mijn geweten alsnog te knagen. Ondanks het heilzame effect van de warme waterstralen op mijn huid, kwam ik binnenin allesbehalve tot rust. Met de minuut groeide het besef dat ik stom was geweest om zo lichtzinnig op Stefs uitnodiging in te gaan. Remco en ik kwamen al jaren in dit hotel. Men kende ons hier. Het personeel zou zich ongetwijfeld vragen stellen als ik zomaar aan tafel ging met een andere man dan de mijne. Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer het besef groeide dat ik me als een bakvis door Stef had laten inpakken. Alweer.
Ach, het hotelpersoneel zou wel vaker met zulke situaties te maken krijgen. Met die gedachte probeerde ik om het toenemende protest in mijn hoofd terug te dringen, maar tevergeefs. Wie hield ik eigenlijk voor de gek? Opnieuw had ik me laten leiden door mijn gevoel en dat terwijl ik nog maar pas geleden had besloten om resoluut voor Remco te kiezen. De eerste de beste ontmoeting met mijn ex lief was alweer voldoende gebleken om dat besluit aan het wankelen te brengen. In plaats van Stef een duidelijk signaal te geven dat hij nergens op hoefde te rekenen, had ik precies het omgekeerde uitgelokt.
“Hoog tijd dat jij eens volwassen wordt, Lies,” mompelde ik tegen mijn spiegelbeeld, terwijl ik mijn haren stond te föhnen. Tegelijk groeide het besef dat het nog niet te laat was om wat afstand te creëren, maar dan moest ik daar wel onmiddellijk naar handelen.
Uit het verleden wist ik dat Stef er een hekel aan had als je hem liet wachten. Daar zou ik alvast mee kunnen beginnen. Ruim een kwartier later dan afgesproken, kwam ik de eetzaal binnen, vastbesloten om in stilte te genieten van de nukkige blikken die hij me ongetwijfeld zou toesturen.
“Van harte gefeliciteerd met uw verjaardag, mevrouw,” klonk het van achter de bar. Ik was helemaal niet jarig en dus draaide ik me om, in de veronderstelling dat er iemand achter mij aan kwam voor wie de woorden van de kelner bestemd waren. Er was echter niemand te bekennen en nog voor ik de kans kreeg om te antwoorden, kwam Stef met uitgestoken handen op mij toe gelopen.
“Ook van mij een gelukkige verjaardag, lieve schat.”
Vooraleer ik van de verrassing bekomen was, had hij me al drie opzichtige klapzoenen op mijn wangen gedrukt.
”Ik ben helemaal niet jarig,” stamelde ik. “Dat weet jij maar al te goed.”
“Ik wel,” fluisterde hij in mijn oor, “maar die kelner niet. Kom mee, Lies.”
Hij trok me bij mijn arm mee naar een goed gedekte tafel vlak bij het raam. Wat daar aan lekkers uitgestald lag, kon je bezwaarlijk een ontbijt voor twee noemen. Dat was een heus ontbijtbuffet. Allerlei soorten broodjes puilden uit een rieten mand en naast de gebruikelijk schaaltjes met beleg zag ik gebraden kippenboutjes, witte en zwarte pensen, zalm, gerookte forel… Kortom, te veel om op te noemen.
“Wat heeft dit te betekenen?” vroeg ik aarzelend, terwijl Stef een stoel onder mijn billen schoof. “Dit moet jou een klein fortuin kosten.”
“Nee hoor, lees dit maar eens. Ik had het gisterenavond al gezien.”
Stef duwde me een foldertje in de hand en wees me het bewuste item. Het hotel had een speciaal verjaardagsaanbod. Voor het minieme supplement van één euro per persoon kon het hele gezelschap van een jarige gast genieten van een uitgebreid Engels ontbijt. Het begon me te dagen. Het was echt iets voor Stef om daar gelijk munt uit te slaan. Zo kende ik hem.
“Dus jij hebt gezegd dat ik…?”
“Ja.”
“Moest je dat dan niet bewijzen?”
“Nee hoor, bij het inchecken tikken ze de gegevens van iedere gast in de computer.”
“Dan zien ze toch zo dat het niet klopt. Mijn verjaardag is in november.”
