One of these nights
(Eagles - 1975)
Vincent had één van de mooiste plekjes in het zonovergoten Limburgse heuvelland uitgezocht voor een picknick. Vanaf een met gras begroeide heuvel keken hij en Ruth uit op het dal van de Geul, een meanderend riviertje dat zich door het glooiende landschap kronkelde om een paar kilometer verder uit te monden in de Maas. Een kerktoren markeerde een pittoresk dorpje, omringd met akkerland, grasweiden en fruitbomen waarvan een enkele laatbloeier nog bloesem droeg. Nabij een vakwerkboerderij graasde een kudde zwart-wit gevlekte koeien. Wandelaars en fietsers bevolkten de daarvoor bestemde paden in het oogstrelende landschap. Vogels vlogen af en aan naar hun nesten en ergens blafte een hond.
Zittend op een geblokte plaid genoot het tweetal van de weldadige rust, het uitzicht en het aangenaam warme weer. Ruth plukte madeliefjes die ze handig en snel als een ketting aan elkaar reeg. De eerste hing ze om haar nek. Toen Vincent bedankte voor de eer vlocht ze de tweede bloemenkrans in haar haren. Daarmee zag ze eruit als een elfje uit een sprookjesboek. Onbetaalbaar.
Het lunchpakket dat Vincent bij een lokale lunchroom had besteld, was grotendeels verorberd. Ruth haalde de deksel van een schaaltje met aardbeien en strooide de inhoud van een zakje suiker er overheen.
“Jij ook?” vroeg ze.
Hij opende zijn mond toen ze een sappige rode vrucht onder zijn neus hield, maar liet haar de rest opeten. Hij wist dat ze verzot was op aardbeien. Het had iets met haar jeugd te maken. Ze proefde ze voor het eerst toen ze al volwassen was, had ze hem toevertrouwd.
Voorbijgangers zouden waarschijnlijk denken dat ze een stel waren. Zo voelde Vincent het ook, alsof hij Ruth al jaren kende. Maar onderhuids knaagde zijn verantwoordelijkheid. Sophie was er ook nog. De laatste tijd probeerden ze hun relatie te verbeteren om te voorkomen dat hun huwelijksbootje schipbreuk zou lijden. Dat proces verliep met de nodige ups en downs. Ze belden elkaar dagelijks en trachtten zoveel mogelijk tijd samen door te brengen door hun vrije dagen op elkaar af te stemmen, maar dat lukte hooguit eenmaal per week. Te weinig om doelgericht recht te trekken wat krom was. En hoewel Sophie het stug ontkende, bleef hij het gevoel houden dat ze iets voor hem verzweeg.
Natuurlijk had hij overwogen om naar het westen te verhuizen zodat ze weer samen konden wonen. Sophie voelde zich als een vis in het water in Haarlem. Vincent niet. In Maastricht had hij zijn familie, vrienden en zijn werk. Hij was hier geboren en getogen. Moest hij dat allemaal opgeven? Voor Sophie was het veel minder ingrijpend om terug te komen naar Limburg, maar die uitspraak was tegen het zere been. Sophie vond het niet meer van deze tijd dat zij, als vrouw, haar dromen zou moeten opgeven voor haar man.
Met tegenzin had Vincent haar gelijk gegeven, al vond hij haar dromen niet realistisch. Die laatste gedachte had hij echter niet hardop uitgesproken. Als compromis had hij voorgesteld om naar Brabant te verhuizen. Dan moesten ze weliswaar ver reizen naar hun werk, maar zouden ze in ieder geval in hetzelfde huis thuiskomen en in hetzelfde bed slapen. Zoals verwacht ontving Sophie zijn voorstel niet met gejuich, net zoals ze botsten over een eventuele gezinsuitbreiding. Zijn vrouw vreesde de gevolgen die een zwangerschap op haar mooie lichaam zou hebben. In een poging zijn kinderwens te realiseren had hij adoptie ter sprake gebracht. Daar wilde Sophie wel over nadenken, maar dan moest het wel een meisje met blonde haren zijn. Alsof ze in een winkel een barbiepop mocht uitzoeken, die ze dan naar haar eigen voorbeeld zou optutten. Vincent was er niet meer op ingegaan. Hij was best bereid water bij de wijn te doen, maar alleen als zij dat ook deed.
Ruth opende twee gekoelde blikjes bier en reikte hem er eentje aan. “Stoort het je als ik mijn prothesen af doe? Ze worden gloeiend heet in de zon.”
Ze voegde de daad bij het woord door haar broekspijpen op te rollen en haar kunstbenen vervolgens in de rolstoel te gooien die een ruime meter bij haar vandaan stond. Ze wreef met beide handen over haar pijnlijke stompen.
Vincent sloeg haar gade terwijl het bier aangenaam bruiste op zijn tong. Natuurlijk lag het niet alleen aan Sophie dat hun huwelijk in zwaar weer verkeerde. Hij wist donders goed dat hem ook het één en ander te verwijten viel. Deze mysterieuze vrouw was één van de redenen waarom hij liever niet aan verhuizen of een andere baan wilde denken. Want zelfs als ze elkaar lange tijd niet zagen reed hij af en toe stiekem langs haar huis of de school van Kate en Sharon, gewoon om te weten dat ze er nog waren.
