Ik mis nagenoeg geen begrafenis in mijn dorp. Niet uit enige vorm van empathie of uit een soort morbide fascinatie met de dood. Wel omdat ik gemerkt heb dat de aanwezigheid van de dood opwindt. Alsof mensen willen bevestigen dat zij nog wel leven. En omdat ik vrouwen in het zwart erg erotiserend vind.
Vandaag trof ik het. Al in de kerk was ze me opgevallen, met de zwarte hoed waarvan de rand naar beneden was getrokken zodat hij haar ogen aan het zicht onttrok. De voile die vlak boven het rode litteken van de mond stopte. De dijkorte rok, zwarte naadkousen en hoge hakken. Aan de manier waarop ze ging zitten en waarop ze zich bewoog bij het verlaten van de kerk zag ik dat ze zich sterk bewust was van haar verschijning. Ze wist hoe belangrijk stijl bij een begrafenis is.
In het zog van haar bedwelmend parfum – Maroussia van Slava Zaïtsev – volgde ik haar toen de rouwstoet zich naar het kerkhof begaf, de lijkkist voorop.
Terwijl men de kist aan treurende touwen liet zakken in het open gat van het graf, kwam ik naast haar staan.
‘U ken ik niet’, zei ik met onderdrukte stem, alsof zij het was die hier niet op haar plaats was. ‘Bent u familie of een kennis?’
‘Het laatste. Het is de broer van een vriendin. En u? Ik heb u nog nooit gezien.’
‘Ik ben geen familie.’
‘Vriend of kennis dan?’
‘Neen ook niet. Ik kom omdat ik vrouwen in het zwart onweerstaanbaar vind. Zoals u.’
Ik had al lang afgeleerd smoesjes te gebruiken. Mijn eerlijkheid onthutste haar, wat niet wegnam dat ze zichtbaar gevleid was met het compliment.
‘Probeert u me te verleiden?’ draaide ze het gezicht naar me toe.
‘Ja’.
‘Vindt u dat niet oneerbiedig?’
‘Vindt u het oneerbiedig te willen leven?” vroeg ik terwijl we de kluiten aarde op de kist hoorden ploffen. ‘En niets geeft me zoveel zin om te leven als de nabijheid van de dood. Ervaart u dat zo niet?’
‘Jawel maar…’
‘Mij geeft het verschrikkelijk zin in seks. Hebt u geen zin om te neuken om de angst voor de dood te vergeten, al is het slechts voor een paar uur?’
Tot mijn plezier merkte ik dat ze bloosde. Ik wist gelijk dat ik doel getroffen had.
‘Bent u altijd zo brutaal?’
‘Alleen met vrouwen die de moeite lonen.’
De plechtigheid was ten einde.
‘Rij jij opnieuw met ons mee Anna?’ vroeg een man.
Anna, zo heette ze dus.
‘Neen’, antwoordde ze zonder mij aan te kijken. “Ik heb al een lift.’
‘Oké’, klonk het.
Aan zijn blik zag ik dat hij zich afvroeg wie ik was en vanwaar ze mij kende.
Zwijgzaam wandelde ik met haar mee naar de uitgang van het kerkhof.
‘Een gentleman zou het portier open maken voor een dame’, zei ze toen ik in mijn wagen stapte.
‘Wie zegt dat ik je vraag om mee te rijden?’
Ik genoot van de gekrenkte trots in haar blik.
Ben je van gedachten veranderd?’ Haar stem klonk al even teleurgesteld als haar gezicht keek. ‘Vind je me plots de moeite niet meer waard?’
‘Zeker weet ik dat pas om middernacht’.
Toen reed ik weg. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik dat haar gezicht een groot vraagteken was.
***
Klokslag twaalf die nacht stond ik aan het graf van vanmiddag te wachten. Reeds dacht ik dat ik haar intelligentie onderschat had toen ik haar door de ingangsboog naar me toe zag wandelen. Alsof ze het zo had gepland tekende haar silhouet zich af in de perfecte cirkel van de volle maan, die laag aan de wolkeloze nachthemel stond. Toen ze naderbij was gekomen stelde ik tot mijn blijdschap vast dat ze nog steeds haar rouwkledij droeg. Ik besefte dat ik me niet in haar vergist had.
Eindelijk stond ze vlak voor me, het graf tussen ons in. Haar lichaam wierp een schaduw op het marmeren vlak van een zerk en leek in mijn verbeelding een ogenblik lang de vorm aan te nemen van het lijk dat er onder rustte. Die illusie maakt haar levende lichaam in mijn ogen des te begeerlijker.
‘Ik moet wel gek zijn om dit te doen’, zei ze.
‘Het is een zeer verstandige waanzin’, antwoordde ik terwijl ik haar met mijn ogen reeds uitkleedde voor zij het deed.
Onder mijn blikken zette ze haar hoed met voile af. Ze had katgroene ogen en rode haren, die ze in een knot had opgebonden en nu losmaakte en los schudde over de schouders. Mijn adem stokte van anticipatie toen ze haar armen naar achter bracht. Het geluid van de rits bezorgde me een erectie. Ze trok haar jurk over de schouders naar omlaag tot hij in een vormeloos hoopje op haar hooggehakte voeten lag. Eronder droeg ze niets, zag ik tot mijn ontsteltenis. Behalve dan naadkousen, rode jarretels en jarretelgordel, die mijn ogen naar de ongeschoren driehoek tussen haar dijen aanzogen en naar de belofte van de vage gleuf die zich daar aftekende.
