New York, 8.12 uur
Ik was te laat! Twaalf minuten maar liefst. Een ramp! Gehaast verliet ik de lift en rende als een bezetene het kantoor binnen. Het zweet stond in mijn handen en op mijn voorhoofd. Als er iets was waar Ryan, mijn mentor en leidinggevende, geen enkel begrip of mededogen voor had, was het gebrek aan punctualiteit en accuratesse. Al had ik onmogelijk kunnen voorzien dat de metro bijna drie kwartier in een donkere tunnel zou stilstaan vanwege stroomuitval. Ryan zou mijn excuses niet accepteren. Geen smoesjes. Een werkdag telde minimaal negen uur keihard werken en geen halve minuut minder. Een mogelijke vertraging diende ik in te calculeren.
Dit was New York, het financiële centrum van de wereld. In de wolkenkrabbers van Downtown Manhattan werden wereldwijd alle economische ontwikkelingen gevolgd en beslissingen genomen die direct of indirect invloed hadden op de stad, de VS en de rest van de wereld. Als ik in deze business wilde meedraaien zou ik me elke dag opnieuw moeten bewijzen. Voor mijn functie stonden immers honderden anderen in de rij. Een soortgelijk ongelukkig voorval had mijn voorganger zijn baan gekost en ik zou hoe dan ook met een overtuigend verhaal moeten komen om niet dezelfde weg te moeten bewandelen.
“Snel,” siste afdelingssecretaresse Olivia toen ze me zag. “Hij heeft je nog niet gemist.”
In dat geval was dit misschien mijn geluksdag. Zonder aarzelen nam ik het telefoontje aan dat Olivia naar me doorschakelde terwijl ik intussen mijn computer opstartte, de leren aktetas onder mijn bureau moffelde, de sleutel in het slot van de ladeblok omdraaide en enkele notities maakte over de informatie die de beller voor me had. Ik streek mijn turkooisgroene mantelpakje glad, duwde een wispelturige haarlok achter mijn oor en besloot mijn sneakers pas op een later moment te wisselen voor mijn hooggehakte pumps. In een mum van tijd leek het alsof ik al geruime tijd aan het werk was. Opgelucht haalde ik adem. Vooralsnog was ik aan verder onheil ontsnapt. Toen Ryan me even later bij zich riep om de cijfers door te nemen, stapte ik zelfverzekerd zijn kantoor binnen.
De zon scheen. De lucht was strakblauw. Het beloofde een mooie nazomerdag te worden.
Ik had hard geknokt om dit niveau te bereiken. Naast een universitaire graad in economie bezat ik een grenzeloze ambitie. Ik legde de lat hoog voor mezelf. Na een vliegende start bij de Chase Manhattan Bank had ik mijn droombaan gevonden bij één van de meest gerenommeerde vermogensbeheerders van het noordelijk halfrond. Een gemiddelde miljonair was bij ons niet welkom. Nee, wij beheerden uitsluitend de aandelenportefeuilles van de puisant rijken der aarde. Staatshoofden, koningshuizen, oliesjeiks, Hollywood acteurs, pop- en rocksterren, topsporters en de meest succesvolle zakenmensen ter wereld behoorden tot onze clientèle. Zij vertrouwden ons hun vele tientallen miljoenen toe zodat wij het voor hun konden verveelvoudigen en zij nog rijker werden dan ze al waren. Uiteraard deelde mijn werkgever lucratief mee in die winst.
Op mijn achtentwintigste mocht ik me de junior assistente van één van de topmannen van onze firma noemen en daar was ik stiekem enorm trots op. Voor Amerikaanse begrippen verdiende ik een mooi salaris maar de kassa zou pas echt gaan rinkelen als ik nog een paar treden in de hiërarchie kon stijgen. Binnen tien jaar hoopte ik het zelf tot ‘one of the guys‘ te schoppen. Maar zo’n oponthoud in de metro mocht me niet nog eens overkomen.
Dat mijn hoge ambities een keerzijde hadden moest ik voor lief nemen. Ik was niet de enige die in New York een prijs betaalde voor een snelle carrière. Het was meer regel dan uitzondering dat ik mijn vrije tijd in mijn eentje doorbracht. Mijn avonden en weekenden waren veelal gevuld met werk, training en opleiding. Een vaste relatie had ik niet. De weinige mannen die ik aan me had weten te binden hielden het hooguit enkele maanden met me uit. Dan volgde het steevaste verwijt dat ik te weinig tijd en aandacht voor hen had. Ik kon ze slechts gelijk geven maar het kwam niet in me op het roer om te gooien. Ik was nog jong. Als ik eenmaal mijn doel had bereikt was er nog tijd genoeg voor een man en misschien zelfs een gezin. Geen haar op mijn hoofd hield er rekening mee dat het lot soms anders besliste.
Het moet bijna kwart voor negen zijn geweest toen ik uit Ryans kantoor kwam en Olivia met enkele andere medewerkers voor het raam zag staan. Dat was hoogst ongebruikelijk omdat niemand zichzelf een ongeoorloofde pauze toestond. Een stagiaire had een hand voor haar mond geslagen. De anderen keken met ongelovige blikken naar buiten. Ik vroeg me hardop af wat er aan de hand was.
Een vliegtuig, luidde het antwoord. Een toestel dat ongewoon laag boven de stad vloog. Misschien was het een stunt, hoorde ik iemand zeggen. Of misschien was er iets mis en hadden de piloten de macht over het toestel verloren. Misschien…
Het was dinsdag 11 september 2001, 8.46 uur.
Ik bevond me op de 41e verdieping van de zuidelijke toren van het World Trade Center.
Ik had het raam nog niet bereikt toen een enorme dreun ons gebouw deed schudden alsof er een aardbeving plaatsvond met een topscore op de schaal van Richter. Ik wankelde maar wist mezelf staande te houden door de rand van een bureau vast te grijpen. Kort daarna zag ik buiten van alles door de lucht dwarrelen. Vooral veel papier.
Ik hoorde geschreeuw maar het drong niet tot me door wat er gebeurde. Gedachteloos volgde ik mijn collega’s naar een andere kant van ons kantoor waar we zicht hadden op de noordelijke toren. Bovenin het gebouw was een levensgroot gat geslagen waar loodgrijze rookwolken uit ontsnapten. In eerste instantie snapte ik het niet. Hoe kon dit gebeuren? Mijn ogen vertelden me iets wat mijn brein weigerde te registreren. Beneden zagen we een toenemend aantal mensen de andere toren ontvluchten. Er vielen dingen naar beneden. Brokstukken van het gebouw. Nog meer papier. En mensen…
Het was een belabberd slechte B-film die zich voor mijn ogen voltrok want dit kon niet echt gebeuren, toch? Ik wist niet hoe lang ik daar had gestaan maar ik kwam weer een beetje tot mezelf toen ik telefoons hoorde rinkelen. Ik liep terug naar kantoor en nam de hoorn van de haak. Mechanisch stond ik een nietsvermoedende cliënt te woord. Ik zag mezelf een notitie maken.
“Het spijt me, meneer Douglas, ik kan uw vraag niet onmiddellijk beantwoorden maar ik zal u zo snel mogelijk informeren. Hoe kan ik u het beste bereiken?”
Er ontstond daarop een onderlinge discussie op de werkvloer of wij ook moesten evacueren. Wie kon zich immers nog op zijn werk concentreren na getuige te zijn van zo’n misselijkmakend ongeval? Maar één van de vennoten zei dat er geen directe reden tot paniek was. Tenslotte was onze toren intact. Ik ging aan mijn bureau zitten en probeerde te bedenken waarmee ik zojuist bezig was.
“Er komt nog eentje aan,” riep een overslaande stem. “Dit kan geen toeval zijn. Wegwezen!”
De impact van de tweede explosie was vele malen heviger dan de vorige. Ik viel onzacht van mijn stoel toen het hele gebouw bewoog als een strohalm in de wind. Het vernietigende lawaai van scheurend beton, wringend metaal en versplinterend glas was oorverdovend. Het hysterische gillen ging door merg en been. Daarna voelde ik de temperatuur stijgen en rook ik de stank. Merkwaardig genoeg herkende ik meteen de geur van kerosine.
“Amy! We moeten hier weg. Snel… Kom Amy!”
Een paar handen trokken me overeind en duwden me in de richting van het trappenhuis. Daar bleef ik staan. Weg? Waarheen? Mijn denkvermogen was verlamd. Ik besefte amper wat er gebeurde. Verdwaasd keek ik naar de paniek om me heen, naar de mensen die elkaar opzij duwden en elkaar van alles toeschreeuwden. Ik hoorde hun stemmen wel maar ik begreep niet wat ze riepen.
“Niet de lift… Neem de trap. De trap!”
Ik zag hordes mensen voorbij denderen, sommigen zwijgend, anderen huilend of schreeuwend. Een enkeling liet zich niet opjagen en zag er zelfs de humor nog wel van. Hij maande tot kalmte. Een deel van de verlichting viel uit maar ik voelde geen angst of paniek. Het was net een scène uit een horrorfilm die zich voor mijn ogen afspeelde. Ik had niet het besef dat ik er zelf deel van uitmaakte. Tot een jonge man bleef staan en me aansprak.
“Wat sta je hier nog? We moeten hier weg, de toren staat in brand.”
“De Noordtoren,” fluisterde ik hees.
De kerosinedampen kregen vat op mijn luchtwegen. Ook mijn ogen brandden en ik merkte zijdelings dat de hitte toenam.
“Deze toren ook. Kom mee.”
Hij wilde doorlopen maar bedacht zich toen ik stokstijf bleef staan.
“Hoe heet je?” vroeg hij gejaagd.
“Amy.”
“Hallo Amy. Ik ben Josh. Je bent waarschijnlijk in shock en daarom ga je met mij mee. Blijf bij me, oké?”
Ik knikte wezenloos. Hij greep mijn pols en trok me zonder pardon achter zich aan.
“Rennen, Amy. Zo snel je benen je kunnen dragen. Goddank heb je goede schoenen aan.”
Ik keek even naar mijn sneakers, maar ik zag pas wat hij bedoelde toen we enkele vrouwen op blote voeten of kousen passeerden. Voeten die even geleden ongetwijfeld nog op hakken hadden gelopen. De meesten hadden zich bezeerd en lieten bloederige sporen achter op de traptreden maar ze schenen het niet te merken. Adrenaline verdoofde de pijn. Het was vreemd dat ik die kleine details haarscherp registreerde terwijl de rampzalige situatie volledig aan me voorbij ging.
Josh had geen medelijden met me. Hij voerde het tempo hoog op. Ik klaagde dat ik hem niet kon bijbenen maar hij luisterde niet. Als we dichtere groepen tegenkwamen die ons dreigden op te houden, duwde hij een aantal mensen opzij en manoeuvreerde ons er handig doorheen.
“Lopen Amy,” herhaalde hij als een mantra.