“Wanneer ben je je benen verloren?” vroeg Vincent. “Of mag ik dat niet vragen?”
“Dat mag je, Sherlock,” plaagde ze. “De volgende vraag is of je daarop een antwoord krijgt.”
Hij lachte. “En? Krijg ik antwoord van je?”
“Een jaar of drie geleden.”
“O? Je bent zo handig met die rolstoel dat ik de indruk had dat het langer geleden was. Heb je een ongeluk gehad?”
Ruth liet een stilte vallen. Haar gedachten dwaalden af naar die rampzalige dag in september, ruim tweeënhalf jaar geleden. Bedachtzaam leegde ze haar bierblikje en veegde daarna met de rug van haar hand langs haar mond.
“Ik ben van een trap gevallen.”
Ze zag het ongeloof op Vincent’s gezicht terwijl hij wachtte tot ze haar verhaal zou afmaken.
“Ik kan het me niet meer herinneren,” verklaarde ze. “Waarschijnlijk heb ik de afstand tot de trap verkeerd ingeschat en stapte ik mis. Ik verloor het bewustzijn en kwam weer bij in een ziekenhuis met een hoofdwond, een zware hersenschudding en een verschoven ruggenwervel. Mijn benen mankeerden niks behalve een aantal oppervlakkige schrammen en schaafwonden.”
“Hoe…?” begon Vincent, maar ze onderbrak hem.
“Het was die dag razend druk bij de Eerste Hulp. In de buurt had een ongeval plaatsgevonden met een volle dubbeldekker. In de hectiek zijn mijn oppervlakkige wonden niet goed verzorgd en vermoedelijk werden er fouten gemaakt bij het ontsmetten van materialen. Ik werd geopereerd aan mijn rug en de volgende dag kreeg ik pijnlijke gezwollen voeten en koorts. De infectie breidde zich vervolgens uit naar mijn onderbenen. Antibiotica sloegen niet aan. Uiteindelijk bleek ik besmet te zijn met een vleesetende bacterie.”
“En de enige manier om dat te verhelpen was… amputatie… Godsamme, Ruth, wat een tragedie.”
In Maastricht zwierf een drugsverslaafde rond die een arm miste, ook het gevolg van een agressieve bacterie wist Vincent. Hij pakte Ruth’s hand en kneep er bemoedigend in.
“Ik kan het nog navertellen,” zei ze nuchter. “Waarschijnlijk heeft de volle wasmand mijn val deels gebroken.”
Ze zag Vincent zijn wenkbrauwen fronsen. Zojuist had ze immers gezegd dat ze zich niets herinnerde.
“Sharon was beneden in de hal en zag het gebeuren.”
“God allemachtig!”
“Vince, praat er alsjeblieft niet met mijn meiden over. Toen ik roerloos onderaan de trap bleef liggen dacht Sharon dat ik dood was.”
Vincent knikte woordeloos. Arme Sharon. Een kind zou zoiets nooit mogen meemaken. Niemand trouwens.
Ruth verzweeg dat Sharon een veel gruwelijker scenario beschreef wat zich die dag had afgespeeld. Het was des te schrijnender dat haar geheugen haar uitgerekend toen in de steek liet, want ze kon zich niet voorstellen dat haar dochter gelijk had. Toch moest ze het kind serieus nemen omdat niemand het tegendeel kon bewijzen.
“Ik mag hopen dat het ziekenhuis flink in de buidel heeft getast om je leed te verzachten.”
Ruth schudde haar hoofd. “Met eender welk bedrag krijg ik mijn benen niet terug. Bovendien had ik destijds andere kopzorgen met meer prioriteit. Voordat ik weer zelfstandig kon wonen moest ik revalideren, met een rolstoel leren omgaan, zonder hulp aan- en uitkleden, douchen en naar de wc, dat soort dingen. Intussen werd ik gedwongen tot een beslissing die ik nooit had willen nemen. En zo kom ik hier terecht.”
Vincent was nieuwsgierig naar die gedwongen beslissing maar hij voelde instinctief dat hij die uitleg niet zou krijgen.
“Waarom Maastricht?” vroeg hij.
“Wat denk je?”
“Omdat je moeder Nederlandse was en je de taal beheerst. De ligging vlakbij de Belgische en Duitse grens misschien? Nog iets?”
“Heel goed, Sherlock. Het vliegveld biedt een rechtstreekse verbinding met London. Als het nodig is ben ik relatief snel weer thuis. En Maastricht is een historische stad met veel oude gebouwen, een gezellig uitgaansleven en een rivier dwars door het centrum.”
“Net als Londen, maar niet zo groot. Maar wel groot genoeg om in de massa op te gaan.”
Ruth stak haar duim omhoog. “Bravo! Je mag door naar de finale.”