“Sinds vanochtend niet meer.”
“Hoezo?”
“Toen ik daarstraks beneden kwam, was er niemand achter de balie. De computer stond aan en met dat uitgebreid ontbijt in het achterhoofd heb ik snel een paar cijfertjes veranderd in jouw elektronisch formulier. Echt Lies, dat was een fluitje van een cent.”
“Stef, dat … Dat is …”
“Bedrog,” nam hij het grinnikend van me over. “Zullen we maar aanvallen? Ik sterf zo langzaamaan van de honger.”
Dat laatste gold ook voor mij en dus zou het zonde zijn om al dat lekkers onaangeroerd te laten. Het zag er niet alleen goed uit, dat vorstelijk ontbijt smaakte ook voortreffelijk.
“En, Lies?” vroeg Stef nadat de ober als afsluiter nog een bakje koffie en een schaaltje met pralines had gebracht. “Wat zullen we vandaag eens gaan doen?”
“Wé?” De vanzelfsprekendheid waarmee hij aannam dat we de dag samen zouden doorbrengen, stond me niet aan. Het werd hoog tijd om werk te maken van mijn goede voornemens.
“Jij, zul je bedoelen! Ik heb mijn eigen plannen en daar pas jij niet in.”
“Kom nou, Lies. Jij bent hier alleen en ik ben alleen. Wat belet ons om er samen een gezellige dag van te maken? Wij zouden eerst naar de markt kunnen wandelen en daarna…”
“Nee, Stef Wagenmakers, ik ga met jou nergens naartoe. Haal je maar niets in je hoofd.”
“Daarstraks op het strand zou ik nochtans gezworen hebben dat…”
“Genoeg!” onderbrak ik hem. “Dat was een moment van zwakte waar ik liever niet aan herinnerd word.”
“Zwakte, Lies? Ik dacht anders dat jij behoorlijk wat overtuiging in die kus wist te leggen. Ik dacht …”
“Genoeg!” snauwde ik opnieuw.
Blijkbaar was mijn stemverheffing er net iets over, want ik zag de kelner in onze richting kijken. Het leek me beter om mijn stemgeluid wat te dempen bij wat ik hem nog wilde zeggen.
“Het interesseert mij niet wat jij dacht,” vervolgde ik. “Het is niet omdat mijn vriendin je op mijn spoor heeft gezet, dat ik met jou moet optrekken. Daar heb ik namelijk geen zin in.”
Gedurende enkele seconden keek hij me aan met een blik vol ongeloof. Op het eerste zicht had hij daar niet van terug en een bescheiden gevoel van triomf borrelde langzaam in me op. Het bleek voorbarig, ik had het moeten weten. Stef Wagenmakers gaf zich zelden of nooit gewonnen.
“Lies, weet jij eigenlijk zelf wel hoe onweerstaanbaar jij er uitziet als je boos bent?”
“Vleier,” sneerde ik. Tegelijkertijd deed ik wel alsof er buiten iets interessants te zien was. Ik durfde hem niet aan te kijken, bang als ik was dat ik dieprood zou kleuren.
“Serieus, Lies. Ik meen het. Jij bent sowieso de mooiste en de liefste vrouw die ik ooit heb ontmoet.”
“Daar had je eerder aan moeten denken. Jij hebt jouw kans gehad. Mocht het je ontgaan zijn, ik ben tegenwoordig een gelukkig getrouwde vrouw en dat wil ik graag zo houden.”
“Echt?”
“Ja, echt wel!” Dit gesprek liep niet zoals ik wilde en dat besef maakte me nog kribbiger dan ik al was. Dat beterde er niet op toen hij niet antwoordde en ik me naar hem toe draaide. De brede grijns op zijn gezicht vertelde me dat hij absoluut niet onder de indruk was. Dat bleek al gauw te kloppen.
“Nou, nou, … Mevrouw is gelukkig getrouwd,” klonk het spottend. “Ik zou eerder denken dat jij getrouwd bent en alleen Remco daarmee gelukkig is.”