We renden en sprongen. Trap na trap, na trap, na trap. Er leek geen eind aan te komen. Ik zag mensen struikelen en vallen maar wij slaagden er wonderwel in overeind te blijven. We kwamen brandweermannen tegen die in tegengestelde richting naar boven gingen om de brand te blussen en mensen in nood behulpzaam te zijn. Mannen met versteende gezichten. Ik realiseerde me pas dagen later dat ze geweten moesten hebben dat ze de dood tegemoet gingen. Maar op dat moment moedigden ze ons aan om haast te maken.
Naar beneden. Weg hier. Nog sneller.
Het gegil zwol verder aan toen de toren vervaarlijk kreunde. Het leek alsof de muren en vloeren los van elkaar bewogen. Ramen begaven het. Ik zag barsten en scheuren ontstaan in een constructie die was ontworpen om de meest extreme situaties te weerstaan. Dit kon niet waar zijn. Dergelijke dingen gebeurden niet echt. Het was gewoon een nachtmerrie en als ik straks wakker werd zou ik erom lachen.
“Kijk naar de treden, Amy. Concentreer je op je voeten, niets anders.”
Achteraf hoorde ik dat de ramen van de onderste verdiepingen besmeurd waren met bloed van gevallen of gesprongen slachtoffers. Ik zag het niet. Mijn hersens wilden niet weten dat dit de lugubere realiteit was. Rook verspreidde zich in neerwaartse richting door het trappenhuis. Iedereen kuchte en hoestte. Josh trok zijn shirt uit en scheurde het doormidden. Hij gaf mij de helft.
“Bind voor je gezicht,” commandeerde hij. “Hou vol. We zijn er bijna.”
Blind volgde ik zijn bevelen op. Het shirt bood enige verlichting en Josh nam me weer op sleeptouw. Nog een trap. Tot ik opeens een windvlaag voelde met frisse lucht. Achteraf bekeken kon die lucht onmogelijk fris geweest zijn, maar in vergelijking met de verzengende atmosfeer in het gebouw was het een verademing.
“Hou je gezicht bedekt,” beval Josh toen ik me wilde bevrijden van de lap stof. “Wat hier in de lucht hangt kan niet gezond zijn.”
De laatste trap die we namen was buiten, maar ik had geen idee aan welke kant we de toren verlieten. Ik herkende de omgeving niet eens. De straten waren bedekt met smurrie, papier en een dikke laag stof en puin. Ik zag een verdwaalde schoen, een beschadigde damestas, een halve mok met een naam erop ‘Robert’, iets wat op een colbertje leek, een rode handschoen, delen van computers en beschadigd kantoormeubilair. Overal waar ik keek stonden politie- en brandweerwagens geparkeerd. Ambulances reden af en aan. Hulpverleners en spontaan te hulp geschoten burgers waren druk met het verplaatsen en verzorgen van gewonden. Een negroïde agente vroeg of we medische hulp nodig hadden. Josh en ik schudden beiden ontkennend ons hoofd. Lichamelijk mankeerden we niets.
“Ga naar huis,” zei ze. “Jullie moeten wel lopen want het openbaar vervoer ligt stil. Misschien kunnen jullie een paar mijl noordelijk een taxi krijgen.”
Ik bedacht dat ik helemaal niets bij me had. Portemonnee, telefoon, sleutels en overige persoonlijke spullen waren op kantoor achtergebleven. Andere vluchtenden probeerden met hun mobiele telefoons contact te krijgen met het thuisfront. Ook Josh haalde zijn telefoon uit zijn zak, maar na enkele pogingen gaf hij het op. Het netwerk was overbelast.
Met zijn arm vertrouwelijk om mijn middel liepen we verder langs busjes van de lokale en nationale pers. CNN, NBC en nog veel meer. Journalisten en televisieploegen informeerden naar onze ervaringen. We negeerden ze, maar fotografen maakten ongevraagd opnames. Op de hoek van een straat deelde een plaatselijke ondernemer flesjes water uit. Op dat moment voelde ik hoe dorstig ik was en hoe het stof zich, ondanks Josh’ shirt, in mijn neus, keel en tussen mijn tanden had verzameld. Dankbaar accepteerden we dan ook elk een flesje. Josh spoelde zijn mond en goot water over zijn gezicht. De rest dronk hij gulzig leeg. Ik volgde zijn voorbeeld.
“Niet omkijken, Amy, het is geen fraai gezicht,” zei hij nadat hij zelf wel een blik over zijn schouder had geworpen. Met gestrekte arm wees hij in tegenovergestelde richting van de Twin Towers. “Daar gaan we heen. Kom op.”
Ik vroeg niet waar hij me naartoe bracht. Hij scheen alles op een rijtje te hebben en zou het wel weten. Ik vertrouwde volledig op hem. Langzaam begon tot me door te dringen dat we aan iets verschrikkelijks waren ontsnapt, maar waaraan precies kon ik niet onder woorden brengen.
Er klonk een onheilspellende en aanzwellende herrie achter ons. Josh voorkwam dat ik omkeek door mijn hoofd tegen zijn schouder te klemmen. Zelf keek hij wel. Omstanders reageerden ontzet. Nog meer geschreeuw. De mediaploegen sprongen in hun busjes om er met gierende banden vandoor te gaan. Een enkeling ging door met filmen. Alles voor de primeur.
“Rennen, Amy!” Opnieuw greep Josh mijn hand. “De toren stort in.”
“Toch niet de zuid…?”
“Ik ben bang van wel. Hou die lap voor je mond.”
De hel brak los. Als het onophoudelijke gedonder van een enorme onweersbui hoorden we hoe het geweld ons achterna kwam. Ik voelde hoe de lucht zich verplaatste en ons een duwtje in de rug gaf. Josh vloekte toen hij werd geraakt door een stuk metaal maar hij rende onverminderd hard door, met mij in zijn kielzog.
“Daar!”
In een blinde muur bevond zich een soort nis. Of was het een portiek? Ik weet het echt niet meer. Maar daar zochten we beschutting. Met onze armen stevig om elkaar heen geklemd en onze gezichten beschermend tegen elkaars schouder, ogen stijf dicht geknepen, hoopten en baden we hardop dat de muur bestand zou zijn tegen de massa beton, staal en glas die als een lawine door de straten rolde. Josh schreeuwde zijn angst uit. Ik meen me te herinneren dat ik op dat moment doodsbang in mijn broek plaste.
Tijd was een ongrijpbaar begrip. Ik wist niet hoe lang het duurde voordat de dikke grijze brei neerdaalde en we weer enig zicht kregen op onze omgeving. Ik stond nog steeds te trillen en te beven in zijn armen. Ik rook zijn adem en zijn zweet. Het was te gek voor woorden maar ik voelde hoe dat me opwond. In de totale waanzin van het moment vroeg ik me af hoe het was om naakt in zijn armen te liggen.
“Kom,” hoestte Josh. “De noordelijke toren gaat er waarschijnlijk ook aan. Hoe verder we hier vandaan kunnen komen, hoe beter.”
Als zombies kwamen meer mensen uit de stofwolken tevoorschijn. Sommigen waren gewond. Anderen staarden niets ziend voor zich uit. Slechts weinigen spraken, maar allemaal gingen ze dezelfde richting uit; weg van het World Trade Center. Normaal lopen was niet overal mogelijk. We moesten af en toe zwoegen door het puin. Op sommige plekken lag het tot heuphoogte. Hier en daar smeulde het. Het leek wel een oorlogsgebied.
Hulpverleners bleven iedereen toeroepen niet te blijven staan. Doorlopen. Weg, weg, weg! Hand in hand voegden Josh en ik ons bij de stroom vluchtenden. Net als de rest waren we bedekt met een betongrijze laag gruis. Het prikte in mijn ogen, mijn neus, mijn oren, tussen mijn haren en in mijn kleren en schoenen. Ik voelde het pijnlijk schuren maar ik liep dapper door, de ene voet voor de andere.
“Elke stap brengt ons op grotere afstand,” zei Josh. “Hou vol, Amy.”
Er moesten doden zijn gevallen bedacht ik nu. Hoeveel mensen werkten eigenlijk in de Twin Towers? Ik dacht aan Ryan, aan Olivia en alle andere collega’s. Een vriendin op de 29e verdieping, die vrolijke jongen in het restaurant en die aardige onderhoudsmonteur. Hadden zij het gered? Ik troostte mezelf met de gedachte dat iedereen van mijn kantoor een voorsprong op me had gehad. Hoe dichter bij de grond, hoe groter de kans dat ze veilig waren.
Plotseling vroeg ik me af of ik nog wel een baan had. Hoe moest ik nu in contact komen met mijn werkgever? Of zij met mij? Kreeg ik deze maand nog wel salaris? Hoe moest ik zonder een cent of creditcard op zak weer thuis komen? En ook niet onbelangrijk: hoe kwam ik zonder sleutels mijn woning weer in? Allerlei vragen die mijn verwarring nog groter maakten.
“Josh?”
Verschrikt draaiden we ons allebei tegelijkertijd om toen we weer dat angstaanjagende gerommel achter ons hoorden.
“Fuck!” vloekte Josh.
Ik slaakte een gil. Terwijl nog steeds dikke rookwolken uit de Noordtoren sloegen zakte het gebouw langzaam in elkaar. Sirenes loeiden. Mijn hart stond stil. Ik hoorde iemand hysterisch tekeer gaan.
Nee, niet iemand anders. Dat was ik zelf.
“Amy!” Josh had mijn beide bovenarmen vast en schudde me ferm heen en weer. “Amy, luister naar me! Straks mag je huilen en schreeuwen. Maar niet nu. We gaan weer rennen, zo hard als je kunt. Lukt dat?”
Zijn stem werkte therapeutisch. Hoe kon hij helder nadenken in deze chaos? Opnieuw zetten we het op een lopen alsof de duivel ons op de hielen zat. Gelukkig bleven we ditmaal net buiten het bereik van de puinregen en de stofwolken. Buiten adem bleven we op een hoek van een kruispunt staan. Hier stonden groepjes bewoners te kijken en te filmen. Enkele mensen vroegen of we hulp nodig hadden en of ze iets voor ons konden doen.
“Water,” antwoordden Josh en ik in koor.
We waren uitgedroogd. Met de aangeboden natte doeken konden we onze handen en gezicht ontdoen van het ergste vuil. Zittend op een stoeprand voelden we onze krachten afnemen. We bevonden ons op voldoende afstand van het rampgebied. Zonder woorden keken Josh en ik elkaar aan. Hij knipoogde bemoedigend maar ik zag dat zijn handen hevig trilden. Zelf voelde ik een paar tranen langs mijn wangen lopen. Vermoeid legde ik mijn hoofd tegen zijn schouder waarop hij een arm om me heen sloeg. Het voelde vertrouwd en veilig. Opnieuw bekroop me het krankzinnige verlangen naar zijn lichaam. Wat deed deze man met me? Waarom zat ik hier stiekem enorm geil te wezen?
“Je bent gewond,” zei ik met een blik op een scheur in Josh’ broekspijp en het geronnen bloed dat eraan kleefde.