Toen de zon in kracht toenam maakte Ruth haar blouse los en liet hem van haar schouders glijden. Vincent schrok zichtbaar bij de aanblik van het grillige litteken dat haar linker bovenarm ontsierde. Ze besteedde er geen aandacht aan en ging languit op de plaid liggen met de zon op haar gezicht. Vincent volgde haar voorbeeld. Hij rolde op zijn zij, leunde op een elleboog met een hand onder zijn hoofd. Hij kon eindeloos naar haar kijken en telkens ontdekte hij nieuwe details; een oogopslag, een beweginkje van haar neusvleugels, een moedervlekje in haar hals, een weerbarstige lok haar of een toontje in haar stem als ze neuriede. Maar het waren vooral de welvingen van haar borsten die zijn aandacht trokken. Als hij toch eens de kans kreeg…
“Wat is er?” vroeg Ruth terwijl ze de zonnebril in haar haren schoof. “Heb ik iets van je aan?”
“Als dat zo is, mag ik het dan uittrekken?”
Ze lachte hardop. “Jullie mannen zijn ook allemaal hetzelfde.”
“En vrouwen niet? Ik heb je zojuist wel zien kijken naar die vent op de tractor.”
“Nou en? Kijken is niet verboden.”
“Jammer genoeg niet, want anders sloeg ik je in de boeien en nam ik je mee naar het bureau voor een urenlang verhoor.”
Allebei lachten ze.
Toen het stil werd en hun ogen kruisten was de sfeer ongedwongen. Vincent worstelde met een vraag die hem al geruime tijd bezig hield. Omdat Ruth in een mededeelzame bui was, was dit misschien een goed moment om hem te stellen. Hij raapte zijn moed bijeen en haalde diep adem.
“Laten we geen verstoppertje spelen, Ruth. Je weet donders goed dat ik warme gevoelens voor je koester. Hoewel je me op ruime afstand houdt, heb ik de laatste tijd de indruk dat je me beduidend aardiger vindt dan voorheen. Zeg eens eerlijk, wat voel jij voor mij?”
“Je kent me niet eens, Vince.”
“Dat is geen antwoord op mijn vraag… Ruth…? Wil je me alsjeblief aankijken?”
Maar ze ontweek zijn blik bewust omdat het antwoord waarschijnlijk in haar ogen te lezen was. Zenuwachtig friemelde ze aan het bandje van haar horloge. De waarheid wilde ze hem niet vertellen, maar liegen lukte niet. Tot overmaat van ramp voelde ze het bloed naar haar wangen stijgen. Haar lichaamstaal verried meer dan haar lief was. Ontkennen was zinloos.
Zijn glimlach verbreedde toen hij haar verlegen zag blozen. Geen spoor van de vrouw die soms het bloed onder zijn nagels vandaan haalde. Zoals ze nu was, vond hij haar vertederend lief. Hij vergat zijn goede voornemens om afstand te bewaren, kroop dichterbij en sloeg een arm om haar schouders. Gelaten liet ze het toe.
“Je mag er geen consequenties aan verbinden,” mompelde ze.
“Dat doe ik niet. Je hebt gelijk, ik tast in het duister over je verleden maar mijn vader vertrouwt je en dat zegt voor mij genoeg.”
Ruth staarde een tijdlang zwijgend in de verte. De schoonheid van het landschap ontging haar. Wel bemerkte ze de genegenheid die Vincent uitstraalde en de weeë prikkeling in haar buik die hij daarmee wekte. Het voelde goed. Te goed. Toen ze opkeek ontmoetten zijn ogen de hare. Ze verdronk erin. De onderlinge chemie was aanzienlijk sterker dan hun verstand. Allebei vergaten ze de argumenten waarom ze niet wilden of mochten toegeven aan hun verlangens. Ratio werd overgenomen door emotie. De omgeving leek op te lossen in het niets en de tijd vertraagde. Wat overbleef waren twee mensen die slechts aandacht voor elkaar hadden en niets liever wilden dan elkaar liefhebben.
Het was onontkoombaar. Gedreven door menselijk instinct bewogen hun gezichten als vanzelf naar elkaar toe. Hun monden vonden elkaar en lippen weken vaneen. Twee tongen likten, proefden en leidden tot een intense kus die de hunkering naar elkaar bezegelde. Handen tastten naar het lichaam van de ander. Ruth voelde een krachtige arm om haar middel. Zelf greep ze in Vincent’s haren terwijl ze haar andere arm automatisch om zijn nek sloeg. Op zijn beurt beroerden zijn vingers een vrouwenborst. Hoe lang ze elkaar zo onstuimig kusten wisten ze niet. Het konden luttele seconden zijn of vele minuten, maar de sensatie reikte tot in elke haarwortel.
Toen Vincent weer tot zijn positieven kwam voelde hij een vlakke hand op zijn borstbeen die hem weg probeerde te duwen. De kus werd verbroken, maar niet door hem.
“Stop,” hoorde hij Ruth smeken. “Vince, stop alsjeblieft.”
Onmiddellijk liet hij haar los. “Sorry,” prevelde hij schuldbewust. “Ik wilde niet…”
Ze onderbrak hem. “Jawel, je wilde dit wel. We wilden het allebei... Maar... Jij bent getrouwd en ik…”
“Eén woord slechts... Eén woord van jou en ik vertel Sophie dat ik wil scheiden.”