Haar lichaam was het tegendeel van gierig. Ze had brede heupen en zware borsten. Het was een lichaam dat een verhaal te vertellen had. Een lichaam dat geen onbeschreven blad meer was. Een lichaam dat geleefd had. Een lichaam dat bemind en getreurd had. Een lichaam dat gebaard had, het lichaam van een rijpe vrouw.
Haar huidskleur was lijkbleek, als bereidde ze zich reeds voor op de dood, met tal van kleine sproetjes alsof er bloed tegen haar aan was gespat.
‘Kleed je uit’, zei ze.
Ik deed wat ze vroeg. Haar ogen namen het volledig plaatje in zich op voor ze zich focusten in mijn stijve geslacht, dat zich opgericht had tegen mijn buikwand en vol leven was.
‘Ik ben bang voor de dood,’ zei ze. ’Verschrikkelijk bang.’
‘Ik ook. Meer dan ik durf zeggen.’
‘Ga op die grafsteen liggen.’
Ik strekte me op mijn rug uit op het kille marmer. Ik huiverde alsof er iemand over mijn graf wandelde. Was het de koude die deze rilling door me heen joeg, de angst voor de dood of het verlangen? Schrijlings ging ze over me heen zitten, haar bovenbenen aan weerszijden van de warmte van mijn dijen, de blote knieën op de koude steen. Zij huiverde net als ik tevoren. Omwille van de koude, de angst voor de dood, of eveneens het verlangen?
Nog steeds huiverend tot in het kippenvel van haar tepelhoven liet ze zich over mijn geslacht zakken. Ditmaal was de siddering onmiskenbaar die van het lichamelijk genot. Haar kut was enorm strak. Mij leek het alsof haar borsten zich een tel eerder in beweging zetten dan haar bekken. Haar bovenlichaam onttrok de engelfiguur op het grafmonument achter haar net voldoende aan het zicht om mij de illusie te geven dat zij het was die vleugels had.
Met een luide kreun begon ze me te neuken, een kreun die de doden tot leven had kunnen wekken. Ik voelde de ogen van het lijk in de grafkuil onder me in mijn rug priemen, vol van afgunst dat ik deed wat hij in de eeuwigheid die hij voor zich had nooit meer zou kunnen. Luidkeels lachte ik mijn vreugde dat ik nog leefde terwijl hij dood was. Dat ik deze naakte vrouw boven op me voelde, terwijl hij enkel het koude gewicht van de aarde boven op de kist voelde.
Haar dansende borsten gaven aan dat ze de cadans wilden versnellen. Terwijl ze het tempo opdreef bracht ze een hand naar haar dijen en begon ze haar klit te prikkelen. Steeds ongeduldiger roffelden haar borsten tegen haar bovenlichaam. Steeds harder kletsen haar billen tegen mijn dijen en joeg haar kut zich tegen mijn pik. Steeds luider klonken haar kreten alsof ze de dood wilde verjagen.
Ze plaatste haar handen op mijn borstkas, de vingers gespreid, de knoppels gekromd, de vierkante laknagels in mijn huid en tegen mijn tepels. Ze boog voorover zodat haar borsten naar voren tuimelden, en ging me neuken door haar bekken achterwaarts tegen mijn pik in te stoten. Ik had haar bij de billen genomen, die ik uit elkaar trok, en streelde de uitstaande randen van haar kut met mijn vingers. Ik voelde mijn pik rakelings langs mijn vingertoppen schuren telkens ze over me schoof. Haar gezicht werd vervormd tot een masker van ondraagbaar lijden. Plots veerde haar bovenlichaam op. Ze gooide haar hoofd in haar nek en kwam klaar. Haar orgastische kreun klonk als een doodsreutel.
Diep vanuit mijn ballen spoot ik mij leeg in de slagader van haar kut.
Toen ze van me afkwam streelde een penseelstreepje wit zaad langs de binnenkant van haar dijen. Ze zette de hoed terug op en wandelde weg. Naakt. Het witte vlak van haar lichaam vervaagde langzaam tot het enige wit dat van de grafzerken en de maan was.
***
Op de volgende begrafenis die ik bijwoonde, zag ik haar tot mijn verbazing ook in de mis. Ze droeg nog steeds dezelfde hoed, maar een andere jurk, die nog een stuk hoger boven de knie eindigde en de besproete schouders bloot liet.
In het zog van haar roesverwekkend parfum – Loulou van Cacharel – volgde ik haar toen de rouwstoet de kerk verliet, de lijkkist voorop.
Terwijl men de kist aan treurende touwen liet zakken in het open gat van het graf, kwam ik naast haar staan.
‘Nog een kennis van je?’ vroeg ik.
Ze schonk me een geheimzinnige glimlach en wendde haar gezicht toen naar de knappe vijftiger naast haar.
‘U ken ik niet’, hoorde ik haar fluisterend zeggen. ‘Bent u familie of een kennis?’
‘Het laatste. Het is de zus van een vriend. En u? Ik heb u nog nooit gezien.’
‘Ik ben geen familie.’
‘Vriend of kennis dan?’
‘Al evenmin. Ik kom omdat ik bang ben voor de dood.’
‘Dan zou ik verwachten dat u begrafenissen angstvallig zou vermijden.’
‘Integendeel. Nergens elders tref je zoveel mensen die ook bang zijn voor de dood, en die net als ik de behoefte hebben om die angst te verdrijven.’
‘Hoe dan? Ik weet niet zeker of ik begrijp waar u naartoe wil.’
‘De aanwezigheid van de dood geeft mij een onweerstaanbaar verlangen om te neuken.’
Zij had het hardop gezegd.
Er viel een doodse stilte op het kerkhof.