“Een vleeswond,” beaamde hij. “Ik overleef het wel. Waar woon je eigenlijk?”
“Queens.”
“Dat is te ver lopen. Ik woon dichterbij. Als je wil mag je bij mij douchen en je familie bellen.”
Het aanbod was te mooi om te weigeren. “Graag.”
De omstanders stelden nieuwsgierige vragen. Of we in één van de Twin Towers waren ten tijde van de aanslagen, wat we gezien hadden en of we wisten of er veel slachtoffers waren. Josh en ik wisselden een blik van verstandhouding. Op dit moment voelden we er niets voor om onze ervaringen met anderen te delen. We wisten zelf amper wat er gaande was. We bedankten voor de belangstelling en liepen hand in hand verder. Zwijgend, ieder in zijn eigen gedachten verzonken.
Josh woonde in een voormalig pakhuis dat in diverse lofts was ingedeeld. Zijn woning bestond uit één grote ruimte waarin werd gewoond, gekookt, geslapen en gewerkt. In een hoek tussen twee hoge ramen stond een tekentafel en computerapparatuur. Hij was architect, vertelde hij. Maar de tierelantijntjes in de inrichting wezen erop dat hij hier niet alleen woonde. Mijn aandacht werd getrokken door een foto van een lachend stel; Josh en een vrouw met Aziatische trekken en het bijbehorende ranke figuurtje. Ik voelde een steek van… Het kon toch niet waar zijn dat ik jaloers was? Ik kende mijn gastheer niet eens.
“Krijg je hier geen problemen mee?” vroeg ik toen hij me een gebloemde badjas en een damesslipje aanreikte en me de douche wees.
“Waarom? Maak je geen zorgen. Jenna werkt voor een hotelketen. Ze is gisteren voor een paar dagen naar een Caribisch eiland vertrokken.”
Misschien moest ik me juist daarom zorgen maken.
“Doe je kleren maar in de wasmachine,” onderbrak hij mijn overpeinzingen.
De warme waterstraal was misschien wel de meest weldadige van mijn leven. Ik moest mijn haren drie keer wassen voordat ze eindelijk schoon aanvoelden. Hetzelfde gold voor de huidplooien waar zich fijn stof had genesteld. Rond mijn voeten verzamelde zich een grijze modderstroom waarvan ik hoopte dat het de afvoer niet zou verstoppen. Maar al knapte mijn lichaam er helemaal van op, de nevel in mijn hoofd bleef hardnekkig aanwezig. Ik had iets meegemaakt waarvan ik de volle omvang nog niet kon overzien.
Josh belde met iemand die dolblij was zijn stem te horen maar zelf reageerde hij oppervlakkig en gaf slechts korte antwoorden. Intussen probeerde hij via de afstandbediening een nieuwskanaal te vinden dat niet door ruis werd gestoord. Zwijgend liet ik me naast hem op een versleten, maar o zo comfortabele hoekbank zakken. Mijn ledematen voelden loodzwaar. Ik was uitgeput.
“Gaat het een beetje?” vroeg hij toen hij het gesprek beëindigde.
“Ja.” Ik probeerde te glimlachen.
Hij gaf me zijn telefoon. “Bel zo lang je wilt en doe alsof je thuis bent. Ik ga me ook even opfrissen.”
Ik onderdrukte de prangende vraag of ik zijn rug mocht wassen. Wat mankeerde me? Josh was niet onaantrekkelijk, maar ook geen spetter die elke vrouw deed omkijken.
Terwijl hij in de badkamer verdween toetste ik het vaste nummer van mijn ouders in. Er werd niet opgenomen, ook niet na meerdere pogingen. Toen herinnerde ik me dat ze een paar dagen de stad uit zouden gaan maar ik kende geen mobiele nummers uit mijn hoofd. Ik vertrouwde altijd blind op het lijstje in mijn telefoon.
Zappend vond ik een nieuwszender met acceptabele ontvangst. Aanvankelijk keek ik apathisch naar de beelden die zo bekend, en toch zo vreemd voor me waren. De skyline van Manhattan, maar nu opeens zonder de Twin Towers. De inslag van het tweede toestel werd diverse keren herhaald, net zoals het instorten van de zuidelijke en nadien ook de noordelijke toren. Er had ook een aanslag met een vliegtuig plaatsgevonden op het Pentagon en een ander toestel was neergestort in Pennsylvania. Ik zag de verslaggeving van reporters, ooggetuigen, woordvoerders van de New Yorkse politie en brandweer, burgemeester Giuliani en anderen. Er werd gesproken over de brandende puinhopen die het zoeken naar overlevenden bemoeilijkten. Er werd gevreesd voor de levens van duizenden mensen. Zuidelijk Manhattan was afgesloten voor alle verkeer behalve de hulpdiensten. Het luchtruim boven Noord Amerika was dicht en ook de beurs in Wall Street was tot nader order gesloten.
Geen Dow Jones op een doordeweekse dag.
Hoe merkwaardig het menselijk brein soms werkt bleek ook nu weer. Vooral dat laatste stukje informatie trof me als een mokerslag. In de Verenigde Staten draaide vrijwel alles om de economie. Dat diezelfde economie nu deels was lam gelegd betekende dat Amerika serieus werd bedreigd. Maar door wie en waarom?
Naarmate de mist in mijn hoofd langzaam oploste en de gruwelijke feiten druppelsgewijs tot me doordrongen, greep de angst naar mijn keel. Ik was in die toren geweest. Ik had me volkomen veilig gevoeld op mijn werkplek terwijl ergens boven mijn hoofd een vliegtuig moedwillig naar binnen was gevlogen. Het had niet veel gescheeld of ik was door de bovengelegen 69 verdiepingen bedolven. Als ik de televisie mocht geloven was er nog geen uur verstreken tussen de inslag van het tweede vliegtuig en het instorten van de Zuidtoren. Nu wist ik ook waarom de ontvangst van de televisiezenders zo slecht was. De belangrijkste zendmast in Manhattan stond bovenop de noordelijke toren.
Hàd op de Noordtoren gestaan, verbeterde ik mezelf. Mijn hele lichaam beefde ongecontroleerd en de tranen stroomden in beekjes langs mijn wangen. Als Josh er niet was geweest…
Ik had nu dood kunnen zijn.
“Het was een aanslag,” gilde ik in paniek toen Josh uit de douche kwam. “Een aanslag! Wie doet nou zoiets?”
Was de wereld doorgedraaid?
“Ik weet het niet,” mompelde hij ogenschijnlijk onbewogen. Resoluut schakelde hij de tv weer op zwart. “Ik weet het echt niet.”
Hij was enkel gekleed in een boxershort en T-shirt, maar al had hij een Star Wars kostuum gedragen was me dat niet eens opgevallen. Ik zag alleen zijn ogen die blauwer waren dan blauw. Toen hij bij me kwam zitten klampte ik me aan hem vast alsof hij mijn laatste strohalm was. Alweer voelde ik het onweerstaanbare verlangen om zijn blote lijf te bedekken met mijn kussen.
“Waarom? Wat hebben wij misdaan?”
“Niets.” Hij sloeg zijn beide armen stevig om me heen en legde zijn wang tegen mijn voorhoofd. “Wij hebben niets misdaan, Amy. Maar klaarblijkelijk denkt een stel idioten daar anders over.”
Hij streelde mijn vochtige haren terwijl mijn tranen bleven komen. Maar toen ik even opkeek bleek hij minder stoer en kalm te zijn dan hij me wilde laten geloven, want hij huilde net zo hard als ik.
Ik besefte toen nog niet dat New York vanaf die dag nooit meer hetzelfde zou zijn, maar ik wist dat mijn leven niet meer zou worden als het vanochtend was. En ook dat van Josh en alle andere mensen die ik vandaag op die eindeloze trappen en in de straten van Lower Manhattan had zien rennen voor hun leven. Een catastrofe als deze kroop voorgoed onder je huid.
“Wil je iets eten?” vroeg Josh op een gegeven moment. “Of drinken?”
Door over iets alledaags te beginnen zette hij ons allebei weer met beide voeten op de grond. Eten, drinken, slapen, ademen. De gedachte aan eten maakte me misselijk, dat aanbod sloeg ik af. Maar drinken wilde ik wel. Liefst iets met veel alcohol. Ik droogde mijn tranen met een paar tissues en snoot mijn neus. Jenna’s badjas, die te krap was voor mijn figuur, was ongemerkt los geraakt maar ik was me niet bewust geweest van mijn halfnaakte verschijning. Maar nu knoopte ik hem snel weer dicht.
Josh deed alsof hij niets had gezien. “Heb je nog iemand kunnen bereiken? Familie? Of je vriend?”
Op dit moment betreurde ik dat ik geen relatie had. Zou het niet heerlijk zijn om iemand te hebben die me troostte en lief voor me was?
Nog nasnikkend schudde ik mijn hoofd. “Mijn ouders zijn een paar dagen weg en ik heb geen telefoonnummers bij de hand.”
“E-mail?” Hij haalde zijn laptop tevoorschijn en zette die voor me neer.
Waarom had ik daar zelf niet aan gedacht? Even later bleek mijn account bijna te ontploffen. Ik wist niet dat ik zoveel familie en vrienden had. ‘Alles oké?’ luidden de meeste onderwerpregels maar ik liet ze ongelezen. Ik wilde live met iemand praten. Op MSN trof ik mijn schoonzusje online.
‘Amy, ben jij het?’ las ik op het beeldscherm.
‘Ja.’
‘God zij dank! Is alles goed? Waar ben je nu?’
‘Bij een vriend. Zou je me het nummer van mama willen geven?’
Mijn moeder was een zenuwinzinking nabij. Ze bleef maar herhalen hoeveel zorgen ze zich had gemaakt en hoe bang ze was geweest. Uit het gesprek begreep ik dat de hele familie al uren bij de televisie zat, hopend op een glimp of een levensteken. De ene vraag na de andere vuurden ze op me af maar ik gaf slechts ontwijkende antwoorden. Al die drukte was me nu even teveel.
“We komen je zo snel mogelijk halen,” zei mijn vader. “Je blijft voorlopig bij ons.”
“Nee pap, laat me maar even. Ik bel wel als ik hulp nodig heb.”
Ik had geen zin in hun goedbedoelde zorgen. Evenmin wilde ik me als een klein kind laten betuttelen. Het enige waar ik momenteel behoefte aan had was rust. Ik was aan het einde van mijn Latijn. Josh kneep zachtjes in mijn hand. Hij gebaarde dat ik geen haast hoefde te maken met weggaan. Ik stamelde een paar excuses in de telefoon. Mijn kleren draaiden nog in de wasmachine vertelde ik mijn ouders. Waarschijnlijk snapten ze mijn weigering niet maar dat was een zorg voor later.