“Laat mijn man hierbuiten!” snauwde ik en inwendig kokend van woede stond ik op. “Wie denk jij wel dat je bent? Ik wil dat je mij voortaan met rust laat. In mijn leven is geen plaats meer voor jou.”
“Oh nee?” Ook Stef stond op. “Dat wil ik nog wel eens zien. Opgeven staat niet in mijn woordenboek. Lies Peters, ik zal niet rusten voor jij en ik weer samenzijn.”
“Wordt toch eindelijk eens volwassen, Stef! Ga de stad in met je ogen open en je zult zien dat er honderden mooie vrouwen rondlopen, waarvan er tientallen vrij zijn en op zoek. Ga op jacht, man!”
“Lies, ik hoef helemaal niet op jacht, want de mooiste en de leukste vrouw staat hier vlak voor me.”
Mijn woorden leken niet bepaald vat op hem te hebben en zuchtend wende ik mijn blik af. Als ik van Stef verlost wilde geraken, dan zou ik iets anders moeten bedenken, een veel drastischer aanpak. Het volgend ogenblik kreeg ik een helder idee. Ik zou de vijand met zijn eigen wapens verslaan.
“Stef,” begon ik poeslief. “Ik weet wat jouw probleem is. Jij bent gewoon bang om een blauwtje te lopen.”
“Oh ja?” Hij probeerde wel om zijn stem even zelfzeker te laten klinken als voordien, maar het was duidelijk dat hij mijn wisselende stemming niet direct kon plaatsen. Ik kende hem voldoende om zijn aarzeling op te merken en dus ging ik maar gauw door.
“Ja, Stef. Je bent niet meer van de jongsten. Je haar wordt langzaam grijs en dat beginnend buikje is ook al geen troefkaart. Ik kan begrijpen dat een man niet zo snel bereid is om dat voor zichzelf toe te geven, maar jij weet zelf vast ook wel dat jouw glorietijd als casanova voorbij is.”
Dat ‘buikje’ klopte eigenlijk niet en dus verwachtte ik daarop een reactie, maar die bleef uit.
“Oh ja?” herhaalde hij zichzelf, maar meer kwam er niet over zijn lippen. De lach op zijn gezicht had plaats gemaakt voor een verbeten trek om zijn mond. Hoog tijd voor het ultieme zetje.
“Stef, het moet pijnlijk voor je geweest zijn om vast te stellen dat jouw charmes niet meer werken zoals vroeger. Daarom hang je zo aan mij. Dat begrijp ik wel, maar dat wil nog niet zeggen dat …”
“Madame Peters!” onderbrak hij me.
Met beide handen in de zij en met de ogen half dichtgeknepen, keek hij me uitdagend aan. “Wil jij misschien beweren dat het mij niet meer lukt om een vrouw te versieren?”
“Euh ja, zoiets.”
Zelf zou ik het wellicht anders geformuleerd hebben, maar eigenlijk kwam het op hetzelfde neer. Nou ja, de vis stond op het punt te bijten, dat was het belangrijkste.
“Zullen we wedden?” vroeg hij.
“Hoezo wedden?”
Waarom mannen zo snel een weddenschap aangaan als ze voor een uitdaging komen te staan, is iets wat ik nooit zal begrijpen. Het ‘waarom’ was ditmaal echter ondergeschikt aan het doel. Toch wilde ik niet al te gretig overkomen en dus wachtte ik af.
“Wedden dat ik hier vanavond, in deze zaal, aan tafel ga met een charmante dame?” vroeg hij, “en dat het me lukt om die vrouw nadien mee te nemen naar mijn kamer?”
“Dat lukt je nooit,” antwoordde ik vol overtuiging. Het kostte me moeite om mijn gezicht in een ernstige plooi te houden.
“Wedden van wel?”
“Nou ja,” probeerde ik zo nonchalant mogelijk te klinken. “Als jij zo nodig wil wedden, dan moeten we wel een inzet afspreken. Wat dacht je van vijftig euro?”
“Ben je gek? Ik weet iets veel beter, Lies. Als ik de weddenschap win, dan trekken we morgen een hele dag samen op en mag ik bepalen hoe we de dag invullen.”
“En wat als het je niet lukt?”
“Simpel, dan bepaal jij wat we morgen zullen doen.”