Vincent besefte dat hij het oprecht meende. Hij zou vandaag nog zijn woorden in daden omzetten als Ruth hem een sprankje hoop gaf. Zijn hart bonkte tegen zijn ribben en hij hijgde alsof hij net een marathon had gelopen. De smaak van haar mond kleefde aangenaam en zoet op zijn lippen. In zijn handpalm voelde hij nog de afdruk van haar borst en bijbehorende tepel. De verleiding, dacht hij. De verleiding werd elke dag groter.
Ruth keerde hem de rug toe en schoof een paar meter van hem vandaan. Vincent zag dat ze een zilverkleurige koker uit haar handtas opdiepte en een sigaret en aansteker tevoorschijn haalde. Uit haar bewegingen maakte hij op dat ze de sigaret opstak, diep inhaleerde en de rook even later krachtig uitblies.
“Ik wist niet dat je rookte.”
De gespannen sfeer werkte op zijn zenuwen. Hij voelde zich ongemakkelijk door de anticlimax van haar afwijzing, al had hij de voorgaande uren – en met name de afgelopen minuten - voor geen goud willen missen.
“Soms,” reageerde ze zonder zich om te draaien. "Als ik gestrest ben.”
“Sorry. Ik wilde je niet...”
Ruth drukte haar half opgerookte peuk uit tussen het gras en keek hem over haar schouder aan. Haar ogen waren vochtig, constateerde Vincent, maar haar mondhoeken krulden ietwat omhoog.
“Gaan we nu bekvechten over de schuldvraag? Of zullen we de verantwoordelijkheid eerlijk delen?”
Onelegant kroop ze weer naar hem toe. De lege uiteinden van haar broekspijpen sleepte ze als dweilen achter zich aan. Rusteloos positioneerde ze zich recht tegenover hem. Ze leek naar woorden te zoeken. Vincent wachtte rustig af, al had hij wel een vermoeden wat ze hem ging vertellen. De boodschap zou hetzelfde zijn als de vorige keren, maar waarschijnlijk zou ze hem ditmaal wat diplomatieker vragen haar met rust te laten. Hij zag hoe ze nerveus aan haar blouse frunnikte, met haar oogleden knipperde en even langs haar neus wreef. Wat was er zo spannend?
“Goed,” zei ze. “Ik wil eerlijk tegen je zijn, maar ik moet je kunnen vertrouwen. Geen woord. Tegen niemand.”
“Wat het ook is, het blijft tussen ons. Beloofd.”
“Ook als ik iets vertel wat je liever niet wilt horen, of iets wat indruist tegen je principes of de wet?”
Hij keek haar lang en doordringend aan. Wat kon ze misdaan hebben? Maar hij was te nieuwsgierig.
“Ja.”
Weer leek ze moed te verzamelen. Bij Vincent steeg de spanning ook. Ging ze eindelijk een stukje van het mysterie onthullen?
“Je hebt intussen wel begrepen dat mijn identiteit niet klopt en mijn verleden evenmin,” begon ze aarzelend. “Ik ben geen weduwe.”
Hij zweeg omdat hij haar niet wilde onderbreken, maar het vermoeden rees dat hij dit gesprek inderdaad niet leuk ging vinden. Betekende dit dat ze gebonden was? Was ze nog getrouwd?
“Mijn man leeft nog,” bevestigde ze. “Ex-man. Ik ben van hem gescheiden, maar niet vrijwillig. Hij was… is… mijn grote liefde. Ik mis hem verschrikkelijk. Er gaat geen uur voorbij...”
Vincent snapte er niks van. Onvrijwillig gescheiden? Wat moest hij zich daarbij voorstellen?
“Waarom ga je dan niet naar hem terug?”
“Onmogelijk. Niet voordat de kust weer veilig is. Maar vroeg of laat gaan we weer naar Londen en hoop ik de draad weer op te kunnen pakken… Nee, laat me even uitpraten… Ik weet wat je wil zeggen; de tijd staat niet stil, het leven gaat door en de kans dat hij me terug wilt wordt elke dag kleiner. Misschien heeft hij inmiddels een andere liefde gevonden. Maar we hebben samen twee dochters... en ik wil in ieder geval onze vriendschap herstellen.”
“Je houdt de deur voor hem op een kier,” vatte Vincent haar uitleg samen. “En daarom is die deur voor mij hermetisch gesloten.”
Ruth zei niets. Dat hoefde ook niet. Ze zag dat haar woorden hun uitwerking niet misten. Zijn gezicht vertrok in een pijnlijke grimas en zijn adamsappel bewoog moeizaam toen hij slikte. Ze haatte zichzelf erom, maar juist omdat hij haar zo dierbaar was wilde ze open zijn over haar toekomstplannen. Hoe langer ze hem in de waan liet dat haar hart beschikbaar was, hoe harder de waarheid hem zou treffen. De keuzes die hij zou maken in zijn relatie met Sophie mochten niet door haar worden beïnvloed. Ze wilde geen directe of indirecte aanleiding zijn voor een eventuele echtbreuk. Vincent mocht er niet van uitgaan dat hij met haar een toekomst had als zijn huwelijksbootje onverhoopt zou stranden.
Ja, ze was verliefd op hem. Onder andere omstandigheden zou ze Vincent graag een kans hebben gegund. Maar de weg terug naar haar geliefde vaderland moest open blijven, ook al betekende elke dag in Nederland dat zich meer hindernissen ophoopten die hereniging met haar liefste bemoeilijkten. En in het ergste geval zou dat nog jaren duren.