Gretig dronk ik van de bourbon die Josh me aanreikte. Omdat mijn maag leeg was steeg de alcohol al snel naar mijn hoofd. Voor het eerst keek ik met een open blik naar mijn reddende engel terwijl hij enigszins ineengedoken naast me zat, starend in het niets. Hij was niet veel groter dan ik en ik schatte hem iets jonger dan ik; vijf- of zesentwintig. Voor een man was hij klein en tenger. Hij had smalle heupen, maar wel gespierde schouders. Misschien deed hij aan krachtsport. Zijn donkerblonde haren waren te lang en zijn oren iets te groot. Zijn gezicht vertoonde mannelijke trekken, een sterke kaaklijn en een rechte neus. Hij had diepblauwe ogen en een mooie mond. Zachte lippen die uitnodigden tot kussen. Maar ik beheerste me.
“Laat me even naar die wond kijken,” zei ik toen een dun straaltje bloed langs zijn been zag lopen. Hij had er een flinke pleister op geplakt maar blijkbaar was dat niet voldoende. “Heb je een verbanddoos in huis?”
“In de badkamer.”
Ik stond op, blij dat ik mezelf nuttig kon maken. Mijn moeder was doktersassistente en ik had onwillekeurig een stukje medische kennis van haar opgestoken. De jaap die Josh aan de zijkant van zijn bovenbeen had was groter en dieper dan ik had vermoed.
“Dit moet gehecht worden.”
“De medische diensten hebben momenteel wel iets beters te doen,” oordeelde hij nuchter. “Verbind het maar. Ik laat er morgen wel naar kijken.”
Omdat ik geknield naast hem zat had ik vanuit mijn ooghoeken een prima zicht op zijn kruis. Ik zag een half stijve erectie onder zijn boxershort. Wat was er zo opwindend? Toen merkte ik dat het decolleté van Jenna’s badjas in deze positie meer liet zien dan de bedoeling was. Ik deed echter niets om het te verhinderen. Integendeel. Hij liet mij ook niet koud.
Ik ontsmette de wond, drukte de huid zo goed mogelijk tegen elkaar en plakte er een paar gaasjes op. Vervolgens wikkelde ik een drukverband om zijn been in de hoop dat het zo bleef zitten. Ik dronk nog eens van de bourbon en liet mijn blik verlangend langs zijn lichaam omhoog gaan. Het was niet logisch dat ik uitgerekend nu naar seks snakte, maar wat was vandaag wel logisch?
“Neuk me, Josh,” hoorde ik mezelf zeggen.
Ik schrok er zelf van. Het was niet mijn gewoonte zelf het initiatief te nemen. Bovendien verwachtte ik niet dat hij ervoor open stond. Hij leek mijlenver weg met zijn gedachten.
“Hè?” reageerde hij perplex.
“Laat me voelen dat ik leef.”
“Door je te neuken?”
“Ja,” verzuchtte ik, erop voorbereid dat hij me voor gek zou verklaren. Dit was een fout verzoek op een fout moment. “Ik weet dat ik dit niet van je mag vragen maar ik beloof je dat het eenmalig is. Straks ga ik naar huis en hoef je me nooit meer te zien.”
Hij boog zich naar me toe. “Wie zegt dat ik je nooit meer wil zien?”
Was dat een ja of een nee? Zijn pik stond stijf rechtop in zijn boxer en ik lekte in Jenna’s slipje. De volgende stap leek zo vanzelfsprekend maar dat was het niet. Of wel?
“Je bent een stout meisje,” fluisterde hij in mijn oor toen ik weer overeind kwam.
Onze lippen vonden elkaar in een behoedzaam aftastende kus die al snel uitgroeide tot een passionele tongzoen. Zijn vingers sloten zich om mijn gezicht, grepen in mijn haren. Ik deed mijn ogen dicht en probeerde mijn hersens uit te schakelen. Ik wilde voelen, niet denken. Intussen zochten mijn handen de naakte huid onder zijn shirt. Ik vond weinig borsthaar en harde tepels. Toen ik erin kneep zuchtte hij zacht.
“Je bent toch wel aan de pil, hè?”
“Ja... ja zeker.”
Behendig trok hij de ceintuur van de badjas los waarna zijn handen vrij spel hadden over mijn lijf. Hij graaide gretig naar mijn borsten. Het werd nog beter toen hij ze kuste, likte en aan mijn tepels zoog. Jezus, dat deed hij niet voor het eerst. Hij wist mijn gevoelige plekjes te vinden en hoe hij me gek moest maken. Nadat ik mezelf had bevrijd van de badjas dwaalden mijn handen onder de stof van zijn boxer af naar zijn billen. Een heerlijk strakke kont ontdekte ik toen mijn nagels over zijn huid krabden. Waarom merkte ik dat nu pas?
Terwijl de sensuele spanning tussen ons bleef zinderen haakte ik mijn duimen onder de rand van Josh’ boxer en trok deze langzaam over zijn dijen, extra voorzichtig aan de kant waar zijn wond zich bevond. Zo helder was ik nog net. Terwijl ik weer door de knieën ging verwachtte ik min of meer dat ik een pik zou aantreffen die in verhouding was met zijn tengere lichaam; niet al te groot dus. Maar eenmaal op ooghoogte met zijn ontblote erectie wachtte me een aangename verrassing. Zowel qua lengte als dikte was hij niet onderbedeeld.
Hoewel hij net gedoucht was rook ik zijn mannelijke geur die nog meer primitieve verlangens in me wekte. Met een wazige blik van geilheid drukte ik een serie kusjes op zijn harde stam. Bovenop de eikel zag ik een druppel vocht verschijnen die ik hebberig oplikte, waarop ik werd beloond met een goedkeurende kreun. Mijn handen, die zich weer krassend op zijn billen bevonden, verplaatste ik naar zijn scrotum. Terwijl ik met zijn ballen speelde, de voorhuid naar beneden trok en zijn kloppende stijve met lange halen likte, pakte hij me weer bij mijn haren.
“Pijp me,” luidde zijn simpele opdracht.
Kon hij gedachten lezen? Niets liever dan dat. Ik bewoog met hem mee toen hij op de bank ging zitten en opende gewillig mijn mond. Zonder omwegen duwde hij zijn eikel tussen mijn lippen. Was het de whiskey, de spanning of het feit dat ik al maanden geen seks meer had gehad? In ieder geval leek het alsof ik voor het eerst een pik proefde. Heerlijk. Ik kweet me vol overgave van mijn taak en nam hem meteen zo diep mogelijk in mijn mond. Ik hoefde niet eens te kokhalzen. Toen hij mijn tepels tussen zijn vingers rolde keek ik naar hem op. Knipogend liet hij me weten dat ik vooral door moest gaan maar ik had geen aanmoediging nodig. Dit was veel te lekker.
Intussen was Jenna’s slipje doorweekt van mijn sappen, maar waarom had ik dat ding nog steeds aan? Met één hand werkte ik het stukje stof tussen mijn benen vandaan, mijn natte poes blootstellend aan de luchtstroom die de plafondventilator erlangs liet waaien. Een straaltje geil liep langs mijn been. Het werd nu toch echt tijd dat ik werd geneukt. Ik hoorde Josh steeds harder hijgen en kreunen maar ik wilde hem nog niet laten komen. Daarom liet ik zijn pik uit mijn mond ontsnappen en likte nog even rondjes om zijn eikel. Hij glimlachte toen hij zag wat ik van plan was.
Onze ogen lieten elkaar niet los toen ik schrijlings op zijn schoot kroop. Ik zou zomaar kunnen verdrinken in zijn blauwe kijkers. Wat was deze vent de zonde waard!
“Kom maar, Amy.”
Hij omvatte mijn borsten en hapte naar mijn mond. We tongden onstuimig terwijl ik me langzaam… heel langzaam over zijn stijve liet zakken. Het gevulde gevoel van zijn steigerende pik in mijn schoot was zo gruwelijk geil dat ik bijna spontaan klaarkwam. Bijna… Want ik wilde nog niet komen. Afwisselend hijgend en tongzoenend gaven we elkaar even rust zodat we ons beider naderende orgasme konden uitstellen.
Daarna bereed ik hem. Soms hard en passioneel, met zijn handen knijpend in mijn billen en vingers die mijn anus masseerden. Soms behoedzaam, terwijl hij me kuste en en mijn borsten streelde, om ons liefdesspel langer vol te kunnen houden. Het was gelukt. Mijn hoofd was leeg. Ik was vergeten waarom ik hier was en wat er de afgelopen uren was gebeurd. Mijn lichaam had de controle overgenomen van mijn brein. En mijn lichaam eiste seks.
“Mijn god, wat ben je mooi,” fluisterde Josh toen hij me op mijn rug op de bank legde. “Wat ben je ongelooflijk geil.”
Ik spreidde mijn dijen zo wijd mogelijk. “Neem me, Josh. Neem me hard.”
Dat deed hij. Zijn bikkelharde pik gleed als vanzelf in mijn glibberige spleet. Met mijn voeten over zijn schouders vervulde hij al mijn wensen en kwamen mijn stoutste dromen uit. Zijn stoten waren de hardste en de meest genotzalige die ik ooit had geïncasseerd. Minutenlang neukte hij me, variërend in tempo en af en toe even pauzerend. Toen ik klaarkwam, kwam hij ook. Hij spoot zijn zaad in mijn pulserende kut terwijl mijn kreten weerkaatsten tegen de muren.
Nadat we waren bijgekomen van het seksuele geweld in onze lijven tilde Josh me van de bank en droeg me naar het bed.
“Als je dacht dat ik klaar met je was heb je het mis.”
Zijn woorden hadden meer effect op mijn libido dan een stimulerende drug. De kriebels in mijn onderbuik waren opeens weer springlevend toen we, verstrengeld in elkaar, ons opnieuw verloren in een natte tongzoen. Hij rook naar zweet en seks. Ik waarschijnlijk ook. Lekker.
Er klonk een deurbel.
“Niemand thuis,” grinnikte Josh en zoog onverstoorbaar verder op mijn tepel. Ik zuchtte genoeglijk toen zijn hand de weg naar mijn venusheuvel vond.
Even later rinkelde zijn telefoon. Hij vloekte: “Kloteding.”
Hij keek naar het display, wachtte tot de voicemail opnam en schakelde de stoorzender toen uit.
“Waar waren we gebleven? Ben je klaar om te worden gebeft?”
Domme vraag. Was er ik er ooit niet klaar voor? Ik ging er eens goed voor liggen, wat een ondeugende glimlach op zijn gezicht toverde. Met zijn tong trok hij een nat spoor van mijn borstbeen naar mijn navel.
Er werd op de deur geklopt. Josh draaide met zijn ogen en gebaarde me stil te zijn.
“Josh?” klonk een mannenstem vanuit het gehorige trappenhuis. “Josh, ben je thuis? Gaat alles goed met je?”
Ik keek hem vragend aan. Dit was iemand die bezorgd om hem was. Maar Josh schudde zijn hoofd. Niet belangrijk, mimede hij. Zijn tong was intussen dichtbij mijn klitje aangekomen. Ongeduldig wachtte ik tot hij me eindelijk ging verwennen.