“Nee Stef, dat wil ik juist niet. Als jij verliest dan betaal je mij gewoon die vijftig euro.”
“Deal!”
12
“Oh nee, Lies, zo kun jij echt niet mee,” zei Stef weinig tactvol toen ik op zondagmorgen uit de badkamer kwam. “Waar is de klasse dame in jou gebleven? Je ziet eruit als de eerste de beste slons.”
“Dankjewel,” antwoordde ik sarcastisch. De slobbertrui en afgewassen jeans flatteerden mijn figuur allerminst, maar dat was een bewuste keuze.
Zeer tegen mijn zin had ik hem mijn kamer binnengelaten. Steeds harder was hij op de deur beginnen bonken en dus bleef er mij geen keuze. Ik had er geen behoefte aan om door de andere hotelgasten met de vinger te worden gewezen als diegene die verantwoordelijk was voor het verstoren van de ochtendlijke rust. In geen geval was ik van plan om mij ter wille van hem op te tutten. Een koekje van eigen deeg, dat kon hij krijgen, bedacht ik grimmig.
“Neem die blonde del maar mee uit!” beet ik hem toe. “Deze slons redt zich wel.”
In gedachten zag ik hem de avond voordien weer zitten tafelen in het gezelschap van een knappe blondine. Naar mijn inschatting was ze minstens tien jaar jonger dan ik. Eigenlijk had ik blij moeten zijn dat Stef Wagenmakers zijn pijlen op een andere vrouw richtte, maar in plaats daarvan stak een vleugje jaloezie de kop op. Het deed pijn om te zien hoe gemoedelijk en vertrouwd ze met elkaar omgingen, net alsof ze elkaar al jaren kenden. Ik zat dan wel drie tafels bij hen vandaan, maar elke keer als ik hen hoorde lachen, was het alsof een onzichtbare hand mijn hart als een spons samenkneep. Ik kon nauwelijks een hap door mijn keel krijgen.
Na een tijdje zag ik Stef met zijn nieuwste verovering in de richting van de kamers lopen. In zijn ene hand hield hij een fles wijn en twee glazen. Zijn andere hand lag losjes op de heup van die blonde troela.
Alleen al dat laatste was voldoende om mijn eetlust helemaal te bederven. Zonder aandacht voor wat er verder om me heen gebeurde, zat ik minutenlang wezenloos voor me uit te staren. Ik was niet alleen kwaad op Stef, maar ook op Remco. Ondanks dat mijn man ergens ver op zee zat, kreeg hij zijn deel van de schuld. Een plotse opstoot van zelfbeklag was daaraan misschien niet vreemd, maar hij had dit weekend maar met me mee moeten gaan. Als mijn man met mij was meegegaan zoals afgesproken, dan was mij deze beproeving bespaard gebleven.
Ook op Mariska was ik kwaad. Zij had Stef mijn verblijfplaats verklapt. De eerstvolgende maandagse saunabeurt zou ditmaal niet rimpelloos verlopen. Ik was vastbesloten om haar eens flink mijn gedacht te zeggen.
Toch had ik ook voor mezelf geen goed woord over. Per slot van rekening had ik Stef zelf bij me weggejaagd met die stomme weddenschap. Waarom voelde ik me dan zo rot als een afgewezen puber? Wanneer ging ik eindelijk eens volwassen worden?
In bed had ik nog urenlang liggen tobben en pas tegen de ochtend aan was ik eindelijk in slaap gevallen. Geen wonder dat ik me allesbehalve uitgerust voelde toen ik zo ruw door Stef uit mijn slaap werd gehaald. Hij daarentegen straalde gewoon. Stef zag er veel fitter uit dan mijn humeur aankon.
“Geen sprake van, meisje,” haalde Stef me naar de realiteit terug. “Een weddenschap is een weddenschap. Jij en ik brengen deze zondag samen door en ik bepaal wat we zullen doen, weet je nog?”