“Als Ruth McKean niet je echte naam is, hoe kom je dan aan een authentiek paspoort?”
“Wie genoeg geld heeft kan alles kopen,” bekende ze eerlijk. “Ik ben er niet trots op maar de omstandigheden boden geen alternatief.”
Op basis van zijn beroep kon hij beter niet verder vragen, maar hij was zo enorm nieuwsgierig. “Wat bedoel je met ‘als de kust veilig is’?” vroeg hij. “Werd je bedreigd? Eiste je man de kinderen op? Was hij verwikkeld in louche praktijken? Verschuil je je daarom hier onder een valse naam?”
Ruth glimlachte mat. “Het is een lang en complex verhaal.”
“Ik heb de hele dag tijd om te luisteren.”
“Ik niet. Kate en Sharon komen over een half uur uit school.”
Een blik op zijn horloge bewees dat ze gelijk had. Kut! Na het opruimen van de rommel waren ze tien minuten later op weg naar Maastricht. De aaneen gevlochten madeliefjes bleven als stille getuigen achter in het gras.
<> <> <>
Maastricht, begin augustus 1991; ruim twee maanden later
De nacht was zwoel. Vincent surveilleerde met zijn vriend en collega Pascal in de straten van Maastricht. Ze hadden rond middernacht een ronde lopend afgelegd in het centrum waar ze een aantal meldingen hadden afgehandeld. Een vechtpartij in een kroeg, een naakte junk die zich in het openbaar misdroeg, een aanrijding waarbij een bestuurder licht gewond raakte, twee klachten van burenoverlast, een fietsendief die ze op heterdaad betrapten, en een handvol verkeersboetes.
Inmiddels was het iets over vijven en reden ze op hun gemak door de stad. Ze controleerden de coffeeshops in de grensstreek, plekken waar hangjongeren met regelmaat de rust verstoorden, de inbraakgevoelige straten en verlaten bedrijventerreinen. Ze troffen er geen onregelmatigheden aan. Zelfs onruststokers en criminelen schenen de stad tijdelijk te hebben ingeruild voor zon, zee en strand.
Vincent vond zo'n relaxte nachtdienst een aangename afwisseling, vooral in de zomer wanneer het ’s nachts aangenaam koel was. Overdag, in de volle zon, was het dragen van het politie-uniform namelijk geen pretje. Omdat er de afgelopen uren weinig actie was geweest leek de tijd stil te staan en sloeg de vermoeidheid eerder dan gebruikelijk toe. Maar in het oosten werd geleidelijk een diep oranje gloed zichtbaar als voorbode van de opkomende zon. Het einde van hun dienst naderde.
Pascal, die op de bijrijdersstoel vocht tegen zijn vermoeidheid, schrok op toen de portofoon plotseling begon te kraken.
"Locatie stuw Borgharen," zei een collega van de meldkamer. "Een vroege wandelaar heeft gemeld dat zich een persoon bij de sluis bevindt die een verwarde indruk maakt.”
“Heb je nog meer informatie?”
“Ja, er staat een grijze Volkswagen Golf in de nabijheid geparkeerd.”
Ruth?
Beide mannen wisselden een veelbetekenende blik. Allebei kregen ze een visioen van een andere nacht. Vincent voelde de angst zijn keel dichtknijpen. Hij aarzelde niet en keerde de auto om vervolgens plankgas naar het noorden te rijden. De sirene en zwaailichten schakelde hij niet in. Er was bijna geen hond op straat en verwarde personen bracht hij beter niet bij voorbaat op de hoogte van zijn komst. Ze reageerden vaak onvoorspelbaar.
Het is vast iemand anders, dacht hij. Want Ruth was immers niet meer suïcidaal. Of wel? Had ze een terugval? Was er iets gebeurd? Hij besefte dat hij niets zeker wist. Sinds die ene gedenkwaardige dag in mei, toen hij met haar was gaan vliegen, had hij haar niet meer gesproken. Hij had zijn familie gevraagd om geen mededelingen meer te doen over haar of haar kinderen, en ook niet andersom. Het was tenslotte onmogelijk om zijn huwelijk nieuw leven in te blazen als hij telkens werd herinnerd aan de vrouw die hem in zijn dromen bleef achtervolgen. Haar in praktische zin ontwijken was niet zo moeilijk, maar hoe kon hij haar ooit uit zijn gedachten bannen?
De stuw! Hoe kwam iemand op dat onzalige idee? Hij vond de kolos van beton en staal een uitermate mistroostige plek. Zijn klamme handen omklemden het stuur zo stevig dat zijn knokkels wit werden. De adrenaline joeg door zijn aderen. Hij vloekte binnensmonds.
"Niet panikeren voor we zekerheid hebben," zei Pascal. "We weten niet of het haar auto is. Er staan wel tien grijze Golfjes op elke parkeerplaats."