Weer geklop. Er stonden nu twee mannen aan de andere kant van de deur. Josh’ tong likte op onnavolgbare wijze mijn gladgeschoren schaamlippen. Ik moest me tot het uiterste beheersen om geen geluid te maken.
“Hij is er niet. Hij had een afspraak in het WTC vertelde hij gisteren. Hij zal toch niet…?”
Twee vingers drongen door tot de duisternis van mijn lijf en begonnen me zachtjes te neuken. Ik zuchtte onhoorbaar. Ga weg, dacht ik.
“Weet je hoe laat hij die afspraak had?” reageerde de ander. “Welke toren of verdieping?”
Josh had mijn klit eindelijk gevonden en maakte er werk van. Ik had het niet meer. Ik wilde luidruchtig uiting geven aan mijn genot, maar het ongenode bezoek luisterde nog steeds aan de deur. Tussen de glooiingen van mijn hete lijf keek ik in zijn twinkelende ogen die net boven mijn venusheuvel zichtbaar waren. Blijkbaar schepte hij er een duivels genoegen in om me steeds verder naar mijn orgasme te drijven terwijl ik dit krampachtig probeerde tegen te houden.
“Geen idee,” klonk de eerste stem.
Ik kronkelde van genoegen en ongenoegen. Tevergeefs probeerde ik Josh’ hoofd weg te duwen tot de mannen zouden verdwijnen. Maar ze bleven kloppen en Josh was niet van plan zijn erotiserende bezigheden te onderbreken. Terwijl hij onophoudelijk mijn gezwollen knopje bleef kietelen hadden zijn vingertoppen zich ontfermd over mijn G-spot. Het was hemels en tegelijkertijd hemeltergend omdat ik het niet uit kon schreeuwen.
“Ze zijn weg,” zei hij opeens. “Kom maar.”
Alle opwinding en spanning kwamen op hetzelfde moment tot ontploffing. Ik kwam spuitend en luid kermend klaar. Josh lachte hardop terwijl mijn geil van zijn gezicht droop.
“O, hij ligt met Jenna te vozen,” klonk het opgelucht vanuit de gang. “Dan is er niks aan de hand.”
Voetstappen verwijderden zich op de trap. De mannen hadden lol.
“Rotzak!” schold ik met gespeelde boosheid.
Ik mepte hem met een kussen. Josh schaterde en sloeg even hard terug. Toen gooide hij de kussens op de grond en greep me vast. We rolden van de ene naar de andere kant van het bed, elkaar uitdagend en tegelijkertijd vrijend. Zijn pik was weer hard stelde ik verheugd vast. Was het mogelijk dat ik nu alweer geil was? Ja, dat was zo. Ongelooflijk maar waar.
Op een gegeven moment gaf ik het stoeien op en liet me op mijn rug vallen. Ik trok Josh bovenop me. Hij klemde zijn armen en benen om me heen en kuste me in mijn hals. Ik voelde me heerlijk gevangen met zijn kloppende pik duwend in mijn buik en wenste dat de tijd bleef stilstaan.
“Hoe wil mevrouw nog eens geneukt worden?”
Daar hoefde ik niet over na te denken. “Doggy style.”
Josh grinnikte. “Je bent mijn natte droomvrouw, Amy. Maar dan doen we het wel voor de spiegel. Ik wil je borsten zien bungelen.”
Hij voegde de daad bij het woord door een grote passpiegel naast het bed neer te zetten. Wetend wat hij wilde nam ik op handen en knieën ervoor plaats.
“Wat heb je een lekkere kont,” verzuchtte Josh toen hij zich achter me positioneerde en mijn achterste liefdevol aaide.
Via de spiegel keken we elkaar aan. Er knetterde iets tussen ons en niet voor het eerst.
“Blijf me aankijken als je me neukt,” zei ik. “Ik wil het vuur in je ogen zien als je me volspuit. Doe het!”
“Uw wens is mijn bevel, mevrouw.”
Eerst liet hij zijn harde leuter een paar keer tussen mijn schaamlippen heen en weer glijden. Mijn klit jubelde. Zijn duim oefende druk uit op mij anus. Ik verbaasde me er opnieuw over hoe perfect hij mijn lichaam bespeelde. Ik kon alleen nog in superlatieven over hem denken. Hij was de beste. Geweldig. Fantastisch. Fenomenaal.
Hij gaf me een paar speelse petsen op mijn kont en keek hoe ik reageerde. Met een zwoele blik daagde ik hem uit. Hij sloeg nog iets harder waarop ik kreunde van genot. Ik hapte naar adem toen zijn pik me in één keer vulde en toen stil hield.
“Vertel het me,” hoorde ik hem zeggen. “Vertel me wat je wil.”
“Neuk me, Josh. Neem me zoals ik nog nooit ben genomen. Maak me gek.”
Ik werd op mijn wenken bediend. Zij handen klemden zich om mijn heupen voordat hij zijn oerinstincten op me losliet. Geen pauzes ditmaal. Geen uitstel van sexecutie. Hij nam me hard en werkte doelgericht naar een volgende orgasme toe. In de spiegel zag ik hoe mijn borsten tussen mijn armen heen en weer zwaaiden. Er vormden zich zweetpareltjes op zijn voorhoofd. Zijn lijf begon te glimmen, net zoals dat van mij. Het zweet brak me overal uit. Zijn ogen waren hypnotiserend. Ze vertelden me wanneer hij zover was. En toen was ik er ook klaar voor.
“Kijk me aan,” riep ik toen hij zijn ogen dreigde te sluiten. “Ik ben hier.”
Met een wellustige grimas op zijn gezicht kwam hij klaar. Ik voelde hoe hij de inhoud van zijn ballen in mijn binnenste loosde terwijl mijn vrouwelijke organen op hetzelfde moment spastisch samentrokken. Samen kreunden we ons genot uit. Toen zakten we als twee plumpuddingen ineen om daarna in elkaars armen uit te hijgen.
Later stonden we samen onder de douche. Ik zeepte zijn lijf in en hij het mijne. Maar de sfeer was veranderd. Bedrukt. We waren terug in de realiteit van het heden. De aanslagen hadden ons weer ingehaald. Ik wist zeker dat hij hetzelfde dacht als ik. Ik las zijn lichaamstaal als een open boek. Het komende afscheid viel niet mee.
Josh draaide de kraan dicht en sloeg een enorm badlaken om ons beide heen. Onze voorhoofden raakten elkaar terwijl we allebei elkaars blik meden.
“Amy?”
“Ja?”
“Zeg me eerlijk als je het niet wil, maar…”
“Wat?”
“Blijf alsjeblieft bij me vannacht. Ik bedoel… Ik wil je niet…”
Ik legde mijn wijsvinger over zijn mooie lippen. “Sssst… Ik snap het. Natuurlijk blijf ik. Ik wil ook niet alleen zijn,”
Zijn omhelzing was gemeend. Ik zag zijn gezicht ontspannen toen hij me teder kuste.
“Je bent een engel, Amy. Ik hou van je.”
12 september 2001, the day after
De volgende ochtend namen we met tegenzin afscheid. Ik wist niet wat het was maar ik wilde helemaal niet naar huis. Op Josh' gezicht las ik eveneens onwil om me te laten gaan, maar ik kon onmogelijk blijven. Met vijftig geleende dollars stapte ik in een taxi en zwaaide naar mijn redder die verloren in de deuropening stond. Tijdens de rit legde ik mijn vermoeide hoofd achterover op de rand van de rugleuning. Ik had het gevoel terug te komen van een loodzware bergexpeditie, al vertelde het rauwe gevoel in mijn kruis dat ik de nacht op een heel andere manier had doorgebracht. Het was eerder een sexpeditie geweest. Veel te snel naar mijn zin waren de afgelopen uren voorbij gevlogen.
Maar de wereld draaide onverbiddelijk door. Samen met de zonsopkomst was ook het moment gekomen dat we de draad van ons eigen leven weer op moesten pakken. Hoe ik dat moest doen wist ik niet maar de eerste stap was teruggaan naar huis. Door mijn ogen te sluiten ontweek ik de nieuwsgierige blikken van de taxichauffeur. Aangezien ik was gekleed in mijn gehavende mantelpakje en kapotte sneakers, en alleen drie dollarbiljetten en een papieren zakdoekje bij me droeg, trok hij al snel de conclusie dat ik een ‘survivor’ was. Ik had toen nog geen idee dat ik een bloedhekel aan dat woord zou krijgen omdat het vanaf die elfde september onlosmakelijk met mij en nog tienduizend anderen verbonden zou blijven. Ik had vanaf dat moment twee verschillende levens; mijn leven voor de aanslag en dat daarna.
Toen ik voor mijn ouderlijk huis uit de taxi stapte en de chauffeur wilde betalen, weigerde hij.
“Voor jou is het vandaag gratis,” zei hij met een meelevende blik in zijn ogen. “Er zijn belangrijkere dingen in het leven dan geld. Ik wens je heel veel sterkte.”
Sterkte?
Met stomheid geslagen keek ik naar de dollarbiljetten in mijn hand. Die moest ik Josh teruggeven. Hetzelfde moment sloeg de bodem onder me vandaan omdat ik iets cruciaals was vergeten. Behalve zijn voornaam wist ik helemaal niets van Josh. Geen achternaam, geen telefoonnummer, geen mailadres, geen werkgever. Ik wist niet eens waar ik afgelopen nacht was geweest, welke straten we vanaf de rampplek hadden gevolgd en evenmin welke route de taxichauffeur zojuist had genomen. Ik probeerde de taxi nog terug te roepen maar die verdween net de hoek om.
Fuck!
Mijn ouders ontvingen me alsof ik jaren vermist was geweest. Ik werd vertroeteld als een klein kind terwijl ik met horten en stoten mijn ervaringen in woorden probeerde te vertalen. Maar op veel vragen bleef ik het antwoord schuldig. Er zaten gaten in mijn geheugen. Sommige dingen wist ik niet eens. Mijn familie beschikte via de uitzendingen van CNN over meer informatie dan ik.
“Hoe kun je nou vergeten die jongen naar zijn telefoonnummer te vragen?” reageerde mijn vader verbijsterd. “We willen hem graag bedanken omdat hij jou levend uit die toren heeft gehaald.”
“Ik ook,” zei ik mat. “Ik ook.”
Mijn familie dacht het te begrijpen, maar ze sloegen de plank helemaal mis. Hoeveel beelden er ook getoond zouden worden, hoeveel verhalen er verteld werden, hoe goed ik ook mijn best deed om het uit te leggen… Alleen de overlevenden begrepen hoe dit drama ongevraagd bezit van ons nam. Er zat een tijdsverschil van slechts 102 minuten tussen de inslag van het eerste vliegtuig en het instorten van de tweede toren. 102 minuten van angst, waanzin, paniek, totale chaos, dood en verderf. Minuten die de hele wereld op zijn grondvesten deden schudden.