En of ik dat nog wist, maar meer dan een schouderophaal gaf ik niet als reactie. Gemakshalve was ik ervan uit gegaan dat ik de weddenschap zou winnen. Zelfs voor een goeduitziende man als Stef kon het geen makkie zijn om zomaar een vrouw op te scharrelen, die dezelfde avond al met hem het bed wilde delen. Op een of andere manier had de gladjanus het toch voor elkaar gekregen. De verwenbeurt in het welnes center, die ik met zijn 50 euro in gedachten had, kon ik wel op mijn buik schrijven. Een paar uurtjes relaxen op Stefs kosten zat er niet in. De gedachte dat hij mij in plaats daarvan een hele zondag lang zijn wil zou kunnen opleggen, was niet echt een aanlokkelijk vooruitzicht.
“Hop Lies, terug die badkamer in en maak jezelf een beetje op. Ik wacht wel.”
“Geen denken aan! Ik ga zo mee of helemaal niet.”
Stef zuchtte diep. Blijkbaar had hij niet gerekend op zoveel onwil. Mijn prille hoop dat hij alsnog zonder mij de kamer zou verlaten, werd echter meteen weer de kop ingedrukt. Met enkele grote passen stond hij vlak voor me en zijn grote handen pakten mij stevig bij de schouders.
“Toe, Lies,” klonk het bijna smekend. “We gaan vandaag enkele mensen bezoeken. Trek alsjeblieft iets leuks aan.”
“Mooi niet!” Wat voor bezoekjes hij ook in gedachten mocht hebben, Stef moest niet denken dat ik als een pronkappel aan zijn mouw ging hangen. “Ik ga zo mee. Het is te nemen of te laten.”
“Alsjeblieft.” Om zijn woorden te onderstrepen, liet hij mijn schouders los en voor mijn ogen drukte hij zijn handen tegen elkaar in een smekend gebaar.
“Ik denk er niet aan!”
Opnieuw zuchtte hij. “Haal dan tenminste die stomme haarklem weg. Met die opgestoken haren lijk je net een pas uitgetreden non, in plaats van een vrouw van de wereld. Alsjeblieft Lies, trek een leuke rok aan of een zomers kleedje.”
Vooral die ‘non’ deed het hem. Zolang ik hem kende had Stef altijd mijn zwakke plek weten te vinden en dat was nu niet anders. Dat besef was niet bepaald bevorderlijk voor mijn humeur.
“Draai je om,” snauwde ik hem toe. Het laatste wat ik wilde was dat hij in mijn kleerkast keek. Ik wilde wel zelf kunnen bepalen wat ik wel of niet aan zou trekken en zo kon het gebeuren dat ik enkele minuten later in een strakzittend vuurrood broekpak voor de spiegel in de badkamer mijn haren stond te borstelen. Een rok of jurk gunde ik hem niet en bovendien sloot de schuin over mijn borst lopende ritsluiting van het eendelige kledingstuk erg hoog. Mijn hele decolleté bleef op die manier verborgen voor zijn dikwijls veel te nieuwsgierige blikken. ‘Vandaag geen blote benen of half ontblote tieten voor Stef Wagenmakers,’ grapte ik tegen mijn spiegelbeeld, maar mijn evenbeeld kon dat grapje maar matig appreciëren.
“Dat is al beter,” zei hij glimlachend, toen ik terug bij hem kwam. “Zullen we dan eerst maar eens een hapje gaan eten?”
Tijdens het ontbijt kwamen alleen pietluttigheden ter sprake. Stef zei niets over zijn plannen voor de rest van de dag en al helemaal niets over de blondine van de avond voordien. Nieuwsgierig was ik anders wel, naar allebei. Toch was ik veel te koppig om hem ernaar te vragen. Ik hield liever de schijn op dat het me allemaal geen moer kon schelen.
Na het ontbijt moesten de kamers ontruimd worden. Tegen de tijd dat ik klaar was met inpakken, stond Stef alweer bij me aan de deur. Zijn eigen bagage had hij al weggebracht en terwijl ik aan de balie afrekende, was hij wel zo galant om mijn koffer alvast naar zijn auto te dragen.
Eenmaal buiten het hotel zag ik hoe hij voor zijn BMW een parkeerplaats aan de overkant van de straat had gevonden. Hij hield de deur al open en druk gesticulerend gaf hij aan dat ik moest instappen. Alsof ik een andere keuze had, dacht ik nog. Onder de weddenschap proberen uit te komen was geen optie. Dat zou Stef nooit accepteren. Bovendien was het ook nog eens beginnen motregenen, dus stak ik maar snel de straat over en stapte in.