Ze naderden de sluis met gedoofde koplampen en parkeerden op enige afstand. Geruisloos stapten beide mannen uit en constateerden aan de hand van het invaliden-embleem dat de betreffende auto inderdaad van Ruth was, maar zijzelf bevond zich niet in de directe omgeving van de auto. Het zweet brak Vincent uit. Met een blik van verstandhouding naar zijn collega liet hij zijn wapenuitrusting achter in de surveillancewagen. Als één van hen het water in moest, zou hij dat zijn. Ze hadden allebei een prima conditie, maar Vincent bezat meer uithoudingsvermogen.
Zijn ogen richtten zich geconcentreerd op de omgeving, voor zover dat mogelijk was in het bijna donker. Getraind om elk detail in zich op te nemen speurde hij systematisch de oevers af, het water, de dijken, het omliggende groen en natuurlijk de sluis zelf. Hij registreerde de steile oevers en aanlegsteigers, de obstakels en de donkere delen die in de vroege ochtendschemering nauwelijks waarneembaar waren. Mocht hij genoodzaakt zijn een duik te nemen kwam hij er zonder hulp niet uit, zeker niet met een levenloos of spartelend lichaam onder zijn arm. Goddank was er momenteel geen scheepvaart aanwezig die het overzicht blokkeerde of een eventuele reddingsactie bemoeilijkte.
Pascal tikte op zijn schouder en wees naar een schaduw, een tiental meters van de sluis verwijderd. Daar tekende zich nauwelijks zichtbaar het silhouet af van een eenzame gestalte. Ze zat ineengedoken op een smalle betonnen dam die de Maas scheidde van het Julianakanaal, met aan weerszijden water. Haar gezicht werd plotseling kort verlicht door een aansteker. Vincent probeerde zijn toenemende nervositeit te negeren. Kalm blijven, dacht hij. Gewoon op dezelfde manier handelen als wanneer het een onbekende vrouw betrof.
"Ik stel me verdekt op,” fluisterde Pascal. “Geef een teken als je me nodig hebt. Ik vraag brandweer en ambulance stand-by te zijn, just in case."
Vincent knikte. Hij moest Ruth behoedzaam benaderen om eerst haar gemoedstoestand te peilen. Vervolgens was het cruciaal dat hij voorkwam dat ze in het water belandde. Bij voorkeur zou hij haar, met of zonder dwang, zo snel mogelijk op veilige afstand van het water brengen. Onwillekeurig kneep hij zijn handen open en dicht terwijl hij zich mentaal voorbereidde op haar mogelijk felle verzet. Hij wreef zijn handpalmen droog en schopte zijn schoenen uit op het moment dat de eerste zonnestralen haar verlichtten. Waar was haar rolstoel eigenlijk?
Ze droeg een zwart mouwloos topje en een zwarte broek met afgeknipte pijpen. Aan haar stompen kleefde bloed. Haar handen lagen slap op haar bovenbenen. Tussen twee vingers van haar rechterhand klemde ze een smeulende sigaret. Het aangebroken pakje lag naast haar op het beton. Natte sporen op haar wangen wezen erop dat ze had gehuild. Omdat Vincent haar van links naderde viel hem nog iets op; een tatoeage op haar bovenarm, op de plek van het litteken. Een bloemmotief, maar hij schonk er verder geen aandacht aan. Zijn focus was op haar houding en bewegingen gericht.
Niets wees erop dat Ruth hem had gehoord of gezien, daarom kwam haar opmerking onverwacht. “Volgens mijn informatie had jij vandaag geen nachtdienst.”
Het verbaasde hem niet dat ze zijn rooster op de één of andere manier had gecontroleerd. Ze had hem óf willen ontzien, óf de confrontatie met hem willen vermijden.
“Klopt. Ik heb geruild met een collega omdat hij geen oppas had voor zijn zoontje. Zijn vrouw ligt in het ziekenhuis.”
Ze nam nog een trekje van haar sigaret en blies de rook vervolgens heel langzaam uit. Met trage bewegingen ging Vincent op ongeveer een armlengte afstand naast haar zitten. Het zwarte water onder zijn voeten had iets lugubers. Hij rilde.
“Je hebt je benen opengehaald. Ben je hierheen gekropen?”
Geen reactie, maar hij had haar bevestiging ook niet nodig. Vincent's mond was droog. Onzekerheid deed zijn maag samenkrimpen. Als dit maar goed ging! Hij ervoer wat het betekende om emotioneel betrokken te zijn. Twijfelend aan zijn professionaliteit in deze precaire situatie bedacht hij dat hij dit beter aan Pascal of iemand anders had kunnen overlaten. Maar dat besef kwam te laat. Hij moest nu handelen. Blijven praten, had hij geleerd. Praten en rustig blijven.
“Alles goed met Kate en Sharon?”
Ruth mikte de nog brandende peuk in het water. Haar stem klonk schor. “Ze zijn een paar dagen op zomerkamp. Kate wilde niets liever dan zeilen in Friesland en Sharon had haar zinnen gezet op een survival in de Ardennen. Ik heb mijn veto uitgesproken. Na twee weken ruziën zijn ze nu paardrijden in de buurt van Roermond.”
“Je mist ze.”
"Yep." Ze zuchtte. “Het is zo verrekte stil als mijn heksjes niet thuis zijn. Naar bed gaan en wakker worden in een leeg huis… In mijn eentje eten…”
Dat gevoel herkende Vincent maar al te goed.