Josh en ik waren op hetzelfde moment op dezelfde plek. Hand in hand waren we die verschrikkelijke trappen af gerend. We hadden het overleefd en samen de nacht doorgebracht; pratend, zwijgend, lachend, huilend, vrijend. We hadden geneukt tot we niet meer konden. Dat schiep een band. Daarom moest ik hem terugvinden. Maar hoe? De telefoon van mijn moeder wiste om middernacht alle onbekende nummers die ze niet opsloeg.
Tevergeefs probeerde ik ‘s middags een uurtje te slapen. Zodra ik mijn ogen sloot drongen de beelden van de brandende Twin Towers zich aan me op, evenals de hitte, de geluiden van brekend glas en wringend staal, de brandweermannen, het stof, de kerosinegeur, de eindeloze trappen en te pletter vallende mensen. Starend in het niets vroeg ik me af hoe ik nu verder moest, maar ik had geen antwoord op die vraag. Ik kon amper de komende uren overzien.
<> <> <>
Na de aanslagen belandde ik in het drama van de nasleep, want de daarop volgende dagen en weken waren eveneens een kwestie van overleven. Of beter gezegd, ik werd geleefd. Praktische zaken moesten worden geregeld. Ik moest bijvoorbeeld een nieuwe set sleutels hebben van mijn appartementje, maar toen ik de verhuurder eindelijk aan de lijn had stond deze op het punt mijn woning aan een jong stel te verhuren. Omdat ik niet was thuis gekomen en telefonisch niet bereikbaar was, had hij aangenomen dat ik één van de vele dodelijke slachtoffers was. Het lukte hem niet zijn teleurstelling te verbergen toen de dubbele huur aan zijn neus voorbij ging.
Een nieuwe telefoon kopen, een legitimatiebewijs aanvragen, mijn debit- en creditcards vervangen. Het leek zo eenvoudig maar het had veel meer voeten in de aarde dan verwacht. Ik was namelijk de enige niet. Ik had duizenden lotgenoten die met dezelfde problemen worstelden en bij dezelfde instanties aanklopten. Soms moest ik achter een rij van ruim honderd wachtende mensen aansluiten. Het kostte vaak een hele dag om de juiste persoon te vinden en te spreken. De banken en overheidsinstanties wisten aanvankelijk ook niet wat ze met deze situatie aanmoesten. Geldende regels voldeden in dit geval niet. Het duurde even voordat processen geleidelijk in betere banen werden geleid. Dat resulteerde weer in nieuwe stapels formulieren om in te vullen. Ik werd er tegelijkertijd woedend, moedeloos en krankjorum van.
Mijn ouders kregen een telefoontje van Ryan, mijn baas. Hij lag gewond in het ziekenhuis en vroeg of ik voorlopig van thuis uit kon werken. Ik heb mijn moeder nooit zo grimmig zien kijken als op dat moment. Ze wenste hem veel succes met het zoeken naar nieuw personeel. Haar dochter werkte tot nader order uitsluitend aan zichzelf.
Ook hulpverlenende organisaties sprongen massaal in het gat in de markt, want New York kende opeens een ontelbare hoeveelheid mensen met een rouwproces of PTSS, post traumatisch stress syndroom. Ik kon niet ontkennen dat ik getraumatiseerd was, want overdag was ik een wrak en de nachten bleven een marteling. Ik sliep chronisch slecht en áls ik sliep achtervolgden de aanslagen me tot in mijn dromen. Ik herbeleefde de ramp keer op keer maar ik wilde vooralsnog geen psychiater, praatgroep of antidepressiva. Er was maar één persoon met wie ik dolgraag nog eens wilde praten. Hoe zou het met hem zijn?
Waar ben je, Josh?
Wat ik wel deed was elke herdenking en bijeenkomst bezoeken die voor nabestaanden of overlevenden werd georganiseerd. Niet direct vanwege de verstrekte informatie want het stemde me niet vrolijk. Om nog meer gruwelijke details zat ik niet verlegen. Ik pijnigde mezelf om één enkele reden; ik hoopte Josh daar te treffen.
Zodra de situatie het toeliet ging ik, gesteund door mijn familie, terug naar Lower Manhattan. In de omgeving van Ground Zero waren de meeste sporen gewist, de doorgaande wegen waren begaanbaar en het openbaar vervoer was weer grotendeels operationeel. Maar het grote gapende gat in de skyline reet opnieuw alle wonden open. Ik dacht dat mijn hart het alsnog zou begeven.
Waarschijnlijk hoef ik niet uit te leggen hoe het eruit zag. De hele wereld herinnert zich de afschrikwekkende ravage na die rampzalige elfde september. Weken nadien werd er nog steeds verwoed gegraven en puin geruimd. Ground Zero was afgeschermd met hekken waaraan familieleden de portretten van hun vermiste dierbaren bevestigden. Talloze foto’s van mannen en vrouwen, net zoals ik, in de bloei van hun leven. Er waren bloemen, kaarsen, knuffels, vlaggen en steunbetuigingen aan de zwoegende werkers en speurhonden die de klok rond bleven zoeken naar menselijke resten. Bij de toegangswegen hingen groepjes wanhopige mensen rond die stapels flyers uitdeelden aan voorbijgangers en nieuwsgierigen.
Have you seen my father? My husband? My sister? My son? My granddaughter? My best friend?
Het was hartverscheurend, maar door deze mensen besefte ik opeens hoeveel geluk ik had dat ik het nog kon navertellen. Het had niet veel gescheeld of mijn foto had hier ook gehangen. Als Josh er niet was geweest had mijn familie hier misschien gestaan om flyers te verspreiden, snakkend naar een teken van leven of een sprankje hoop. Maar ik was er nog. Ik had het vagevuur overleefd. Op dat moment besloot ik dat het voortaan anders moest. Het leven was te kort om er niet uit te halen wat erin zat. Ik zou voortaan elke volgende dag als een cadeautje beschouwen en het leven omarmen.
De knop willen omdraaien was één ding. Het daadwerkelijk doen was een ander verhaal. Toch nam mijn leven een onverwachte wending, maar heel anders dan ik voor ogen had.
Intussen bleef ik zoeken naar Josh. Ik was vastbesloten hem te vinden want ik had nog zoveel vragen die ik hem wilde stellen. Om te beginnen belde ik bijna alle bedrijven die in de zuidelijke Twin Tower gevestigd waren geweest. Ik benaderde tientallen architectenbureaus en projectontwikkelaars in New York met de vraag of ze een Josh, Joseph of Joshua kenden. Soms was er inderdaad iemand met die naam, maar helaas niemand die aan zijn signalement voldeed. Niemand die op elf september in de Zuidtoren was. Daarop zocht ik contact met freelance architecten en deed een oproep op een lokale radiozender. Minstens honderd keer deed ik mijn verhaal, maar helaas zonder het gewenste resultaat.
Oké, dacht ik. Als het dan niet via de makkelijke weg lukt, dan maar via de moeilijke. Ik ging weer naar Ground Zero en probeerde de route terug te vinden die Josh en ik hadden gelopen naar zijn loft. Als ik kon achterhalen waar hij woonde, vond ik hem ook. Nadat ik ook op verschillende plaatsen in Manhattan flyers ‘Amy zoekt Josh’ had opgehangen – je kon immers nooit weten – begon mijn speurtocht veelbelovend. Ik herkende het portiekje waarin we waren gevlucht toen de Zuidtoren instortte. Ik slikte de emotie weg, noteerde de straatnaam en vervolgde vol goede moed mijn zoektocht. Niet veel later stond ik op het kruispunt waar we water hadden gekregen. Yes!
Helaas liep het spoor daar dood. Hoeveel straten ik ook insloeg, ik wist niet meer of ik er op die rampdag ook was geweest. Het gebouw in bruine baksteen met metalen noodtrappen aan de buitengevel bleek onnoemelijk veel soortgenoten te hebben. Ik liep een kleine pizzeria binnen waar de typische geur van Italiaanse kruiden en olijfolie hing, en sprak een paar mensen aan. Het was er druk. Hoewel niemand zich mij of Josh kon herinneren toonden ze zich meelevend en behulpzaam. Even later was ik omringd met bewoners uit de buurt die allemaal schouderophalend hun hoofden schudden.
“Jullie zaten allemaal onder het stof,” zei een dikbuikige vijftiger. “Ik zou mijn eigen vrouw nauwelijks hebben herkend.”
Natuurlijk. De hoop dat iemand me hier kon helpen moest ik laten varen. De Italiaanse eigenaar van de pizzeria bood aan een paar van mijn flyers op te hangen. Hij geloofde er heilig in dat zijn zaak de ideale plek ervoor was.
“Ik verkoop de beste en lekkerste pizza van New York,” lachte hij in gebroken Engels. “Iedereen komt hierheen om mijn pizza te eten, dus ook Josh. Als hij komt zal hij de oproep lezen en je bellen. Don’t worry, you’ll find him. Or he'll find you.”
Hij gaf me gratis een punt van zijn ‘pizza speciale’ en wist een glimlach op mijn gezicht te toveren. Ik was blij dat er nog zulke positieve mensen waren.
Central Park, augustus 2002
De zon scheen. De lucht was strakblauw. Het beloofde een mooie zomerdag te worden.
Met een tevreden gevoel ging ik op het bankje in Central Park zitten en legde de bundel splinternieuwe boeken naast me neer. Zo had ik mijn handen vrij om van het ijsje te genieten dat ik net bij een straatverkoper had gekocht. Met de aangename sensatie van de zon op mijn huid keek ik naar het contrast van het groene hart van New York met de karakteristieke hoge gebouwen aan de overkant van de straat. Verderop speelde een aantal kinderen verstoppertje. Hun spel hinderde de fietsers en joggers die wilden passeren, maar ze speelden onverstoorbaar verder. Aan de andere kant maakte een groep Aziatische toeristen ijverig foto’s van het park en de omgeving. Tegenwoordig zag ik details die me voorheen nooit opvielen.
Likkend aan mijn ijsje bladerde ik in het bovenste boek van de stapel. Ik verheugde me erop binnenkort weer naar school te gaan. De financiële wereld trok me niet meer. Het was te zakelijk, te hard, te koud, te onpersoonlijk. Niets voor mij. Niet meer in ieder geval. Ik was namelijk niet meer de Amy die ik een jaar geleden was. Nadat de volle omvang van de gebeurtenissen van 9/11 tot me was doorgedrongen was ik mentaal ingestort. Hoewel ik er hard tegen had gevochten was ik toch naar het diepste punt van de beruchte put gezonken. Maar wie de bodem heeft bereikt kan daarna alleen nog maar bergopwaarts en op dit moment had ik het ergste achter de rug. Het leven lachte me weer toe.