“Waarheen gaat de reis?” vroeg ik zo luchtig mogelijk. Stef stuurde zijn auto de grote baan op die parallel loopt met de kustlijn. Eigenlijk wilde ik stilaan wel eens weten wat zijn plannen waren. Als hij het niet uit zichzelf vertelde, dan moest ik wel de eerste stap zetten.
Ik zag hem glimlachen om mijn vraag.
“Een reis zou ik het niet bepaald noemen, Lies. Het eerste adres wat we zullen aandoen is bij wijze van spreken vlak om de hoek. We zijn er al bijna.”
“En daar moet ik het mee doen?” vroeg ik knorrig.
“Ja. Laat je verrassen, Liesje.”
“Ik houd niet van verrassingen.”
“Oh jawel, je bent razend nieuwsgierig. Ik ken je toch.”
“Jaja, ’t is al goed. Ken ik die mensen?”
“Kennen is wat veel gezegd, vrees ik. Maar je kunt gerust zijn, het zijn heel aardige lui die ernaar uitkijken om jou te ontmoeten.”
“Stef,” vroeg ik, stilaan boordevol argwaan. “Wat heb jij die ‘aardige lui’ allemaal wijsgemaakt?”
Ik kreeg niet direct antwoord omdat hij even zijn aandacht bij het verkeer moest houden. Toch kon ik me niet van de indruk ontdoen dat hij het gesprek hoogst amusant vond. We verlieten de parallelweg en reden richting De Haan centrum, toen hij de draad van ons gesprek weer opnam.
“Ik heb niemand iets wijsgemaakt, integendeel. Dit bezoekje is enkel bedoeld om een misverstand uit de wereld te helpen.”
“Een misverstand?” Ik vroeg me af wat ik recent verkeerd begrepen kon hebben, maar kon zo gauw niets bedenken. “Hoe bedoel je?”
“Nog eventjes geduld, het wordt je dadelijk allemaal wel duidelijk.”
De beslistheid die doorheen zijn woorden klonk, vertelde mij dat verder aandringen geen zin had. Hoe nieuwsgierig ik ook was, er zat niets anders op dan af te wachten.
Stef parkeerde zijn wagen voor een witgeschilderde villa, zoals er in diezelfde laan tientallen stonden. Nadat hij me hielp uitstappen ging hij me voor tot bij de voordeur en belde aan. De man die in de deuropening verscheen bleek Jan te heten. Hij begroette Stef met een brede lach en een stevige handdruk.
“Dus jij bent Lies?” richtte hij zich daarna tot mij.
“Ja,” antwoordde Stef in mijn plaats. “Dit is nu Lies, de onwillige.”
Beide mannen proestten het uit. Ik zag de humor er niet van in en iets vertelde mij dat ik maar beter op mijn hoede kon zijn.
“Kom binnen,” zei Jan, iets wat ik pas deed nadat Stef mij een duwtje in de rug gaf. Eenmaal de deur in het slot viel, liep de man voor ons uit naar een riante en fraai gemeubileerde woonkamer.
“Ga zitten,” zei hij, wijzend naar het witleren bankstel, waarna hij naar een openstaande deur liep waarachter ik de keuken vermoedde.
“Ria, kom je? Ons bezoek is er.”
Compleet uit mijn lood geslagen, staarde ik de vrouw aan die in de deuropening verscheen. Nog een geluk dat ik neerzat, maar zelfs dan voelde het aan alsof alle grond onder mijn voeten wegzonk. Die Ria was zonder twijfel de blonde troela die Stef de avond voordien had weten te versieren. Nooit eerder voelde ik mijzelf zo voor schut gezet en met een vlammende blik keek ik Stef aan.
“Wat heeft dit te betekenen?” siste ik binnensmonds. “Ik wil hier weg… Nu!”
Wordt vervolgd
Spannende plot en aangenaam leesbaar geschreven. Benieuwd hoe dit verder gaat.