“En ik mis jou,” bekende ze.
Zijn hart sloeg een slag over. “Dat gevoel is geheel wederzijds.”
Hij schoof een stukje dichter naar haar toe. Hoe graag had hij haar nu liefdevol omarmd, gekust en verteld dat alles goed zou komen. Dat hij er voor haar zou zijn. Dat hij er altijd voor haar wilde zijn. Maar hij was in functie. Pascal keek op een afstand toe en lichamelijk contact was uitsluitend toegestaan als de situatie dat vereiste.
Zonder haar uit het oog te verliezen haalde hij een schone zakdoek uit zijn zak. Zakdoeken behoorden tot zijn standaarduitrusting. Hij grossierde erin. Er gingen weinig werkdagen voorbij dat hij er geen nodig had. Ze droogden de tranen van verdwaalde kinderen, wanhopige vrouwen, verdrietige ouderen en soms ook grote sterke kerels met een klein hartje.
“Waarom?” vroeg hij terwijl ze zijn zakdoek aannam en verwoed over haar ogen en wangen wreef, waardoor de vlekken in haar gezicht nog roder werden. “Waarom doe je dit nu weer?”
Ze snoot haar neus. “Het is niet wat je denkt, Vince. Ik ga het water niet in. Maak je geen zorgen.”
“Wat is het dan wel?”
Haar vingers speelden met de vieze zakdoek. Met vochtige ogen keek ze naar hem op. “De muren kwamen op me af. Ik hield het thuis niet uit…”
Ruth was vandaag jarig. Vincent kon dat niet weten omdat ze volgens haar huidige paspoort een maand jonger was dan in realiteit. Voor het eerst in achtendertig jaar was er niemand die er aandacht aan besteedde. Geen knuffels, geen lief kaartje in de post, geen bloemen, niemand die ‘happy birthday’ voor haar zong. Niks. Niemand. Ze was niet graag alleen. Een paar uurtjes, als de kinderen naar school waren, waren niet zo erg. Ze had overdag afleiding en bezigheden genoeg. Maar nu Kate en Sharon op zomerkamp waren voelde ze zich miserabel. Heimwee sloeg op zulke momenten genadeloos toe. Heimwee naar haar liefste, haar broertje, haar vrienden, haar vaderland en alles wat enigszins Engels was.
Eenzaamheid was niet het einde van de wereld, dat wist ze wel. Er waren ergere dingen in het leven dan een vergeten verjaardag en de afwezigheid van haar meiden. Haar geboortedag was maar een datum, een dag als alle andere. Haar leeftijd slechts een cijfer. Maar exact twintig jaar geleden had ze op deze dag ook haar jawoord gegeven aan de man van haar dromen. Ze wist zeker dat hij vandaag ook aan haar zou denken. Kon ze hem maar heel even zien, zijn stem horen, door zijn wilde haren woelen… Hoewel… Misschien wilde hij helemaal niets meer met haar te maken hebben. Het was niet ondenkbaar dat hij haar haatte, verwenste en verafschuwde omdat ze niet eens de moeite had genomen iemand te vertellen dat ze wegging of waarom.
Opnieuw voelde ze de tranen opwellen. Hoe lang kon ze dit fictieve leven nog volhouden? Hoe lang nog voor ze mentaal zou breken en haar geheim niet langer kon verzwijgen? Hoe lang nog voor het onheil, waaraan ze maar nipt was ontsnapt, alsnog waarheid werd?
Vincent zuchtte. “Waarom zoek je dan toch weer zo'n macabere en gevaarlijke plek op? Je had ook iemand kunnen bellen. Mijn vader bijvoorbeeld of… ga ergens op een bankje in het park zitten. Waar dan ook, maar niet hier. Je jaagt me telkens de stuipen op het lijf.”
“Laat je me nu weer opsluiten?” vroeg ze met angst in haar stem.
Vincent voelde dat zijn spanning afnam. “Dat ligt aan jou. Ik stel voor dat je naar mijn ouders rijdt. Wij volgen je auto om uit te sluiten dat je alsnog een ander plan ten uitvoer brengt. In dat geval luidt ons rapport dat we een verwarde vrouw hebben aangetroffen en naar een veilige plek hebben begeleid. Einde verhaal. Maar we gaan eerst naar de Eerste Hulp om je benen te laten verzorgen.”
“Dat kan ik zelf ook. Het zijn maar schaafwonden.”
“Een vaccinatie tegen Tetanus lijkt me geen overbodige luxe. Ga je mee?”
Een pluspunt was dat Vincent haar naar de auto moest dragen. Zo kreeg hij toch geheel legaal de kans haar even stevig tegen zich aan te houden. Inwendig vocht hij tegen de impulsieve gedachte die hem overviel. Want als hij zou toegeven aan zijn instinct bracht hij haar nu naar huis en naar bed, waar hij haar urenlang zou willen bekijken, bewonderen, betasten, begeren en... beminnen! Zijn professionaliteit dwong hem echter om in zijn rol van politieman te blijven en niets van zijn stiekeme verlangens te laten blijken.