Omdat ik de aanslag op het WTC onmogelijk kon vergeten of negeren – in New York stond het dagelijks leven nog onverminderd in het teken van de nasleep – kon ik weinig anders doen dan mijn lot accepteren. Ik was nu eenmaal in de Zuidtoren geweest en de beelden van die dag stonden voorgoed op mijn netvlies gebrand, maar het contact met een tiental lotgenoten had me in de afgelopen periode aanzienlijk geholpen. Niemand kon zo feilloos invoelen wat ik had meegemaakt dan de mensen die dezelfde verschrikkingen hadden doorstaan. Daarom had ik me nu ingeschreven voor een opleiding psychologie. Ik wilde mijn ervaringen aanwenden om andere mensen te helpen hun trauma’s te verwerken.
Mijn vingers plakten van het gesmolten ijs. Terwijl ik een zakdoekje uit mijn tas haalde om ze schoon te vegen dwaalden mijn gedachten af naar Josh. Tot mijn grote verdriet was ik er niet in geslaagd hem te vinden. Dat baarde me zorgen omdat ik verhalen hoorde van overlevenden die ziek waren geworden van alle giftige stoffen die ze hadden ingeademd. Er waren ook mensen die naderhand alsnog zelfmoord hadden gepleegd. Maar zelfs als hij ziek of niet meer in leven was wilde ik dat weten. Omdat het belangrijk voor me was weigerde ik mijn zoektocht op te geven, al waren mijn methodes inmiddels zo goed als uitgeput. Mijn hoop was nu gevestigd op de herdenking die over een paar weken zou plaatsvinden. Was het werkelijk al bijna een jaar geleden?
Op het moment dat ik aanstalten maakte om naar huis te gaan ging mijn telefoon over. Ik viste hem uit de zak van mijn spijkerbroek. Een onbekend nummer. Het was vast niet belangrijk. Ik aarzelde maar drukte uiteindelijk toch op de groene knop.
“Met Amy.”
“Amy!” klonk een opgewonden mannenstem. “Mijn hemel. Ben jij het echt?”
“Hoe bedoelt u? Met wie spreek ik?”
“Sorry, ik ben het… Josh.”
“Josh?” herhaalde ik totaal overrompeld.
Ik herkende nu zijn stem. In minder dan een seconde verdubbelde mijn hartslag. Ik opende mijn mond om iets te zeggen maar er kwam geen geluid uit. Maandenlang had ik bedacht wat ik tegen hem zou zeggen en nu het zover was kon ik geen zinnig woord bedenken.
“Herinner je me nog?” vroeg hij.
“Ja… Ja natuurlijk,” stotterde ik emotioneel. Hoe zou ik hem ooit kunnen vergeten?
“Lieve Amy, heb je tijd? Kunnen we elkaar even zien? Waar ben je?”
“Central Park West.” Ik keek om me heen. “Ter hoogte van het San Remo gebouw.”
“Blijf waar je bent. Ik ben over tien minuten bij je.”
Verbluft keek ik naar het schermpje op mijn telefoon. Eigenlijk had ik weinig tijd maar als ik deze kans niet met beide handen aangreep glipte Josh misschien weer door mijn vingers. Ik belde mijn moeder met de vraag of ze me een half uurtje langer kon vervangen. Toen ik haar de reden vertelde zei ze dat ik me niet hoefde te haasten.
Nagelbijtend ijsbeerde ik met mijn boeken onder mijn arm langs het park. Tien minuten verstreken. Geen Josh. Het wachten leek eindeloos te duren. Waar bleef hij? Was het misschien toch een grappenmaker die me had gebeld? Hing hier ergens een verborgen camera? Er stopte een taxi zonder passagiers bij het San Remo gebouw die bij gebrek aan parkeerplaats brutaal dubbel parkeerde. De chauffeur stapte uit. Ik sloeg er verder geen acht op. Tot ik mijn naam hoorde roepen.
De taxichauffeur zwaaide naar me terwijl hij plompverloren de drukke weg overstak en het verkeer dwong tot afremmen. De auto’s toeterden.
“Josh!”
Ik was zo blij als een klein kind. Mijn tas en boeken belandden op de grond zodat ik me in zijn gespreide armen kon werpen. Hij rook nog hetzelfde als toen. Ik zweefde op vleugels van geluk toen hij me kuste. Nee, geen vriendschappelijke zoen op mijn wang. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was stonden we meteen te tongzoenen. Mijn lichaam reageerde met een bekend verlangen. Ik was vergeten hoe groot zijn aantrekkingskracht was. Toen, maar ook nu weer. Als een magneet werd ik naar hem toe gezogen.
“Amy,” verzuchtte hij toen hij me van top tot teen bekeek. “Ik kan het bijna niet geloven. Wat heerlijk om je weer eens te zien. Je ziet er fantastisch uit.”
Ja, maar liefst vier fantastische kilo’s meer dan een jaar geleden. Mijn borsten knapten bijna uit mijn blouse.
“Hoe is het met je?”
“Steeds beter,” antwoordde ik naar waarheid.
We hoefden elkaar niks wijs te maken. Geen enkele overlevende had de draad van zijn leven na de aanslag weer probleemloos opgepakt. Het was ons niet in de koude kleren gaan zitten, al herpakte de één zich sneller dan de ander. Ik had aan één oogopslag genoeg om te zien dat Josh tot die laatste groep behoorde. Hij lachte wel maar zijn donker omrande ogen bleven ernstig. Hij was mager geworden. Terwijl ik mijn spullen bijeen raapte en we samen terugliepen naar het bankje, sloeg ik een arm om zijn middel. Door zijn T-shirt heen kon ik zijn ribben tellen.
“En jij?” vroeg ik.
Hij schudde zijn hoofd en keek weg. “Ik heb mijn beroep aan de wilgen moeten hangen, mijn relatie met Jenna is gesneuveld en ik kon mijn woning niet meer betalen. Ik ben weer terug bij af. Hoe het verder moet weet ik niet. Misschien wil ik niet eens meer verder.”
Josh was niet de eerste die ik dergelijke uitspraken had horen uiten, maar uit zijn mond raakte het me veel dieper. Ik zweeg. Het had geen zin te vervallen in clichés en hem te vertellen dat het wel goed zou komen. Het kwam niet altijd goed.
“Heb je hulp?”
Hij knikte. “Een psych en genoeg pillen om een olifant te drogeren, maar ik ben aan het afbouwen. Ik word liever krankzinnig dan een zombie.”
Mijn vingers, die hem geen seconde loslieten, verstrengelde ik tussen de zijne. “Ik heb naar je gezocht, Josh. Je wil niet weten wat ik allemaal heb geprobeerd om je te vinden.”
“Ik ook.” Zijn mooie blauwe ogen keken me aan. Zijn grip op mijn hand verstevigde. “Je voormalige baas… Hoe heet ie? Randell? Richard?”
“Ryan.”
“Ryan ja. Ik heb hem minstens twintig keer gebeld en gemaild maar hij wilde me niet helpen. Je werkte niet meer voor hem zei hij. Het enige wat hij hoefde te doen was jou een berichtje sturen met mijn telefoonnummer, maar dat weigerde hij.”
“Ryan is een klootzak.” Ik kon me nauwelijks voorstellen dat ik me jarenlang voor die kerel had uitgesloofd. “Maar hoe kom je dan nu opeens aan mijn nummer?”
Met een geheimzinnig lachje haalde hij een opgevouwen vel papier uit zijn broekzak. Het was vergeeld, deels gescheurd en de tekst was nog nauwelijks leesbaar, maar ik herkende het als één van mijn flyers ‘Amy zoekt Josh‘. Mijn mond viel open van verbazing. De gemeente had op de meeste plekken alle oproepen verwijderd toen de lange lijst overleden slachtoffers definitief werd. Sommige mensen bleven hardnekkig nieuwe verspreiden, maar ik niet.
“Een vriend van me zag dit hangen bij een pizzeria in Downtown Manhattan.”
“Je meent het!” riep ik uit. “Hing deze nog in die zaak? Na zoveel maanden?”
Ik was die vriendelijke pizzabakker helemaal vergeten. Ik moest beslist nog eens bij hem langs om hem te hartelijk bedanken. Maar niet vandaag. De tijd kende geen genade.
“Lieve Josh, ik zou nog uren met je willen praten maar ik moet nu echt naar huis. Er wacht iemand op me.”
Er gleed een glimp van teleurstelling over zijn gezicht. “Natuurlijk. Je hebt wel wat beters te doen dan je met mij bezig houden. Hoe heet hij?”
“Het is niet wat je denkt,” zei ik terwijl ik opstond en mijn spullen pakte. “Kunnen we binnenkort nog eens afspreken? Ik wil je niet nog eens uit het oog verliezen.”
Met een hoopvolle blik keek hij naar me. “Woon je nog steeds in Queens? Zal ik je thuisbrengen? Mijn taxi staat aan de overkant.”
Ik aarzelde. Het was een verleidelijk aanbod maar ik wilde hem niet meteen confronteren met mijn nieuwe situatie. Hoe moest ik dat uitleggen? Hoe kon ik hem voorbereiden? Dit kwam veel te onverwacht. Ik kon onmogelijk inschatten hoe hij zou reageren.
Maar ik kreeg geen tijd om te twijfelen. “Kom,” zei Josh met dezelfde vastberadenheid waarmee hij me 41 etages naar beneden had laten rennen.
Terwijl hij de yellow cab snel en handig door het drukke verkeer loodste begon Josh met monotone stem te vertellen. Omdat hij zijn aandacht bij het verkeer moest houden kon hij me niet aankijken. Waarschijnlijk praatte hij daarom makkelijker. Hij bevestigde mijn vermoeden dat hij elke seconde en elk detail van de aanslag bewust had geregistreerd, in tegenstelling tot de roes waarin ik had verkeerd. Hij was één van de weinigen die kort na de inslag van het vliegtuig al wist dat de toren zou instorten. Als architect ontwierp hij wolkenkrabbers. Hij had de constructies van soortgelijke gebouwen bestudeerd en geanalyseerd. Elke scheur, elk krakend geluid, elk gebroken raam had hem de stuipen op het lijf gejaagd. Feilloos had hij aangevoeld welk ander sluipend gevaar er school in de kerosinedampen en de stofwolken. Hij had de dingen gezien die aan mij voorbij waren gegaan; het bloed op de ramen van de benedenverdiepingen, de smurrie van menselijke resten waar we doorheen waren gelopen, de rode handschoen die geen handschoen was maar een hand.
“Het was heerlijk weer,” zei hij. “Niemand draagt handschoenen op zo’n dag.”
Ik legde mijn hand op zijn bovenbeen. Mijn eigen beelden doemden op in mijn gedachten en ik bedacht dat zijn nachtmerries vele malen erger moesten zijn dan die van mij. Het was niet vreemd dat hij de toekomst somber inzag en zijn beroep niet meer kon uitoefenen. Hij wilde geen gebouwen meer ontwerpen die mensen konden doden, vertelde hij, zelfs geen laagbouw. Daarom reed hij af en toe taxi om onder de mensen te komen, zijn gedachten af te leiden en het gevoel van realiteit vast te houden.