Een blik op de zonsopkomst, die op dat moment werkelijk spectaculair was, bood afleiding. Alsof de zon de hele omgeving in vuur en vlam had gezet. De hemel kleurde in vele tinten, van lichtgeel tot diep paars, terwijl de stuw en het landschap zich als zwarte schaduwen ertegen aftekenden.
<> <> <>
Vanaf de kleine patio achter haar woning werd het uitzicht deels belemmerd door de omliggende huizen en bomen. Daarom kon Ruth niet beoordelen of de zonsondergang net zo indrukwekkend was als de zonsopkomst van die ochtend. Het palet van diverse tinten blauw en rood aan een onbewolkte hemel was echter het bekijken waard. Zuchtend gooide ze de map met papieren op de tuintafel en legde haar pen en bril er bovenop. Haar armen, schouders en nek strekkend leerde dat ze te lang in dezelfde houding had gezeten. Ook merkte ze dat ze de afgelopen vierentwintig uur weinig slaap had gehad. Nou ja, niemand zou zich eraan storen als ze vanavond vroeg naar bed ging. Het was nu ongeveer negen uur. Nog even opruimen en dan…
Ze spitste haar oren. Vergiste ze zich of hoorde ze iets bij de voordeur? Ze wilde net naar binnen gaan toen iemand aan de tuindeur rammelde.
“Ruth?”
“Vince…?”
Ze deed de tuindeur van het slot. Zijn aanblik deed haar vermoeidheid als sneeuw voor de zon verdwijnen. Gekleed in een korte sportbroek, T-shirt, sokken en sportschoenen veegde hij het zweet van zijn voorhoofd.
“Ben je dat hele eind komen lopen?” vroeg ze.
“Sporten is geen straf en het is prettig om een doel te hebben. Ik kom alleen even kijken of je oké bent. Je bel doet het niet trouwens.”
“Dat weet ik. Ik wilde niet gestoord worden bij mijn ‘one woman party’.”
“O, dan ga ik maar weer,” grinnikte Vincent en beantwoordde haar knipoog.
Hij draaide zich om, maar niet met de bedoeling weg te gaan. Ruth’s lachende gezicht vertelde dat ze blij was met zijn komst en dat was precies waarop hij had gehoopt. Er was geen wiskundeknobbel voor nodig om te achterhalen dat Kate en Sharon niet eerder dan morgenmiddag weer thuis zouden komen. Ze was alleen. En hij ook. Geen van beiden wilde de nacht in een leeg huis doorbrengen. Erg lang had hij niet geaarzeld voor hij besloot de gok te wagen. Het was een unieke kans die zich niet snel zou herhalen. In het ergste geval stuurde ze hem weer weg. Maar in het gunstigste geval… De herinnering aan die ene kus bij het Geuldal liet hem niet los. Ze smaakte naar meer, maar hoe ver mocht hij gaan en hoe pakte hij dat überhaupt aan? Het was lang geleden dat hij voor het laatst een vrouw had versierd.
“Er staat een goede fles druivensap op het aanrecht. Als jij zo lief wil zijn om twee glazen te vullen…?”
Vincent was al onderweg. Eigenlijk was hij geen wijndrinker, daarom rook en proefde hij eerst aan de Sauvignon Blanc in de wijnkoeler. Omdat de smaak aangenaam tintelde op zijn smaakpapillen nam hij aan dat deze fles niet uit het schap van een supermarkt kwam. Een doosje van een naburige bakkerij trok zijn aandacht.
“Je hebt saucijzenbroodjes! Mag ik…?”
“Eet ze maar op,” was Ruth’s antwoord. “Ik heb mijn eigen eetlust overschat.”
“Zijn er wel mannen welkom op je one woman party?” vroeg hij met volle mond toen hij het dienblad op tafel zette en op de houten tuinbank plaatsnam.
Ze nipte genietend van haar wijn. “Alleen jij.”
“Ik voel me gevleid. Wat vieren we?”
“Ik ben vandaag precies zevenendertig jaar en elf maanden,” loog Ruth.
“Proficiat! Zal ik slingers en ballonnen voor je ophangen?”
Ze lachte hartelijk. “Dat mag je volgende maand doen.”
“Is dat een uitnodiging?” Hij nam een gretige hap van zijn broodje. “Dan neem ik een cadeautje voor je mee.”
“Niet nodig. Jij bent mijn cadeautje.”
Er speelde een raadselachtig glimlachje om haar mond. Of was het een spottend lachje? Plaagde ze hem? Had ze hem door? Natuurlijk had ze hem door. In de toenemende duisternis zag hij de schittering in haar ogen en het likken van haar lippen. De sfeer was anders dan anders. Apart. Zelfs ietwat uitdagend. Er knetterde iets tussen hen. Verlangen? Of was het niets meer of minder dan seks? Het sneller kloppen van zijn hart joeg meer bloed naar zijn kruis, maar vooralsnog liet Ruth niet blijken of ze meer wilde dan gezellig keuvelen bij een wijntje. En hij had nog niet genoeg moed verzameld om een volgende stap te zetten. Op dit moment lagen alle wegen nog open, ook de terugweg naar huis.
© Fanny, april 2020
Lees verder: Spoorloos 13 - When the lady smiles