“Josh, waar woonde je toen eigenlijk? Ik heb heel Manhattan doorkruist maar ik kon je adres niet meer achterhalen.”
“Manhattan?” herhaalde hij verbaasd. “Ik woonde in Brooklyn. We zijn de Hudson overgestoken via de Manhattan Bridge. Weet je dat niet meer?”
Nee, dat wist ik niet meer. Ik kon me geen rivier herinneren terwijl de Hudson geen smal stroompje is en de Manhattan Bridge bepaald geen bruggetje dat je lopend in luttele minuten oversteekt.
Toen we stilstonden voor een stoplicht boog Josh zich naar me toe en kuste me nog een keer. Ik werd week van de tederheid waarmee hij dat deed.
“Jij bent waarschijnlijk de enige die me begrijpt, Amy. Denk je dat we vrienden kunnen worden?”
“Ja natuurlijk,” antwoordde ik, al wist ik dat pas zeker nadat ik Josh had verteld wat er op mijn lippen lag.
Zou ik het wel doen? Maar toen we voor het kleinschalige appartementencomplex stopten en ik mijn moeder voor het raam zag staan met een krijsende baby op de arm, hakte ik de knoop door. Ik moest het hem vertellen.
“Loop je even mee? Ik wil je aan iemand voorstellen.”
Als een haas rende ik de trappen op naar de tweede verdieping. Mijn moeder kwam me tegemoet en duwde mijn twee maanden oude zoontje in mijn armen. Zonder me om haar en Josh te bekommeren liep ik naar de woonkamer, knoopte mijn blouse los en ontblootte mijn linkerborst. De kleine Joey hapte gretig naar mijn tepel en begon gulzig te drinken. Voorzichtig nam ik op de bank plaats en probeerde me te ontspannen terwijl mijn hummeltje me aankeek met dezelfde blauwe ogen als zijn vader.
In de gang hoorde ik mijn moeder met Josh praten. Geëmotioneerd bedankte ze hem voor het redden van mijn leven. Hij reageerde bescheiden door te vertellen dat hij vooral zijn eigen hachje had willen redden, maar dat hij onmogelijk aan mij voorbij had kunnen lopen.
“Gelukkig kan Amy hard rennen, mevrouw.”
Even later liet mijn moeder ons alleen. Vermoedelijk voelde ze dat ze teveel was. Josh kwam een beetje beduusd tegenover me zitten.
“Geen wonder dat het je goed gaat,” zei hij. “Jullie zijn een mooi plaatje samen. Waarom heb je me niet meteen verteld dat je een baby hebt?”
Ik haalde nerveus mijn schouders op terwijl ik Joey aan mijn andere borst legde. “Er was zoveel te vertellen.”
Snapte hij het niet? Of wilde hij het niet snappen? Dit ging niet goed. Ik voelde het aan de gespannen sfeer die opeens tussen ons hing. Ik las het op zijn gezicht.
“Wie is de gelukkige papa?”
Zie je wel?
“Het was een onenightstand,” antwoordde ik. “Ik slikte de pil, maar de daarop volgende dagen vergat ik die te nemen. Pas na drie maanden realiseerde ik me dat mijn lichamelijke klachten wellicht een andere oorzaak hadden dan de stress na de aanslagen.”
Voor ik verder ging haalde ik diep adem. Ik zag de trekken op zijn gezicht verharden en zijn blik kil worden. Dit was niet het goede moment, maar misschien kwam er geen beter moment. Op hoop van zegen raapte ik al mijn moed bij elkaar.
“Ik heb het je veel eerder willen vertellen, Josh. Maar ik kende alleen je voornaam. Ik kon je nergens meer vinden. Het enige wat ik kon doen was onze zoon jouw naam geven, Josh Junior.”
“Onze zoon? Dus je probeert de verantwoordelijkheid in mijn schoenen schuiven?”
Joey jengelde omdat mijn tepel uit zijn mondje floepte. Misschien voelde hij mijn toenemende verontwaardiging. Ik deed een nieuwe poging om zijn maagje te vullen.
“Ik probeer helemaal niks. Zowel in de maanden vóór 9/11 als daarna heb ik met niemand anders seks gehad dan met jou. Jij bent zonder twijfel zijn vader. Joey lijkt sprekend op je.”
Josh stond op en nam een defensieve houding aan. Ik vreesde dat ik niet tot hem doordrong, dat ik hem niet kon overtuigen. Ik overviel hem. Hij was hier totaal niet op voorbereid.
“En dan? Stel dat het zo is… Wat wil je van me, Amy? Als je geld wil moet ik je helaas teleurstellen. Ik heb alleen maar schulden.”
Geld? Dat was wel het laatste wat me de afgelopen tijd had beziggehouden. Ik had jarenlang gewerkt voor een goed salaris maar had mezelf nooit iets gegund. Mijn bij elkaar gespaarde kapitaaltje had ik, naar voorbeeld van de portefeuilles van Ryan’s steenrijke cliënten, slim belegd op de beurs. Als ik zuinig leefde konden Joey en ik daar een paar jaar op teren.
“Op financieel gebied redden we ons wel. Ik vind het veel belangrijker dat hij zijn vader leert kennen, al kun je maar een half uurtje per week voor hem vrijmaken.”
“Vergeet het, Amy,” zei hij terwijl hij naar de deur liep en zijn hand op de klink legde. “Misschien had je een abortus moeten overwegen. Ik kan je niet helpen.”
Als kersverse moeder, stapelverliefd op het kleintje dat ik had gebaard, was dat een volstrekt foute uitspraak. Abortus? Wie dacht hij wel dat hij was? Ik moest op mijn tong bijten om de scheldkanonnade die op mijn lippen lag, in te slikken. Ik mocht hem dan een gore klootzak vinden, hij was nog steeds Joey’s vader.
“Josh!”
Met mijn kind in mijn armen rende ik achter hem aan. Ik haalde hem in bij de voordeur.
“Probeer het te begrijpen, Amy... Je... Ik... Ik ben niet geschikt als vader want ik ben momenteel zelf weer een kind. Ik woon bij mijn moeder die me elke dag moet vertellen wat ik moet doen, wanneer ik moet opstaan, dat ik me moet wassen, dat ik moet eten. Neem van me aan dat jullie veel beter af zijn zonder mij.”
Hij gaf me een snelle kus op mijn voorhoofd en trok de deur achter zich dicht. Ik bleef verslagen achter. Joey huilde en ik ook.
Toen mijn kereltje eindelijk sliep belde ik mijn ouders. Samen kwamen we tot de conclusie dat we Josh tijd moesten gunnen. Het was niet niks om van de ene op de andere dag te moeten horen dat je een kind had. Mijn moeder herinnerde me er fijntjes aan hoe verbouwereerd ik was toen de zwangerschapstest positief bleek te zijn. Dat nieuws had ook moeten bezinken voordat ik het kon accepteren. Ze had gelijk. Als ik psycholoog wilde worden kon ik maar beter beginnen met begrip tonen voor Josh. Ik besloot enkele weken af te wachten of hij zelf weer contact zou zoeken. Zo niet, zou ik hem bellen om zijn mening nog eens te peilen. Voor de zekerheid sloeg ik zijn telefoonnummer op in zoveel mogelijk bestanden.
Gelukkig werd mijn geduld niet lang op de proef gesteld. Drie dagen later stond Josh plotseling weer op de stoep met duizend excuses. Natuurlijk wilde hij zich niet volledig aan het vaderschap onttrekken. Een half uurtje per week was niet teveel gevraagd. Misschien mocht hij ook tweemaal per week komen? Ja, dat mocht. Er viel een steen van mijn hart toen hij zelfs enthousiast bleek te zijn. Een zoon. Een geschenk uit de hemel noemde hij Joey. Na de aanslagen had hij niet eens meer van een relatie durven dromen, laat staan een kinderwens.
Onze zoon was niet alleen een cadeautje, maar ook het beste medicijn voor zijn beide ouders. Zijn komst was voor mij de ultieme reden geweest om zo snel mogelijk af te rekenen met mijn angsten en trauma’s. Bij Josh zag ik hetzelfde gebeuren. De halfuurtjes groeiden uit tot uren en weldra kwam hij bijna dagelijks langs. Als hij een slechte dag had bleef hij thuis, maar geleidelijk werden dat er steeds minder. Ik zag hem langzaam opbloeien. Hij werd vrolijker en nam ook weer in gewicht toe.
Maar Josh en ik genoten niet alleen van het ouderschap, we gingen elkaar ook steeds leuker vinden. Op de volgende elfde september bleef Josh slapen. Die nacht herbeleefden we onze ervaringen van een jaar eerder, zowel emotioneel als seksueel. Toen de zon opkwam durfden we tegen elkaar uit te spreken dat we verliefd waren, en niet zo’n klein beetje ook. De aantrekkingskracht die we een jaar geleden al hadden gevoeld was waarschijnlijk niet enkel uitgelokt door alle gebeurtenissen. Er waren meer mensen in de Zuidtoren geweest die daar verdwaasd en passief rondliepen. Waarom had Josh uitgerekend mij eruit gepikt? Coup de foudre, antwoordde hij. Ik had hem getroffen als een bliksemschicht.
Het eerste wat zijn weg vond naar mijn badkamer waren zijn scheerspullen en tandenborstel. Vervolgens maakte ik een lade leeg voor zijn sokken en ondergoed en een paar planken in mijn kleerkast voor zijn kleding. Tenslotte moest in de woonkamer een dressoirtje wijken voor zijn tekentafel. Vanaf dat moment ging hij niet meer weg.
Vandaag, zondag 11 september 2016
Vandaag is het precies vijftien jaar na dato. De aanslagen op het WTC en het Pentagon waren de eerste die de hele westerse wereld op zijn grondvesten deed schudden. Helaas waren het niet de laatste. De strijd tegen terrorisme gaat daarom onverminderd door.
Vijf jaar na 9/11 vroeg Josh me ten huwelijk op hetzelfde bankje in Central Park waar we elkaar terugvonden. We hadden toen net ontdekt dat ik zwanger was van ons tweede kindje; dochter Tessa. Ik was afgestudeerd als psycholoog, gespecialiseerd in PTSS, en Josh begon bekendheid te krijgen als beeldend kunstenaar.
De wereld draait door. Gelukkig wel. De beelden van de aanslagen op de Twin Towers raken Josh en ik nooit meer kwijt, maar onze traumatische ervaringen spelen geen grote rol meer in ons dagelijks doen en laten. De wonden zijn geheeld. Wat overblijft zijn de littekens.
Voor ons heeft die rampdag ook een positieve lading gekregen omdat Josh en ik elkaar anders nooit hadden ontmoet. Onze zoon heeft er zelfs zijn bestaan aan te danken. Terugkijkend prijzen we onszelf gelukkig omdat we het kunnen navertellen. Bijna drieduizend mensen kunnen dat helaas niet meer.
Carpe diem!
© Fanny 11 september 2016
Je hebt al veel mooie verhalen geschreven Fanny, maar dit hoort tot de besten daarvan.